3.4.[appellant] heeft het hoger beroep mede ingesteld tegen [geïntimeerde 2] . In de memorie van grieven heeft [appellant] echter gesteld dat hij zijn vordering tegen [geïntimeerde 2] intrekt en dat het hoger beroep niet tegen haar gericht is. Het hof zal [appellant] daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, voor zover gericht tegen [geïntimeerde 2] .
Het geding in hoger beroep, voor zover gericht tegen Scheldekat
3.5.1.Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep nu uitsluitend nog gericht is tegen Scheldekat. [appellant] heeft in dat hoger beroep drie grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis. Op basis van die grieven heeft [appellant] geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis (naar het hof begrijpt: voor zover gewezen tussen hem en Scheldekat), en tot het alsnog toewijzen van zijn vordering (naar het hof begrijpt: voor zover gericht tegen Scheldekat).
3.5.2.[geïntimeerden] zijn niet verschenen in hoger beroep.
Over procespartij [appellant]
3.6.1.Scheldekat heeft in de conclusie van antwoord betoogd dat [appellant] mogelijk een spookpartij is. Scheldekat heeft in dat kader gewezen op het bepaalde in artikel 245 lid 1 Rv. Dat artikellid luidt als volgt:
“Indien blijkt dat een partij niet bestaat, of dat zij niet rechtsgeldig in het geding is verschenen doordat een daartoe niet bevoegde voor haar is opgetreden of tot het voeren van een geding opdracht heeft gegeven, geschiedt een veroordeling in de kosten, wanneer daartoe aanleiding is, in plaats van ten laste van de partij in naam van wie in rechte is opgetreden, ten laste van de gemachtigde of advocaat van die partij, of van degene die tot het voeren van het geding opdracht heeft gegeven, in het eerste geval onverminderd het verhaal van die advocaat of gemachtigde op zijn opdrachtgever.”
3.6.2.De kantonrechter heeft in zijn vonnis [appellant] als procespartij aangemerkt en geen toepassing gegeven aan artikel 245 Rv. Scheldekat is daar niet in incidenteel hoger beroep tegen opgekomen. [appellant] heeft bovendien bij de memorie van grieven een hem betreffend uittreksel uit de Basisregistratie personen overgelegd. Scheldekat is in hoger beroep niet verschenen en heeft dus niet betwist dat dit een correct uittreksel betreft. Het hof zal daarom evenals de kantonrechter [appellant] als procespartij aanmerken.
Over grief 1: Is tussen [appellant] en Scheldekat een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen?
3.7.1.In rov. 4.1 van het vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat is niet komen vast te staan dat tussen [appellant] en Scheldekat een overeenkomst van opdracht is gesloten die inhield dat Scheldekat gedurende de detentie van [appellant] voor de katten van [appellant] zou zorgen.
Grief 1 is tegen dat oordeel gericht.
3.7.2.In de toelichting op de grief stelt [appellant] , samengevat, het volgende.
- [appellant] heeft, nadat hij op 1 december 2019 in hechtenis was genomen, op of omstreeks 4 december 2019 voor het eerst telefonisch contact opgenomen met Scheldekat. [appellant] heeft tijdens het vervolg van zijn hechtenis, die tot 29 maart 2020 duurde, ook veelvuldig (aanvankelijk dagelijks) telefonisch contact opgenomen met Scheldekat.
- [appellant] heeft aan Scheldekat verzocht om, zolang hij daartoe zelf niet in staat was, zijn zeven katten dagelijks te voederen.
- Scheldekat heeft bij herhaling toegezegd dat te zullen doen, en Scheldekat heeft ook toegezegd toe te zien op het welzijn van de katten. Scheldekat zou deze taken verrichten zolang [appellant] vanwege zijn hechtenis niet aanwezig kon zijn.
- [appellant] heeft uit de telefonische contacten in elk geval begrepen dat dit was overeengekomen, en hij heeft dat mogen begrijpen.
- [appellant] had uitdrukkelijk aangegeven dat het verboden was de katten in opvang te nemen ten behoeve van adoptie van de katten door derden.
3.7.3.Scheldekat heeft in de conclusie van antwoord als verweer allereerst aangevoerd dat geen door [appellant] te verrichten tegenprestatie is overeengekomen. Volgens Scheldekat brengt dit op zichzelf al mee dat van een overeenkomst van opdracht geen sprake is.
3.7.4.Het hof verwerpt dat verweer. Van een overeenkomst die ertoe strekt dat Scheldekat een bepaalde prestatie moet verrichten, kan ook sprake zijn als geen door [appellant] te verrichten tegenprestatie is overeengekomen. Daarbij kan in het midden blijven of de gestelde overeenkomst gekwalificeerd moet worden als overeenkomst van opdracht of bijvoorbeeld als overeenkomst van aanneming van werk. In beide gevallen staat het partijen vrij om overeen te komen dat tegenover de te verrichten werkzaamheden geen tegenprestatie hoeft te worden verricht.
3.7.5.Scheldekat heeft uitdrukkelijk betwist dat zij aan [appellant] heeft toegezegd om gedurende diens afwezigheid dagelijks de katten te voeren en toe te zien op het welzijn van de katten. Volgens Scheldekat heeft zij alleen aangegeven dat zij zouden zien of zij de door [appellant] genoemde katten zouden zien. Volgens Scheldekat krijgt zij regelmatig telefoontjes van mensen die om diverse redenen (schulden/echtscheiding/ziekte/overlijden) niet meer voor hun dieren kunnen zorgen. Volgens Scheldekat haalt zij de dieren dan meestal op en zorgt zij in overleg met de eigenaar voor herplaatsing van de dieren bij een ander. Volgens Scheldekat wilde [appellant] echter niet dat zijn dieren herplaatst zouden worden. Volgens Scheldekat liepen er tientallen halfwilde zwerfkatten op Kustlicht, en heeft zij de door [appellant] genoemde katten daar niet duidelijk tussen gezien.
3.7.6.Omdat [appellant] zich beroept op de rechtsgevolgen van zijn stelling dat tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen is die inhield dat Scheldekat gedurende de detentie van [appellant] de katten van [appellant] dagelijks zou voeren en zou toezien op het welzijn van die katten, rust op [appellant] de plicht die stelling voldoende te onderbouwen. [appellant] heeft echter nagelaten om zijn stelling tegenover het door Scheldekat gevoerde gemotiveerde verweer, voldoende te onderbouwen. Het hof neemt daarbij allereerst in aanmerking dat [appellant] niet heeft betwist dat Scheldekat, indien mensen door bepaalde oorzaken niet meer zelf voor hun katten kunnen zorgen, in overleg met die mensen pleegt te zorgen voor herplaatsing van die katten bij een derde, die wel voor de dieren kan en wil zorgen. Dit brengt mee dat de betreffende katten dan slechts tijdelijk, voor een afzienbare periode, bij Scheldekat zullen verblijven. De katten zullen dan immers direct worden geplaatst bij een derde, zodra zich daartoe de gelegenheid voordoet. Dat Scheldekat zich ertoe zou hebben verbonden om de zeven katten van [appellant] gedurende de periode van zijn detentie (vier maanden) dagelijks voor hem te voeden en op hun welzijn toe te zien zonder herplaatsing van de katten bij een derde na te streven, en dat ook nog eens zonder financiële tegenprestatie voor het maandenlang voeren van die zeven katten, ligt niet voor de hand. Als [appellant] een dergelijke dienstverlening had gewild, had hij zich in beginsel tot een dierenpension moeten wenden.
3.7.7.Daar komt nog bij dat de katten van [appellant] door de eigenaar van de door [appellant] gehuurde bungalow waren “buitengezet” vanwege de afwezigheid van [appellant] , zodat niet duidelijk was of Scheldekat in staat zou zijn die katten te signaleren te midden van de tientallen andere zwerfkatten op het recreatiepark. Dat geldt te meer nu in elk geval vijf van de zeven katten van [appellant] niet waren gechipt. Ook om die reden heeft [appellant] niet zomaar mogen aannemen dat Scheldekat de door hem gestelde verplichtingen ten aanzien van zijn katten was aangegaan.
3.7.8.Bovendien heeft [appellant] in de toelichting op de grief niet genoemd in welk van de vele door hem met Scheldekat gevoerde telefoongesprekken de door hem gestelde overeenkomst zou zijn gesloten, met welke vrijwilliger van Scheldekat hij dit gesprek voerde en welke bewoordingen daarbij dan ongeveer zijn gebruikt. Dat een willekeurige vrijwilliger namens Scheldekat dergelijke verplichtingen aan zou mogen gaan, ligt ook niet zonder meer voor de hand. [appellant] stelt in feite niet meer dan dat hij heeft mogen begrijpen dat Scheldekat zijn katten zou voeren en op het welzijn van de katten zou letten, zonder de katten te herplaatsen. Op grond van welke concrete feiten en omstandigheden [appellant] dit heeft mogen begrijpen, heeft hij echter onvoldoende duidelijk gemaakt. Het hof herhaalt in dit verband dat, zoals [appellant] niet voldoende heeft betwist, het niet tot de activiteiten van Scheldekat behoort om kosteloos op te treden als tijdelijk pension voor katten van eigenaren die gedurende meerdere maanden niet voor hun katten kunnen zorgen, maar die de katten daarna wel willen terugontvangen. Anders dan [appellant] betoogd, is dat niet af te leiden uit artikel 2 van de statuten van Scheldekat. Dat [appellant] mogelijk een vrijwilliger van Scheldekat zover heeft gekregen om af en toe kattenvoer neer te leggen in de nabijheid van de door [appellant] gehuurde bungalow, voert niet tot een ander oordeel. Dat is onvoldoende voor de conclusie dat Scheldekat de door [appellant] gestelde verder strekkende verbintenissen op zich heeft genomen.
3.7.9.[appellant] heeft in algemene bewoordingen bewijs van zijn stellingen aangeboden. Het hof ziet geen aanleiding om [appellant] tot bewijs van de door hem gestelde overeenkomst toe te laten. [appellant] heeft die stelling tegenover het door Scheldekat gevoerde verweer immers onvoldoende geconcretiseerd. Dit brengt mee dat ook het algemene bewijsaanbod onvoldoende concreet is ten aanzien van de gestelde overeenkomst.
3.7.10.Om bovenstaande redenen verwerpt het hof grief 1.
Over grief 2: Heeft Scheldekat toerekenbaar onrechtmatig gehandeld jegens [appellant] door niet dagelijks kattenvoer voor de katten van [appellant] neer te leggen nabij de door [appellant] gehuurde bungalow?
3.8.1.Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat Scheldekat niet toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] . [appellant] betoogt in de toelichting op de grief dat Scheldekat wel degelijk toerekenbaar onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, door het handelen dan wel nalaten van Scheldekat jegens de katten van [appellant] .
3.8.2.Het is aan het hof niet geheel duidelijk welk verwijt [appellant] precies maakt aan Scheldekat. Bovenaan bladzijde 3 van de inleidende dagvaarding heeft [appellant] gesteld dat Scheldekat de katten van [appellant] niet heeft gevonden. Blijkens het daar gestelde, acht [appellant] Scheldekat aansprakelijk voor het verdwijnen van de katten van [appellant] . Dit verdwijnen is volgens [appellant] veroorzaakt doordat Scheldekat de katten niet dagelijks heeft gevoerd, waardoor de katten hun gevoel van binding met de locatie hebben verloren (blz. 3 onderaan en 4 bovenaan van de memorie van grieven). Op bladzijde 5 van de inleidende dagvaarding betoogt [appellant] echter dat Scheldekat de katten van [appellant] heeft herplaatst bij derden, terwijl [appellant] dat uitdrukkelijk had verboden (blz. 3, midden, van de memorie van grieven). Deze stellingen van [appellant] zijn tegenstrijdig. Van herplaatsing van de katten kan immers alleen sprake zijn geweest als Scheldekat de katten van [appellant] eerst heeft gevangen. Dan is geen sprake van het verdwijnen van de katten omdat zij hun binding met de locatie hadden verloren.
3.8.3.Naar het oordeel van het hof levert het niet dagelijks voeren van de zwerfkatten, waaronder de “buitengezette” katten van [appellant] , geen onrechtmatig handelen van Scheldekat op. Scheldekat heeft op Kustlicht slechts tijdelijk loslopende katten gevoerd in het kader van het in rov. 3.2.3 genoemde project. Dat Scheldekat de katten niet structureel dagelijks heeft gevoerd gedurende de hele detentieperiode van [appellant] , is niet onrechtmatig. De omstandigheid dat [appellant] niet voor zijn “buitengezette” katten kon zorgen en de katten daardoor mogelijk aanvankelijk (met vele andere zwerfkatten) in de nabijheid van de door [appellant] gehuurde bungalow rondzwierven, voert niet tot een ander oordeel. Dat [appellant] zelf de verzorging van zijn katten noodgedwongen van de ene op de andere dag heeft gestaakt, komt voor zijn eigen risico. In zoverre kan Scheldekat niet aansprakelijk worden geacht voor het “verdwijnen” van de katten.
3.8.4.Het hof zal in het navolgende, bij de beoordeling van de stelling van [appellant] dat Scheldekat zijn katten heeft herplaatst bij derden, onderscheid maken tussen:
- de kater met de naam Isso;
- de poes met de naam Beige;
- de andere vijf katten van [appellant] .
Over grief 2: Herplaatsing van de andere vijf katten van [appellant] ?
3.9.1.Het hof zal eerst oordelen over de stelling van [appellant] dat Scheldekat de andere vijf katten van [appellant] , niet zijnde de kater Isso of de poes Beige, heeft herplaatst bij derden. Tussen partijen staat vast dat deze vijf katten niet waren voorzien van een chip. Indien Scheldekat bij de tientallen zwerfkatten een van deze vijf katten heeft aangetroffen, wat niet vast staat, had Scheldekat dus niet de mogelijkheid om een chip uit te lezen en vervolgens bij de NDG te achterhalen wie eigenaar was van de betreffende kat.
3.9.2.[appellant] heeft gesteld dat hij in zijn vele telefonische contacten met Scheldekat het ras, het uiterlijk en de namen van zijn vijf ongechipte katten duidelijk heeft omschreven. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat Scheldekat toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] . Scheldekat heeft immers uitdrukkelijk gesteld dat zij de vijf door [appellant] genoemde katten niet heeft aangetroffen tussen de tientallen loslopende katten, althans dat zij er niet in geslaagd is een of meer van de vijf genoemde katten te identificeren als zijnde een van de door [appellant] bedoelde katten. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] , tegenover dit verweer van Scheldekat, onvoldoende onderbouwd dat Scheldekat de vijf genoemde katten wel heeft aangetroffen. [appellant] heeft bovenaan bladzijde 3 van de inleidende dagvaarding zelf gesteld dat Scheldekat de katten van [appellant] niet heeft gevonden. Blijkens het daar gestelde, acht [appellant] Scheldekat immers aansprakelijk voor het “verdwijnen” van de vijf ongechipte katten van [appellant] , als gevolg van het in onvoldoende mate neerleggen van voer. Zoals in rov. 3.9.3 overwogen, levert dat echter geen onrechtmatige daad op. Het hof concludeert dat niet is komen vast te staan dat Scheldekat een of meer van de vijf ongechipte katten van [appellant] in haar macht heeft gekregen. In het verlengde daarvan is evenmin komen vast te staan dat Scheldekat een of meer van deze katten heeft herplaatst bij derden.
3.9.3.Dat Scheldekat in haar verslaglegging van het op Kustlicht uitgevoerd tijdelijk project heeft neergelegd dat zij tijdens dat project 21 katten heeft gevangen en er daarvan 14 heeft teruggezet en zeven in de opvang heeft genomen, voert niet tot een ander oordeel. Er kan niet zomaar worden aangenomen dat de vijf ongechipte katten van [appellant] bij de zeven in opvang genomen katten hoorden. Dit geldt te meer nu uit de e-mail van 25 mei 2020 van Scheldekat aan [appellant] blijkt dat de wel aangetroffen kat van [appellant] (Isso) zich wild gedroeg. Er staat niet vast dat de andere katten van [appellant] zich wel tam gedroegen. Overigens staat niet eens vast dat een of meer van de vijf ongechipte katten van [appellant] tijdens het project zijn gevangen.
3.9.4.[appellant] heeft zijn stellingen op dit punt niet nader geconcretiseerd, en ook niet duidelijk gemaakt hoe hij zou willen bewijzen dat Scheldekat een of meer van zijn ongechipte katten in haar macht heeft gehad en heeft herplaatst bij derden. Het hof deelt daarom het oordeel van de kantonrechter dat de vordering van [appellant] niet toewijsbaar is, voor zover betrekking hebbend op de vijf door [appellant] genoemde katten. Het hof tekent hier ook bij aan dat het voor rekening van [appellant] komt dat hij de genoemde vijf katten niet van een chip heeft voorzien en niet bij de NDG heeft laten registreren. [appellant] heeft niet de stelling van Scheldekat bestreden dat het bij eigenaren van katten in Nederland gebruikelijk is om hun katten wel van een chip te voorzien en bij de NDG te laten registreren. [appellant] heeft dus zelf veroorzaakt dat Scheldekat niet heeft kunnen vaststellen of zich bij de door haar gevangen katten een of meer van de vijf hier bedoelde katten van [appellant] bevonden.
Over grief 2: Herplaatsing van poes Beige?
3.10.1.[appellant] heeft gesteld dat een van de door hem gestelde zeven katten een poes is met de naam Beige en dat deze poes wel is voorzien van een chip. Ter onderbouwing van die stelling heeft [appellant] bij de memorie van grieven een kopie van een deel van het dierenpaspoort van Beige overgelegd.
3.10.2.Voor zover [appellant] aan Scheldekat verwijt dat zij Beige niet dagelijks heeft gevoerd, verwerpt het hof dat verwijt onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rov. 3.8.3 is overwogen.
3.10.3.Voor zover [appellant] aan Scheldekat verwijt dat zij Beige, na haar te hebben gevangen, heeft herplaatst bij een derde, geldt dat Scheldekat die stelling uitdrukkelijk heeft betwist. Het door Scheldekat in de conclusie van antwoord gevoerde verweer komt er immers onder meer op neer dat zij Beige niet heeft aangetroffen tussen de tientallen loslopende katten. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] , tegenover dit verweer van Scheldekat, onvoldoende onderbouwd dat Scheldekat Beige wel heeft aangetroffen. Het hof verwijst naar hetgeen over de andere vijf katten van Scheldekat is overwogen in rov. 3.9.2 tot en met 3.9.4 van dit arrest.
3.10.4.[appellant] heeft weliswaar gesteld dat hij Beige wel gechipt was, maar hij heeft niet gesteld dat hij Beige bij de NDG heeft laten registreren. Naar het hof uit de door [appellant] overgelegde dierenpaspoorten begrijpt, was Beige net als Isso geregistreerd in het Spaanse register Riacib, en niet in het NDG. Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat van Scheldekat niet te vergen was om in het buitenland informatie over het chipnummer in te winnen. Indien een zwerfkat met een chip in Nederland wordt aangetroffen maar niet in het NDG is geregistreerd, is aan Scheldekat niet te verwijten dat zij niet heeft onderzocht of wellicht in het buitenland een eigenaar is geregistreerd. Daar komt nog bij dat het, zoals de kantonrechter in rov. 4.4 van het vonnis ten aanzien van Isso heeft overwogen, op de weg van [appellant] had gelegen om Scheldekat tijdig (begin december 2019) van de beschikbare informatie over het chipnummer en over de registratie bij het Riacib te voorzien. Dat geldt eveneens ten aanzien van Beige. [appellant] heeft niet gesteld dat hij Scheldekat destijds deze belangrijke informatie heeft gegeven.
3.10.5.Er is in elk geval niet komen vast te staan dat Scheldekat (een kat met het chipnummer van) Beige in haar macht heeft gekregen en evenmin is komen vast te staan dat Scheldekat Beige heeft herplaatst bij een derde. In zoverre kan niet worden gesteld dat Scheldekat onrechtmatig heeft gehandeld. [appellant] heeft zijn stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd en niet duidelijk gemaakt hoe hij nader bewijs van zijn stelling ten aanzien van Beige zou willen leveren. Ook ten aanzien van Beige deelt het hof dus het oordeel van de kantonrechter dat de vordering van [appellant] niet toewijsbaar is.
Over grief 2: Herplaatsing van kater Isso?
3.11.1.Ten aanzien van kater Isso is de situatie enigszins anders dan ten aanzien van poes Beige en de andere vijf katten van [appellant] . Uit de e-mail van Scheldekat van 25 mei 2020 blijkt dat Isso zich bevond bij de door Scheldekat in het kader van het project gevangen katten. Uit de e-mail blijkt verder dat de kat zich wild gedroeg, en uit de e-mail is af te leiden dat Scheldekat de kat niet heeft herplaatst bij een derde maar heeft teruggezet. Daar is de kantonrechter ook vanuit gegaan in rov. 4.3 van het vonnis, en [appellant] heeft dat in de toelichting op grief 2 niet bestreden. Ook het hof gaat er daarom vanuit dat Isso niet is herplaatst bij een derde maar is teruggezet. Naar het hof begrijpt, wordt daarmee bedoeld dat Isso is vrijgelaten en zijn leven als zwerfkat heeft voortgezet.
3.11.2.In de toelichting op de grief betoogt [appellant] , naar het hof begrijpt, dat Scheldekat Isso ten onrechte in vrijheid heeft gesteld, en dat Scheldekat Isso tijdelijk, tot het moment van de terugkeer van [appellant] uit zijn hechtenis, had moeten doen opvangen bij een gastgezin.
3.11.3.Scheldekat heeft als verweer aangevoerd dat Isso weliswaar gechipt was maar dat zijn chipnummer niet geregistreerd stond bij de NDG, zodat zij in de NDG niet kon achterhalen wie eigenaar was van de kater. De kantonrechter heeft dit verweer gehonoreerd. Volgens de kantonrechter is aan Scheldekat niet te verwijten dat zij geen verdere zoektocht naar de eigenaar van de kater is gestart, en had het juist op de weg van [appellant] gelegen om Isso tijdig bij het NDG te registreren, en/of Scheldekat begin december 2019 te voorzien van de bij hem beschikbare concrete informatie over Isso (chipnummer en registratie bij het Riacib).
3.11.4.Het hof deelt dit oordeel van de kantonrechter. Onder de gestelde omstandigheden (een in Nederland aangetroffen loslopende kater met chip maar zonder NDG-registratie) is het niet aan Scheldekat te verwijten dat zij niet heeft onderzocht of met het betreffende chipnummer ergens in enig buitenland wellicht een eigenaar was geregistreerd. Het hof concludeert evenals de kantonrechter dat het niet onrechtmatig is dat Scheldekat kater Isso, die zij in december 2019 heeft gevangen en die op dat moment niet was geregistreerd in de NDG, heeft teruggezet zonder een verdere zoektocht naar de eigenaar van Isso te starten. Dat Isso is teruggezet is een gevolg van voor rekening van [appellant] komende omstandigheden. Hij heeft de zorg voor Isso als gevolg van zijn detentie van de ene op de andere dag gestaakt terwijl hij zich niet als eigenaar van Isso in het NDG had laten registreren, en terwijl hij begin december 2019 niet aan Scheldekat had doorgegeven wat het chipnummer van Isso was en evenmin dat Isso in het Spaanse Riacib was geregistreerd. Ook ten aanzien van Isso is de vordering van [appellant] dus niet toewijsbaar.
Conclusie ten aanzien van grief 2: