ECLI:NL:GHSHE:2022:3018

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.305.612_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eiswijziging bij verstek in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 augustus 2021. [Appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in een koopovereenkomst en heeft schadevergoeding geëist. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. In hoger beroep heeft [appellant] elf grieven geformuleerd en na eiswijziging vordert hij onder andere dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot schadevergoeding van € 650.000,--, met wettelijke rente. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] niet is verschenen in de procedure en dat de eiswijziging van [appellant] mogelijk niet tijdig is kenbaar gemaakt aan [geïntimeerde]. Het hof biedt [appellant] de gelegenheid om een betekeningsexploot over te leggen en houdt verdere beslissing aan. De zaak is verwezen naar de rol van 27 september 2022 voor akte aan de zijde van [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.305.612/01
arrest van 30 augustus 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. D. Stikkelbroeck te Maastricht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
niet verschenen,
op het bij dagvaardingsexploot van 24 november 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 augustus 2021 tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak C/03/285573 /H A ZA 20-600)

Hiervoor verwijst het hof naar voornoemd vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolaantekening dat tegen [geïntimeerde] verstek is verleend;
- de memorie van grieven van [appellant] met producties.
2.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de voornoemde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1
In dit met de dagvaarding van 24 november 2021 ingeleide geding heeft [appellant] in eerste aanleg kort gezegd gevorderd:
voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, dat deze koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden en dat [geïntimeerde] is gehouden de door [appellant] geleden schade te vergoeden;
[geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te betalen € 650.000,--, met wettelijke rente;
[geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Bij het beroepen vonnis heeft de rechtbank samengevat de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg, met wettelijke rente en nakosten.
3.3
In beroep formuleert [appellant] elf grieven en vordert [appellant] na eiswijziging in de kern dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en kort gezegd:
I.
primair: voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, dat deze koopovereenkomst rechtsgeldig is (of alsnog zal worden) ontbonden en dat [geïntimeerde] is gehouden de door [appellant] geleden schade te vergoeden;
subsidiair: voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] in zijn hoedanigheid van bestuurder van GDTC onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld en dat [geïntimeerde] is gehouden de door [appellant] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vergoeden;
II. [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te betalen € 650.000,--, met wettelijke rente;
III. [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van wat [appellant] ter uitvoering van het beroepen vonnis heeft betaald, met wettelijke rente;
IV. [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, met wettelijke rente.
3.4
Het hof overweegt als volgt. Op grond van het in de artikelen 130 lid 1 jo. 353 lid 1 Rv besloten uitgangspunt en de in artikel 347 lid 1 Rv vervatte tweeconclusieregel mag [appellant] als oorspronkelijk eiser de (grondslag van de) eis bij de memorie van grieven (schriftelijk) wijzigen, maar tegen de in beroep niet verschenen [geïntimeerde] is dat volgens de artikelen 130 lid 3 jo. 353 lid 1 Rv uitgesloten, tenzij [appellant] de eiswijziging (tijdig) bij exploot aan [geïntimeerde] kenbaar heeft gemaakt. Omdat de gewijzigde vordering I niet in het aan [geïntimeerde] betekende appeldagvaardingsexploot was opgenomen, is niet duidelijk of [appellant] dat (al) heeft gedaan. Daarom zal het hof [appellant] nu eerst de gelegenheid bieden om zo’n betekeningsexploot (alsnog) te overleggen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 27 september 2022 voor akte aan de zijde van [appellant] voor het in rov. 3.4 vermelde doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 augustus 2022.
griffier rolraadsheer