Uitspraak
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder van een minderjarige, geboren in 2012, tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzocht om een wijziging van de omgangsregeling met haar kind, die sinds 2019 bij pleegouders woont. De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder en het kind eenmaal per zes weken begeleide omgang hadden van anderhalf uur. De moeder was van mening dat deze regeling niet in het belang van het kind was en dat zij een betere band met haar kind kon opbouwen met een andere regeling, waaronder onbegeleide omgang. De GI en de pleegouders waren echter van mening dat de huidige regeling noodzakelijk was voor de emotionele stabiliteit van het kind, dat een belast verleden heeft en nog steeds veel spanning ervaart tijdens de omgang met de moeder. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van het kind voorop stond. Het hof oordeelde dat uitbreiding van de omgangsregeling niet in het belang van het kind zou zijn, gezien de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind en de noodzaak van traumabehandeling. De moeder werd geadviseerd om de huidige regeling te respecteren en te begrijpen dat meer ruimte voor het kind in de toekomst mogelijk zou zijn als de huidige situatie niet verder belast werd.