In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep tegen een tussenvonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak is aanhangig gemaakt door [appellante], vertegenwoordigd door mr. A.J. van der Knijff, tegen de geïntimeerden, waaronder [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en Inbev Nederland B.V., met advocaten mr. M. van Loo en mr. M.P. Wolf. De procedure is een vervolg op een eerder tussenarrest van 8 februari 2022, waarin het hof beslissingen heeft genomen over de rechtsverhouding tussen de partijen en de vraag hoe de schuld en kosten in hun onderlinge verhouding dienen te worden verdeeld. Het hof heeft in dit arrest de gelegenheid geboden aan [geïntimeerde 2] om te reageren op de gesignaleerde problematiek en heeft [appellante] de mogelijkheid gegeven om hierop te reageren. De zaak is verwezen naar de rol voor een antwoordmemorie van [appellante]. Het hof heeft elke verdere beoordeling en beslissing aangehouden, waarbij het belang van de onderlinge verhouding tussen de partijen centraal staat.