ECLI:NL:GHSHE:2022:3039

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
200.307.775_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging wijziging gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om de wijziging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], van de man en de vrouw. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in zijn beroepschrift verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 december 2021 te vernietigen, waarin het gezamenlijk gezag over de kinderen was beëindigd en het gezag aan de vrouw alleen was toegewezen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep of dit ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juli 2022 is gebleken dat de man en de vrouw al jaren niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over de kinderen. De man heeft de kinderen erkend, maar de vrouw oefent van rechtswege alleen het gezag uit over een derde kind. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van de kinderen was, gezien de verstoorde communicatie en de onveilige situatie die was ontstaan door incidenten tussen de man en de partner van de vrouw.

Het hof heeft, na het horen van de partijen en de Raad voor de Kinderbescherming, geconcludeerd dat er geen basis is voor het gezamenlijk gezag. De man heeft niet aangetoond dat hij bereid is om hulp te accepteren en zijn gedrag te verbeteren. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de vrouw is toegewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 1 september 2022
Zaaknummer: 200.307.775/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/373424 / FA RK 21-3552
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.M.E. van Dijsseldonk,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw
,
advocaat: mr. S.M.P.T. Ruijs-Kreté.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats], en
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 maart 2022, heeft de man het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen c.q. aan te vullen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vrouw in eerste aanleg tot wijziging van het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar gezag door de vrouw alleen af te wijzen. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 mei 2022, heeft de vrouw verzocht de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dat beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juli 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Van Dijsseldonk;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Ruijs-Kreté;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 15 november 2021;
- een brief met bijlagen (de geboorteaktes en het brp-uittreksel die deel uitmaken van het procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van de man d.d. 17 maart 2022;
- een brief van de raad d.d. 24 maart 2022.

3.De beoordeling

3.1.
De man en de vrouw hebben tot medio 2016 een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats],
hierna samen te noemen: de kinderen. De kinderen wonen bij de vrouw.
3.2.
De man heeft de kinderen erkend. De man en de vrouw hebben tot de datum van de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitgeoefend.
De vrouw oefent van rechtswege alleen het gezag over [minderjarige 3] uit.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 13 december 2021 heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de man en de vrouw over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beëindigd en bepaald dat het gezag over deze kinderen voortaan alleen aan de vrouw toekomt.
3.4.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De man voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
De man wil en kan er voor de kinderen zijn en hij wil met de vrouw goede afspraken over de kinderen kunnen maken op het vlak van omgang en gezag. Dat dit eerder niet goed is gegaan, komt door een samenspel van alle betrokkenen en ligt niet alleen aan hem. De kinderen hebben nu een verkeerd beeld van hem, zo leest de man in de stukken van de hulpverlening, wat niet goed voor hen is.
Partijen en de kinderen hebben hulpverlening nodig, maar zij hebben nog niet de juiste hulpverlening gehad. Door de hulpverlening die partijen in het verleden hebben gehad voelde de man zich niet altijd begrepen. Er is onvoldoende rekening gehouden met zijn achtergrond en persoonlijkheid. Met de juiste hulpverlening acht de man behoud van het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mogelijk en hoopt hij op termijn tot een structurele contactregeling met de kinderen te kunnen komen. Behoud van het gezag door de man is ook belangrijk voor zijn contact met de kinderen en het beeld dat de kinderen van hem hebben, omdat de kinderen dan weten dat de man nog steeds beslissingen over hen mag nemen.
De man heeft eerder vanuit onwetendheid en een gevoel van onmacht juridische procedures betreffende gezagskwesties verkeerd aangepakt. Hij wil graag de kans krijgen om het goed te doen in zijn communicatie met de vrouw en zijn contact met de kinderen en staat volledig open voor hulpverlening. Er is binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in de situatie te verwachten. Daar komt bij dat als nu zijn gezag wordt beëindigd, de man vreest dat hij het contact met de kinderen helemaal kwijt raakt en op de achtergrond verdwijnt. Dit is niet in het belang van de man en de kinderen.
Aan de wettelijke criteria voor beëindiging van het gezamenlijke gezag wordt daarom niet voldaan. Het advies van de raad tot een raadsonderzoek moet alsnog worden gevolgd.
3.6.
De vrouw voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
Partijen zijn niet meer in staat om gezamenlijk het gezag uit te oefenen. De vrouw ervaart al jaren dat geen communicatie of overleg met de man mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn dat de man niet heeft gereageerd op haar verzoeken om met hulpverlening tot een ouderschapsplan te komen en dat de man geen toestemming heeft verleend voor de aanvragen van een paspoort voor [minderjarige 2] en een identiteitskaart voor [minderjarige 1] en voor een reis van de vrouw met de kinderen naar Italië. De vrouw heeft drie procedures tot verkrijging van vervangende toestemming moeten voeren.
De vrouw probeert de kinderen uit de strijd tussen partijen te houden, maar zij slaagt hier niet in door toedoen van de man. De man is verwijtend en beledigend naar de vrouw en zoekt de confrontatie met haar op in het bijzijn van de kinderen. De kinderen zijn ook getuigen geweest van het incident dat tussen de man en de partner van de vrouw op 8 januari 2021 heeft plaatsgevonden. De man miskent de ernst van de situatie. Zolang hij zijn aandeel niet ziet en de schuld bij een ander blijft leggen, verandert er in zijn gedrag en bejegening richting de vrouw niets en blijft het onmogelijk om samen tot afspraken over de kinderen te komen. De eerder betrokken hulpverlening, waaronder Veilig Thuis en het Centrum voor Maatschappelijke Deelname (CMD), was passend. Zij hebben de man geadviseerd hulp te zoeken, bijvoorbeeld van een psycholoog. De man stelt dat hij openstaat voor hulpverlening, maar hij laat dat niet zien. Eerst moet de man zelf met hulpverlening starten, voordat een gezamenlijk hulpverleningstraject kan worden opgestart.
De man is al lang niet meer betrokken bij het leven van de kinderen. Hierdoor is hij ook niet in staat om mede gezag beslissingen te nemen.
Het gezag staat los van het recht op omgang. Het is de vrouw nooit gelukt om met de man tot een structurele omgangsregeling voor de kinderen te komen, ondanks dat zij dat wel veel heeft geprobeerd. Zij laat het initiatief nu aan de man. Door CMD is bij e-mail van 23 augustus 2021 aan partijen uitleg gegeven over het omgangshuis. De man heeft daarop echter niet gereageerd.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende geadviseerd.
De raad ziet op dit moment geen basis bij partijen voor het nemen van gezamenlijke beslissingen over de kinderen. Partijen hebben totaal verschillende belevingen van gebeurtenissen tussen hen en dat speelt al jaren. De vrouw merkt op dat zij er behoefte aan heeft dat de man naar zijn eigen aandeel kan kijken, terwijl de man van mening is dat anderen naast hemzelf net zo veel aandeel in de gebeurtenissen hebben. Als partijen hiermee iets willen, zullen zij naar hun eigen aandeel moeten kunnen kijken. De man laat weinig zelfreflectie zien.
De inzet van hulpverlening om het gezamenlijk gezag tussen partijen te laten werken, ziet de raad nu niet als mogelijkheid gelet op hetgeen al zo lang speelt tussen partijen. Als er hulpverlening wordt ingezet, is het beter om dat in te zetten voor het tot stand brengen van omgang tussen de man en de kinderen. De betrokken hulpverlening heeft omgangbegeleiding geadviseerd, maar dit is (nog) niet op gang gekomen. Als er (begeleide) omgang komt en het contact tussen partijen in gunstiger vaarwater komt, dan zou de inzet van hulpverlening voor de samenwerking tussen partijen meerwaarde kunnen hebben.
In een onderzoek door de raad naar het gezag ziet de raad thans geen meerwaarde.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een raadsonderzoek te gelasten.
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.3.
Op grond van de processtukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof het volgende gebleken.
De verstandhouding en communicatie tussen partijen is langdurig en ernstig verstoord. Partijen zijn al meerdere jaren niet in staat met elkaar te overleggen over de kinderen en afspraken over hen te maken in het kader van het gezag en de zorgregeling. Dit blijkt onder andere uit het feit dat er nimmer een ouderschapsplan en een structurele zorgregeling tot stand is gekomen. In juni 2018 is voor het laatst sprake geweest van contact tussen de man en de kinderen in het kader van de zorgregeling. Hierna hebben enkel incidentele, onverwachte bezoekmomenten door de man aan de kinderen bij hun woning en op school plaatsgevonden, waarbij zich herhaaldelijk in het bijzijn van de kinderen escalaties, vooral gerelateerd aan de ex-partnerproblematiek, hebben voorgedaan. Naar aanleiding van een incident dat tussen de man en de partner van de vrouw in januari 2021 heeft plaatsgevonden (de man heeft de partner van de vrouw achtervolgd en klemgereden, terwijl de kinderen bij die partner in de auto zaten) zijn Veilig Thuis en CMD betrokken geraakt. Aan partijen is in augustus 2021 de mogelijkheid geboden om een omgangshuis in te schakelen voor het contactherstel tussen de man en de kinderen, maar de man heeft daarop niet gereageerd.
De man handelt, gelet op het voorgaande, niet in het belang van de kinderen en door het langdurig ontbreken van contact met hen weet de man niet wat rondom de kinderen speelt en wat zij nodig hebben. Dit blijkt ook uit de omstandigheid dat de man in de periode van 2017 tot en met 2021 driemaal geen toestemming heeft verleend in het kader van het gezag. De man erkent dat hij zijn gezag onjuist heeft ingezet, omdat hij geen contact met de kinderen heeft. Vanwege het ontbreken van de toestemming van de man, heeft de vrouw via gerechtelijke procedures vervangende toestemming moeten vragen.
3.8.4.
In deze omstandigheden ziet het hof, evenals de rechtbank en de raad, geen basis bij partijen voor het nemen van gezamenlijke beslissingen. De man stelt dat hij bereid is om hulp te accepteren om tot een verbetering van de situatie te komen, maar hij heeft dit niet geconcretiseerd. De persoonlijke hulpverlening, die door Veilig Thuis en CMD in 2021 aan de man is geadviseerd, heeft hij (ook) niet opgepakt.
3.9.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat wijziging van het gezamenlijk gezag naar gezag door de vrouw alleen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is. Het hof zal de beschikking waarvan beroep daarom bekrachtigen.
Deze beslissing staat los van het recht op omgang van de man en de kinderen. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij nog steeds open staat voor omgang tussen de man en de kinderen onder begeleiding van het omgangshuis. De man heeft te kennen gegeven dat hij het omgangshuis zal inschakelen.
3.10.
Het hof zal gezien de familierechtelijke aard van de procedure de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 december 2021;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, H. van Winkel en K.A. Boshouwers en is op 1 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.