2.1.Het gaat – zakelijk weergegeven – om het volgende.
- Bij gewijzigde akte van splitsing van 11 november 1996 is het flatgebouw met ondergrond en tuinen gelegen aan de [adres 2] te [vestigingsplaats] gesplitst in 156 appartementsrechten, waarvan 72 appartementsrechten zijn bestemd als woning en 80 als parkeerplaats. In deze splitsingsakte staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“D.JAARLIJKSE EXPLOITATIEREKENING, BEGROTING EN TE STORTEN BIJDRAGEN.
Artikel 4.
1. Na afloop van elk boekjaar, dat gelijk is aan het kalenderjaar, wordt door het bestuur een exploitatierekening over dat boekjaar opgesteld en ter vaststelling aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd.
Deze exploitatierekening omvat enerzijds de baten en anderzijds de lasten over dat boekjaar, waaronder begrepen een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de te begroten onderhoudskosten die op meer jaren betrekking hebben, inbegrepen noodzakelijke vernieuwingen.
(…)
2. Op grond van de vastgestelde exploitatierekening worden de definitieve bijdragen van de eigenaars door het bestuur met inachtneming van de verhouding als is bepaald in artikel 2 derde lid vastgesteld, met dien verstande dat de definitieve bijdragen in de plaats treden van de in artikel 5 tweede lid bedoelde voorschotbijdragen en dat hetgeen als voorschotbijdragen is betaald in mindering wordt gebracht.
(…)
Artikel 5.
1. Van de gezamenlijke schulden en kosten -waaronder begrepen een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de te begroten kosten als bedoeld in artikel 4 eerste lid- wordt jaarlijks door het bestuur een begroting voor het aangevangen of het komende boekjaar ontworpen en aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd.
Deze vergadering stelt de begroting vast.
2. Bij het vaststellen van de begroting bepaalt de vergadering tevens het bedrag, dat bij wijze van voorschotbijdragen door de eigenaars verschuldigd is, alsmede het aandeel van iedere eigenaar daarin, vastgesteld met inachtneming van de verhouding als is bepaald in artikel 2 derde lid.
De eigenaars zijn verplicht met ingang van een door het bestuur te bepalen datum maandelijks één/twaalfde van het bedoelde aandeel aan de vereniging te voldoen.
Artikel 6.
1. Indien een eigenaar het ingevolge artikel 4 en/of artikel 5 door hem aan de vereniging verschuldigde bedrag niet binnen een maand, nadat het bedrag opeisbaar is geworden, aan de vereniging heeft voldaan, is hij zonder dat enige ingebrekestelling is vereist in verzuim en is hij over dat bedrag, van de datum van opeisbaarheid af, een rente verschuldigd, berekend op basis van de wettelijke rente ten tijde van de dag van opeisbaarheid verhoogd met twee punten, met een minimum van tien gulden (f. 10,--) of zoveel meer als de vergadering telken jare mocht vaststellen.
Het bestuur is bevoegd dit bedrag te matigen.
Artikel 29 is niet van toepassing.
2. Indien een eigenaar het bedrag van zijn definitieve bijdragen niet binnen zes maanden na verloop van de termijn als bedoeld in artikel 4 vierde lid heeft voldaan, wordt zijn schuld omgeslagen over de andere eigenaars in de onderlinge verhouding als is bepaald in artikel 2 derde lid, ongeacht de maatregelen die jegens de nalatige eigenaar kunnen worden genomen en onverminderd recht van verhaal van de andere eigenaars op eerstgenoemde.
3. Een eigenaar is verplicht alle door de vereniging gemaakte kosten, die van rechtskundige bijstand daaronder begrepen, voor het verhalen van het door die eigenaar aan de vereniging verschuldigde, zowel in als buiten rechte, aan de vereniging te vergoeden.
(…)
L.OPRICHTING EN VASTSTELLING VAN DE STATUTEN VAN DE VERENIGING VAN EIGENAARS.
I.ALGEMENE BEPALINGEN
(…)
II.VERGADERING VAN EIGENAARS.
(…)
Artikel 36.
Ieder der eigenaars is bevoegd, hetzij in persoon, hetzij bij een schriftelijk gevolmachtigde al dan niet lid van de vereniging, de vergadering bij te wonen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen, wat dit laatste betreft met inachtneming van het bepaalde in artikel 34 derde lid en artikel 35 eerste lid.
Artikel 37.
1. Alle besluiten waarvoor in dit reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven, worden genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.
2. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. (…)
3. Blanco stemmen zijn slechts van betekenis ter bepaling van het quorum.
(…)
III.BESTUUR VAN DE VERENIGING.
Artikel 41.
(…)
4. Het bestuur behoeft de machtiging van de vergadering voor het instellen van en berusten in rechtsvorderingen en het aangaan van dadingen, alsmede voor het verrichten van rechtshandelingen en het geven van kwijtingen een belang van een nader door de vergadering vast te stellen bedrag te boven gaande.
Het bestuur behoeft geen machtiging om in een geding verweer te voeren en voor het nemen van conservatoire maatregelen.”
- [appellant] is sinds 20 januari 1998 eigenaar van de appartementsrechten staande en gelegen aan de [adres 3] en [adres 4] te [vestigingsplaats] . Ook is [appellant] eigenaar en/of mede-eigenaar van enige appartementsrechten zonder huisnummer te [vestigingsplaats] , zijnde bergingen en/of parkeerplaatsen, als horend bij genoemde appartementen. [appellant] is van rechtswege lid van de VvE.
- De VvE heeft onweersproken gesteld dat [appellant] in het verleden al eerder betalingsachterstanden heeft laten ontstaan in de door hem verschuldigde voorschotbijdragen jegens de VvE, die hebben geleid tot vonnissen van
18 maart 2009 en 17 oktober 2012 waarin hij tot betaling van die achterstanden is veroordeeld.
- In mei 2018 is [appellant] opnieuw gedagvaard door de VvE wegens grote betalingsachterstanden. Op 27 juni 2018 is een verstekvonnis gewezen waarin [appellant] tot betaling is veroordeeld. De VvE heeft op 12 juli 2018 executoriaal beslag laten leggen op diverse onroerende zaken van [appellant] tot een bedrag van
€ 55.363,54.
- [appellant] is tijdig in verzet gekomen van voormeld verstekvonnis. Uit een proces-verbaal van comparitie van de rechtbank Limburg van 13 december 2018 (zaaknummer C/03/253754 / HA ZA 18-413) blijkt dat partijen een schikking hebben getroffen (hierna: de Schikking) die inhoudt dat [appellant] uiterlijk op
1 februari 2019 een bedrag van € 32.000,00 – uit hoofde van eigenaarslasten, kosten enzovoorts verschuldigd tot en met 31 december 2018 – aan de VvE moet voldoen, mits de VvE daarvoor goedkeuring verleent. De Schikking houdt verder in dat bij gebreke van tijdige betaling [appellant] in verzuim is zonder dat een ingebrekestelling is vereist en dat met ingang van 2 februari 2019 wettelijke rente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) is verschuldigd. Dit proces-verbaal is voor grosse afgegeven op 14 december 2018 en de daarin opgenomen Schikking is bekrachtigd tijdens de vergadering van de VvE van 31 januari 2019.
- [appellant] heeft de VvE medio januari 2019 laten weten dat hij de Schikking niet kan nakomen en hij heeft om een betalingsregeling gevraagd. De gemachtigde van de VvE heeft daarop bij brief van 15 februari 2019 aan [appellant] een betalingsregeling voorgesteld (hierna: de Betalingsregeling), die inhoudt dat [appellant] gedurende één jaar maandelijks, telkens op de 1e dag van de maand, aan de VvE € 500,00 zal betalen en daarnaast tijdig de lopende c.q. reguliere (voorschot)bijdragen vanaf
1 januari 2019. Bij tijdige voldoening van deze termijnen en bijdragen zal omstreeks 1 maart 2020 overleg plaatsvinden over betaling van het restant van de vordering. Bij niet of niet-tijdige voldoening komt de regeling te vervallen.
- [appellant] heeft voormelde Betalingsregeling niet voor akkoord getekend, maar hij heeft in 2019 negen keer een bedrag van € 500,00 betaald. In 2020 heeft hij tweemaal een bedrag van € 500,00 betaald en eenmaal € 300,00. Wegens verkoop van een onroerende zaak (garagebox) van [appellant] – de VvE ging aanvankelijk ervan uit dat dit het pand gelegen aan de [adres 1] in [plaats 1] betrof (zie hierover meer onder rov. 2.4.4.) – is aan de VvE (als beslaglegger) een bedrag van
€ 4.048,33 uitgekeerd door de notaris. In 2021 heeft [appellant] nog driemaal een bedrag van € 300,00 betaald en in maart 2022 nog eenmaal € 500,00. De resterende achterstand bedroeg tot en met 7 maart 2022 een bedrag van € 28.225,49. Uit andere beslagen op panden van [appellant] heeft de VvE ondanks verkoop en overdracht van die panden geen betalingen ontvangen. De reguliere voorschotten heeft [appellant] sinds 1 januari 2019 niet volledig betaald.
- Bij e-mail van 4 maart 2021 heeft de gemachtigde namens de VvE aan [appellant] meegedeeld dat de Betalingsregeling wegens niet nakoming is vervallen en dat het op dat moment openstaande bedrag van € 30.840,63 volledig wordt opgeëist. In de daaropvolgende correspondentie heeft de VvE een (door [appellant] gestelde) nieuwe betalingsregeling van € 300,00 per maand ontkend respectievelijk van de hand gewezen.
- Op de algemene ledenvergadering (ALV) van 23 september 2021, waar [appellant] niet aanwezig was, ook niet via een gemachtigde, is door de meerderheid van de leden (47 van de 76 stemmen (61,8%) waren vertegenwoordigd) unaniem besloten om de bestuurder van de VvE te machtigen de vervolgprocedure in te zetten om te komen tot een openbare verkoop van de appartementen gelegen aan de [adres 3] en [adres 4] te [vestigingsplaats] als gevolg van het niet voldoen aan zijn betalingsverplichtingen aan de VvE. In de notulen van deze vergadering staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“De bestuurder heeft voor de aanvang van de vergadering, een schrijven dat hij heeft ontvangen van de eigenaar van de betreffende appartementsrechten aan de leden uitgedeeld, zodat zij kennis hebben kunnen nemen van de inhoud c.q. het verweer van de betreffende eigenaar.
Vast staat dat er een gerechtelijk vonnis ligt dat de betreffende eigenaar aan de VvE een bedrag verschuldigd is aan de VvE ad. €.32.000,00 per 31-12-2019.
Ten aanzien van dit vonnis is met de betreffende eigenaar een betalingsregeling overeengekomen, die werd niet correct werd nagekomen.
Door de VvE is beslag gelegd op de onroerende zaken van de betreffende eigenaar.
Om vervolgstappen te kunnen zetten heeft de bestuurder, conform het Reglement van Splitsing, de machtiging van de ledenvergadering nodig, vandaar dat dit punt is geagendeerd.
De leden hebben kennis genomen van de inhoud van het schrijven Er volgt een uitvoerige discussie, waarbij de bestuurder wijst op de voor- en nadelen van het vervolgen van de procedure tot openbare verkoop van de appartementen.
Ook wijst de bestuurder op het aanbod van de eigenaar om € 18.000,00 ineens te betalen tegen finale kwijting
De leden vragen zich af waarom de eigenaar, indien hij het bedrag ineens kan betalen, niet gewoon een betalingsregeling van €.1000,00 per maand accepteert.
(…)
BESLUITENLIJST:
(…)
10. de vergadering besluit unaniem om de bestuurder te machtigen om de vervolgprocedure in te zetten om te komen tot een openbare verkoop van de appartementen gelegen aan de [adres 3] en [adres 4] te [vestigingsplaats] als gevolg van het niet voldoen aan de betalingsverplichting aan de VvE [VvE] te [vestigingsplaats] ;”
- Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Limburg op 20 oktober 2021, heeft [appellant] verzocht om het hiervoor vermelde, onder punt 10 van de besluitenlijst genoemde besluit van de VvE van 23 september 2021 nietig te verklaren althans te vernietigen. Ook is verzocht het gewraakte besluit, voor zover niet nietig maar vernietigbaar, te schorsen totdat op het onderhavige verzoek onherroepelijk is beslist.
- Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 12 april 2022 heeft de kantonrechter de verzoeken van [appellant] afgewezen. De kantonrechter heeft – kort weergegeven – geoordeeld dat van een nietig besluit ex artikel 2:14 BW geen sprake is, omdat het besluit van de ALV van 23 september 2021 rechtsgeldig en met een meerderheid van stemmen is genomen. De kantonrechter heeft daarnaast geoordeeld dat niet kan worden geoordeeld dat het VvE-besluit een besluit is dat een redelijk handelende ledenvergadering van een VvE bij afweging van de betrokken belangen niet had kunnen nemen. Verder geldt volgens de kantonrechter dat niet geoordeeld kan worden dat de VvE zonder redelijke grond in strijd met het bepaalde in artikel 2:15 lid 1 BW heeft gehandeld. Het besluit is door de kantonrechter daarom niet vernietigd op de door [appellant] aangevoerde grond dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn genomen.