ECLI:NL:GHSHE:2022:3012

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.295.308_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vaststellingsovereenkomst en dwangsommen tussen een voormalig werknemer en Techsharks Beheer B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], een voormalig operationeel directeur van Techsharks Beheer B.V., tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De kantonrechter had de vorderingen van [appellant] tot betaling van dwangsommen afgewezen, waarbij werd overwogen dat Techsharks aan de afspraken in de vaststellingsovereenkomst had voldaan. De vaststellingsovereenkomst, ondertekend op 10 januari 2020, bevatte een regeling over de betaling van dwangsommen, maar er ontstond onduidelijkheid over de hoogte van deze dwangsommen en de vraag of een eerder betaald bedrag van € 10.414,67 door middel van executie buiten deze regeling viel.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] geen grieven heeft ingediend tegen het oordeel van de kantonrechter over de ingehouden loonbelasting en de wettelijke verhoging. Het hof oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst expliciet de hoogte van de verbeurde dwangsommen benoemt en dat de eerdere betaling door middel van executie niet buiten deze regeling kan worden geplaatst. De stelling van [appellant] dat deze betaling losstaat van de vaststellingsovereenkomst vond geen steun in de stukken. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

De uitspraak is gedaan op 30 augustus 2022 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de kosten van het hoger beroep voorlopig zijn begroot op € 2.106,-- aan griffierechten en € 787,-- aan salaris advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.295.308/01
arrest van 30 augustus 2022
in de zaak van
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als: [appellant] ,
advocaat: mr. E. Willemse te Breda,
tegen
TECHSHARKS BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als: Techsharks,
advocaat: mr. N. Mauer te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 juni 2021 ingeleide hoger beroep van [appellant] tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 1 april 2021.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 8539191)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding
  • het tussenarrest van 10 augustus 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 10 november 2021
  • de memorie van grieven met één productie
  • de memorie van antwoord
2.2.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op
bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De vaststaande feiten
3.1
Tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter in het bestreden vonnis is geen grief gericht, zodat het hof ook hiervan zal uitgaan. Voor zover in hoger beroep nog relevant komen deze feiten neer op het volgende.
3.2
[appellant] is op 1 maart 2016 bij Techsharks in dienst getreden als operationeel directeur. Op enig moment is de verstandhouding tussen partijen dusdanig verslechterd dat een vertrouwensbreuk is ontstaan met als gevolg een aantal procedures, waarin soms dwangsommen zijn opgelegd aan Techsharks. De arbeidsovereenkomst is uiteindelijk per 1 februari 2020 beëindigd door middel van een op 10 januari 2020 (ook door Techsharks) ondertekende vaststellingsovereenkomst.
3.3
In artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst staat de volgende afspraak weergegeven:
“DWANGSOMMEN
3.1.
Techsharks en [appellant] verschillen van inzicht over de hoogte van de verbeurde
dwangsommen. Ter beëindiging van het geschil zijn Techsharks en [appellant] in der minne
overeengekomen dat Techsharks ter zake de uit hoofde van het Executiegeschil en het Kort-
Geding verbeurde dwangsommen een bedrag van EUR 127.000,00 zal betalen (de
"Dwangsommen").
3.2.
Uitbetaling van de Dwangsommen vindt plaats in de maand januari 2020 op een door
[appellant] aan te geven wijze, mits fiscaal toegestaan en zonder dat daaraan extra kosten voor Techsharks (of een aan haar gelieerde onderneming) zijn verbonden. [appellant] vrijwaart Techsharks ten aanzien van mogelijke inhoudingen die op de uitbetaling van de
Dwangsommen moeten worden toegepast”.
3.4
Na een discussie over de vraag of over het bedrag aan verbeurde dwangsommen nog loonbelasting diende te worden afgedragen heeft Techsharks op 24 april 2020 een bedrag van € 52.225,27 aan [appellant] betaald als resultante van de volgende berekening:
Dwangsommen: € 127.000;00
Loonheffing:
€ 62.165,00
Nettoloon: € 64.135,00
Correctie teveel gereden kilometers € 1.494,73
Correctie n.a.v. beslag
€ 10.415,00
Te betalen € 52.225,27
3.5
Op 30 oktober 2019 had Twingo (een aan Techsharks gelieerde vennootschap)
conservatoir derdenbeslag gelegd op alle bedragen die Techsharks uit hoofde van verbeurde dwangsommen aan [appellant] was verschuldigd. Op 31 oktober 2019 heeft [appellant] executoriaal beslag gelegd op de bankrekening van Techsharks ter executie van zijn vordering op Techsharks tot betaling van dwangsommen. Dit beslag heeft - ondanks het eerder door Twingo gelegde conservatoir beslag - doel getroffen; de bank heeft € 10.414,67 netto uit hoofde van dit beslag aan de door [appellant] ingeschakelde deurwaarder uitbetaald.
Eerste aanleg
3.6
[appellant] heeft in eerste aanleg, samengevat, primair gevorderd om Techsharks te veroordelen tot betaling van € 129.544,67 (€ 127.000,-- + € 499,67 aan wettelijke rente + € 2.045,-- aan buitengerechtelijke incassokosten) te verminderen met het reeds betaalde bedrag van € 52.225,27. Subsidiair om Techsharks te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging over € 127.000,-- en de wettelijke rente en de hiervoor genoemde buitengerechtelijke incassokosten.
3.7
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vorderingen integraal afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld. De kantonrechter heeft daarbij overwogen dat Techsharks aan hetgeen was overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de dwangsommen geheel heeft voldaan, terecht de loonbelasting heeft ingehouden over het totaal aan dwangsommen, en bovendien ook terecht het bedrag dat reeds via executie was verworven in mindering heeft gebracht op het aan [appellant] krachtens vaststellingsovereenkomst verschuldigde bedrag aan dwangsommen.
Hoger beroep
3.8
[appellant] heeft tegen het bestreden vonnis één grief aangevoerd. De strekking ervan is dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit de vaststellingsovereenkomst volgt dat partijen de verbeurde dwangsommen op een bedrag van € 127.000,-- hebben gefixeerd en dat [appellant] bij het vaststellen van dat bedrag geen enkel voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot het reeds geëxecuteerde bedrag van € 10.414,67, zodat mag worden aangenomen dat in totaal een bedrag van € 127.000,-- tussen partijen is overeengekomen. Ter toelichting heeft [appellant] gesteld dat Techsharks op de hoogte was van het door [appellant] reeds geïncasseerde bedrag aan dwangsommen en desondanks deze vaststellingsovereenkomst heeft gesloten, zodat deze eerdere betaling (door middel van executie) geheel los staat van de nadien gesloten vaststellingsovereenkomst (randnummer 11 MvG).
Omvang hoger beroep
3.9
Het hof stelt allereerst vast dat [appellant] geen grieven heeft gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Techsharks terecht de afgedragen loonbelasting heeft ingehouden op de betaling aan [appellant] van het overeengekomen bedrag aan dwangsommen, en dat – subsidiair - ook geen wettelijke verhoging is verschuldigd over de dwangsommen, zodat deze beslissingen buiten het bereik van het hoger beroep vallen. Daaraan doet niet af dat de vordering in hoger beroep kennelijk veeleer uitgaat van een volledige herbeoordeling van de vorderingen zoals in eerste aanleg geformuleerd.
Uitleg vaststellingsovereenkomst
3.1
De betekenis van een omstreden beding in een schriftelijke overeenkomst moet door de rechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Op [appellant] rusten de stelplicht en de bewijslast dat hij ingevolge de vaststellingsovereenkomst nog recht heeft op de door hem gevorderde betaling door Techsharks van € 10.414,67. In de vaststellingsovereenkomst is in de inleiding (“Overwegingen onder K sub 8.”) mede als geschil benoemd “door Techsharks Beheer verschuldigde dwangsommen” terwijl verder de verschillende procedures zijn benoemd, die tussen partijen reeds waren gevoerd, waaronder ook het executiegeschil waarin vonnis is gewezen op 21 november 2019 (dus na het leggen van executoriaal beslag) en waarin het verzoek tot opschorting van de executie van het vonnis in kort geding van 11 september 2019 (en voorzien van een dwangsomregeling) is afgewezen. Met andere woorden ook het geschil/de geschillen over de dwangsommen vallen in de bewoordingen van partijen onder “het Geschil” (met hoofdletter) zoals dat door partijen is benoemd onder L van diezelfde “Overwegingen”, en dat men met een alomvattende vaststellingsovereenkomst wenste te beslechten.
3.11
Nu uitdrukkelijk de hoogte van de verbeurde dwangsommen is genoemd onder 3.1 van de vaststellingsovereenkomst valt naar het oordeel van het hof niet goed in te zien dat de via een executoriaal beslag kort tevoren reeds verkregen betaling geheel buiten deze regeling zou moeten worden geplaatst of in de visie van [appellant] ‘geheel los staat van de gesloten vaststellingsovereenkomst”. Die stelling van [appellant] vindt geen enkele ondersteuning in de stukken.. Dat in de onderhandelingen tussen partijen kennelijk niet expliciet is gesproken over de omstandigheid dat reeds € 10.414,67 door middel van executie aan [appellant] was betaald, waarbij het hof er veronderstellenderwijs van uitgaat dat Techsharks wist van die reeds gedane betaling van € 10.414,67, leidt het hof niet tot de conclusie dat, zoals [appellant] stelt, die betaling buiten de vaststellingsovereenkomst valt. Verklaringen of gedragingen of omstandigheden die tot een andere uitleg zouden kunnen leiden, zijn niet gesteld of gebleken.
3.13
Gezien het vorenstaande is voor verdere bewijslevering geen plaats meer.
Slotsom
3.14
Dit betekent dat de aangevoerde grief faalt en dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd, waarbij [appellant] zal worden veroordeeld in de kosten van Techsharks in het hoger beroep, voorlopig begroot op € 2.106,-- aan griffierechten en € 787,-- (1 punt tarief I) aan salaris advocaat.

4.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Techsharksvoorlopig begroot op € 2.106,-- aan griffierechten en € 787,-- aan salaris advocaat.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, C.J.H.G. Bronzwaer en A.J. Swelheim, en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 augustus 2022.
griffier rolraadsheer