ECLI:NL:GHSHE:2022:3047

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
200.310.798_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de terugplaatsing van kinderen bij ouders na uithuisplaatsing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de terugplaatsing van kinderen bij hun ouders na een periode van uithuisplaatsing. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A.J. Soffers, heeft hoger beroep ingesteld tegen de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling (GI) fungeert. De zaak is een vervolg op een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd tot 1 september 2022. Het hof heeft kennisgenomen van positieve ontwikkelingen in het hulpverleningstraject, waarbij de ouders afspraken hebben gemaakt over de zorg voor de kinderen en hun schoolkeuze. De GI heeft aangegeven dat het veilig is om de kinderen terug te plaatsen bij de ouders, en de ouders steunen deze beslissing. Het hof concludeert dat er geen noodzaak meer is voor voortzetting van de uithuisplaatsing en wijst het verzoek van de moeder tot verlenging van de machtiging af. De beslissing is op 1 september 2022 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 1 september 2022
Zaaknummer: 200.310.798/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/381668 / JE RK 22-676
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.A.J. Soffers,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
als vervolg op de beschikking van 25 mei 2022.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 2],
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 3],
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 4],
[minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] 2020 te ’[geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 5].
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. L.M. Bakker.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 25 mei 2022

Bij die beschikking heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 mei 2022 vernietigd en alsnog het inleidend verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder toegewezen voor de periode van 27 mei 2022 tot 1 september 2022. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 1 september 2022 pro forma.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep6.1. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- de brief met bijlagen van de GI van 4 augustus 2022;
- het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 18 augustus 2022;
- de e-mail van de advocaat van de vader van 25 augustus 2022.
6.2.
Partijen hebben afgezien van een verdere mondelinge behandeling.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Aan het hof ligt voor de beslissing op het verzoek van de moeder tot het alsnog toewijzen van het resterende verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 19 januari 2023.
7.2.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat er in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. In het hulpverleningstraject met de mediator hebben de ouders afspraken gemaakt over onder andere de verdeling van de zorg over de kinderen en naar welke school de kinderen gaan. Ook hebben zij veiligheidsafspraken gemaakt. Deze afspraken hebben zij opgenomen in een ouderschapsplan. De GI, [instantie] en de ouders hebben de inschatting gemaakt dat het veilig is dat de ouders weer voor de kinderen gaan zorgen en de GI is daarom voornemens om de kinderen per 1 september 2022 weer terug te plaatsen bij de ouders. De ouders staan achter een thuisplaatsing van de kinderen. De GI wil de thuisplaatsing middels een zorgvuldig uitgezet traject laten plaatsvinden, waarbij ambulante begeleiding en NIKA, een methode waarbij de verandering van het patroon tussen de ouder en het kind centraal staat, worden ingezet. Op deze wijze wil de GI ervoor zorgen dat de thuisplaatsing duurzaam zal zijn.
7.3.
Gelet op bovenstaande ontwikkelingen en de zorgvuldige wijze waarop de GI de kinderen wil terugplaatsen bij de ouders is het hof van oordeel dat er geen noodzaak meer is tot voortzetting van de uithuisplaatsing. Het hof zal het resterende verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling daarom afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst af het verzoek van de moeder tot het alsnog toewijzen van het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 1 september 2022 tot 19 januari 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.M.C. Dumoulin, en
A.J.F. Manders en is op 1 september 2022 in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. Vossestein in tegenwoordigheid van de griffier.