Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Raad voor de Kinderbescherming,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep (in beide zaken)
- de moeder, bijgestaan door mr. Klaver;
- de vader, bijgestaan door mr. De Jongh;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 maart 2022 (voorlopige voorziening);
- het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 2 mei 2022.
3.De beoordeling (in beide zaken)
.
29 december 2020 is de moeder veroordeeld haar medewerking te verlenen aan een voorlopige zorg- en contactregeling, waarbij de vader en [minderjarige] contact met elkaar zullen hebben eenmaal per veertien dagen op zaterdag en zondag van 09:00 uur tot 16:30 uur (zonder overnachting) bij de vader thuis, steeds onder begeleiding van de ouders van de vader.
22 maart 2021 is de moeder veroordeeld tot nakoming van de in het vonnis van
29 december 2020 opgelegde zorg- en contactregeling, onder bepaling dat door haar een dwangsom zal worden verbeurd van € 250,- voor elke dag dat zij daaraan niet zal voldoen, met een maximum van € 250,-.
29 maart 2022. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 29 maart 2023.
4.De beslissing
24 maart 2022, gewezen onder zaaknummer C/02/392966 / FA RK 21-6016;