ECLI:NL:GHSHE:2022:3019

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.305.880_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 234 Rv. De zaak betreft een hoger beroep van Privilege B.V. tegen PauwR B.V. over een veroordeling tot betaling van een geldsom. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder geoordeeld dat Privilege toerekenbaar tekort was geschoten in de overeenkomst van opdracht en was veroordeeld tot betaling van € 30.956,02 aan PauwR, zonder dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. PauwR heeft in het incident verzocht om het vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat zij belang heeft bij een snelle uitvoering van de veroordeling. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van PauwR om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, in beginsel gegeven is bij een veroordeling tot betaling van een geldsom. Het verweer van Privilege dat zij goede redenen heeft om hoger beroep in te stellen, werd door het hof niet gehonoreerd, omdat de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing moet blijven in dit incident. Het hof heeft de vordering van PauwR toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.305.880/01
arrest van 30 augustus 2022
gewezen in het incident ex artikel 234 Rv in de zaak van
Privilege B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. A.J.W. van Elk te Amsterdam,
tegen
PauwR B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. J. van Boekel te Tilburg,
op het bij exploot van dagvaarding van 13 januari 2022 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 31 maart 2021, 14 april 2021 en 17 november 2021, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen appellante – Privilege – als gedaagde en geïntimeerde – PauwR – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/38046/ HA ZA 20-780)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met productie;
  • het exploot van anticipatie van 21 januari 2022;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord tevens houdende incidentele vordering;
  • de memorie van antwoord in het incident.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
In het bestreden eindvonnis is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat Privilege toerekenbaar tekort is geschoten in de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht door ondanks aanmaning de facturen van PauwR onbetaald te laten. Privilege is veroordeeld tot betaling van € 30.956,02 aan PauwR, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Blijkens de inleidende dagvaarding had PauwR niet gevorderd het te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
In het onderhavige incident vordert PauwR het bestreden eindvonnis op de voet van artikel 234 Rv alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. PauwR heeft daartoe aangevoerd dat zij er recht en belang bij heeft om het in het haar voordeel uitgesproken vonnis reeds nu ten uitvoer te kunnen leggen, omdat zij anders (mogelijk) nog lange tijd zal moeten wachten totdat er een arrest is dat kan worden geëxecuteerd en zij betaling kan verkrijgen.
Privilege heeft verweer gevoerd tegen de vordering in het incident. Daarop zal in het hiernavolgende worden ingegaan.
3.3.
Bij de beoordeling van een incidentele vordering tot uitvoerbaar bij voorraadverklaring (artikel 234 Rv) heeft op grond van HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 het volgende te gelden.
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
3.4.
PauwR heeft in eerste aanleg kennelijk verzuimd te vorderen het te wijzen vonnis uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank heeft daaromtrent ook geen overwegingen gewijd. Gesteld noch gebleken is dat het vonnis berust op een feitelijke of juridische misslag.
Bij de beoordeling van de vordering in het incident komt het dan ook aan op een 'gewone' belangenafweging conform de punten a en b van de hiervoor gegeven maatstaf.
3.5.
Het verweer van Privilege dat zij goede redenen heeft om hoger beroep in te stellen tegen het bestreden vonnis en dat zij overtuigd is van haar gelijk in de hoofdzaak, kan niet slagen. In het kader van dit incident moet immers worden uitgegaan van de beslissingen in het bestreden vonnis en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en moet de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing blijven.
3.6.
Volgens Privilege moet het hiervoor onder a weergeven uitgangspunt dat een uitgesproken veroordeling hangende een hogere voorziening uitvoerbaar dient te zijn, zo worden begrepen dat dit alleen opgaat indien die veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Is dat niet het geval, zoals in de onderhavige zaak, dan heeft als uitgangspunt te gelden dat het instellen van hoger beroep de tenuitvoerlegging van het vonnis schorst en dat de eisende partij het hoger beroep dient af te wachten. Gelet op dit uitgangspunt zijn de redenen van PauwR om tot uitvoerbaar bij voorraadverklaring over te gaan onvoldoende, aldus Privilege.
3.7.
Op grond van de hiervoor onder 3.3 aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad dient een belangenafweging plaats te vinden. Het belang van de eisende partij in het incident bij het alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis is in beginsel gegeven indien het gaat, zoals in de onderhavige zaak, om een veroordeling tot betaling van een geldsom (ECLI:NL:HR:2015:688, rov. 3.3.1).
3.8.
De enkele stelling van Privilege dat PauwR een kapitaalkrachtige onderneming is die gemakkelijk het hoger beroep kan afwachten alvorens tot tenuitvoerlegging over te gaan (indien PauwR ook in hoger beroep gelijk krijgt) legt onvoldoende gewicht in de schaal. Het belang van PauwR is bovendien niet 'minimaal', zoals Privilege betoogt, maar dat belang is gegeven. Voorts neemt het hof in aanmerking dat Privilege zelf stelt dat zij een kapitaalkrachtige onderneming is die PauwR zonder problemen kan betalen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden dient het belang van PauwR om het bestreden eindvonnis reeds nu ten uitvoer te kunnen leggen te prevaleren. De vordering in het incident is toewijsbaar.
3.9.
De beslissing over de proceskosten van het incident zal het hof aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.10.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor dagbepaling arrest. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
verklaart het tussen partijen gewezen vonnis van 17 november 2021 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 20 december 2022 voor dagbepaling arrest;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.W.A. van Geloven, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 augustus 2022.
griffier rolraadsheer