In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], een voormalig operationeel directeur van Techsharks Beheer B.V., tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De kantonrechter had de vorderingen van [appellant] tot betaling van dwangsommen afgewezen, waarbij werd overwogen dat Techsharks aan de afspraken in de vaststellingsovereenkomst had voldaan. De vaststellingsovereenkomst, ondertekend op 10 januari 2020, bevatte een regeling over de betaling van dwangsommen, maar er ontstond onduidelijkheid over de hoogte van deze dwangsommen en de vraag of een eerder betaald bedrag van € 10.414,67 door middel van executie buiten deze regeling viel.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] geen grieven heeft ingediend tegen het oordeel van de kantonrechter over de ingehouden loonbelasting en de wettelijke verhoging. Het hof oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst expliciet de hoogte van de verbeurde dwangsommen benoemt en dat de eerdere betaling door middel van executie niet buiten deze regeling kan worden geplaatst. De stelling van [appellant] dat deze betaling losstaat van de vaststellingsovereenkomst vond geen steun in de stukken. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
De uitspraak is gedaan op 30 augustus 2022 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de kosten van het hoger beroep voorlopig zijn begroot op € 2.106,-- aan griffierechten en € 787,-- aan salaris advocaat.