9.5.De onderhavige procedure gaat over de vraag of Keytech vorderingen heeft op Btech tot een totaalbedrag van € 91.944,33, zoals door haar gespecificeerd in de inleidende dagvaarding of € 91.980,33 zoals gespecificeerd in de memorie van grieven. Dat laatste bedrag lijkt overigens weer niet te zijn meegenomen in het petitum onder de akte uitlating na tussenarrest. Na verrekening van genoemd bedrag van € 35.145,77 zou Btech dan nog een bedrag van ruim € 56.000,= moet betalen aan Keytech. Blijkens de specificatie van haar vordering in de memorie van grieven bestaat het bedrag van € 91.980,33 uit de navolgende posten:
een onverschuldigd betaalde factuur € 2.669,41;
een vergoeding voor niet ingeleverde apparatuur € 5.000,00;
een vergoeding voor niet ingeleverd materiaal € 40.000,00;
een vergoeding voor het niet verschijnen op een werk € 4.645,19;
buitengerechtelijke incassokosten € 1.297,79;
wettelijke rente € 210,39;
de betaling aan Btech van 17 januari 2019
€ 38.157,55; +
totaal € 91.980,33.
Het hof zal hieronder achtereenvolgens ingaan op de aangevoerde grieven.
Grief I: een onverschuldigd betaalde factuur
9.6.1.Dit onderdeel van het geschil, waar grief I betrekking op heeft, ziet op een factuur met het nummer [factuurnummer] . Keytech heeft twee facturen met dit nummer ontvangen, één zonder materiaalspecificatie ten beloop van € 5.384,50 en één met materiaalspecificatie ten beloop van € 2.715,09. Beide facturen zijn gedateerd op 12 februari 2018. Op deze facturen heeft Keytech het bedrag van € 5.384,50 betaald. Onder verwijzing naar de tweede factuur met dit nummer stelt Keytech dat zij daarmee een bedrag van € 2.669,41 heeft betaald zonder dat daarvoor een rechtsgrond bestond.
9.6.2.Btech heeft daartegen aangevoerd dat aanvankelijk een bedrag van € 2.715,09 was gefactureerd, maar dat aan die factuur nog twee rollen kabel zijn toegevoegd die Btech in 2017 had aangeschaft en gebruikt voor opdrachten die zij van Keytech had gekregen. Na overleg met [persoon E] , een medewerker van Keytech (verder: [persoon E] ), kon Btech de factuur voor het bedrag van € 2.715,09 vanwege deze twee rollen corrigeren tot een bedrag van € 5.384,50. Dat bedrag heeft Keytech op 19 april 2018 betaald en daarmee heeft zij de juistheid van de factuur aanvaard. Het protest tegen deze factuur in oktober 2018 is te laat en in strijd met de klachtplicht van artikel 6:89 BW.
9.6.3.Met betrekking tot dit standpunt van Btech heeft Keytech in de inleidende dagvaarding aangevoerd dat ondanks verzoeken harerzijds Btech nimmer bewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat de materialen waarvoor het hogere factuurbedrag is gerekend ooit door haar aan Keytech zijn geleverd. Keytech heeft betwist dat zij akkoord is gegaan met het hogere factuurbedrag en heeft voorts betwist dat Keytech bij gelegenheid van een bespreking op of omstreeks 23 oktober 2018 (alsnog) zou hebben ingestemd met de factuur van € 5.384,50.
9.6.4.In de toelichting op grief I voert Keytech aan dat zij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, wel voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij een deel van de betaling op deze factuur zonder rechtsgrond heeft gedaan. Zij merkt op dat bij een controle is gebleken dat de extra twee rollen kabels niet zijn geleverd. Bovendien, aldus Keytech, is het sturen van twee facturen onder hetzelfde nummer fiscaal niet toegestaan. Zij verwijst verder naar het in eerste aanleg gevoerde verweer en voert daarbij nog aan dat het merkwaardig is dat de factuur met een bedrag van € 2.669,41 is aangepast voor de levering van twee rollen kabels, die € 1.000,= kosten.
9.7.1.Het hof overweegt nu als volgt.
In de memorie van grieven wordt niet betwist dat de rechtbank bij haar beoordeling terecht is uitgegaan van het gegeven dat Keytech bij een beroep op een vordering wegens onverschuldigde betaling de feiten en omstandigheden moet stellen – en bij een voldoende gemotiveerde betwisting bewijzen – waaruit volgt dat de grondslag voor haar vordering daadwerkelijk bestaat. Dit vloeit voort uit het bepaalde in artikel 150 Rv. De enkele omstandigheid dat Keytech de factuur ten bedrage van € 5.384,50 op 19 april 2018 heeft betaald staat er niet aan in de weg dat zij, mocht nadien blijken dat een deel van dat bedrag ten onrechte is gefactureerd, op een later tijdstip (een deel van) deze betaling als onverschuldigd voldaan of vanwege een ongerechtvaardigde verrijking terugvordert.
9.7.2.Btech heeft aangevoerd dat Keytech te laat heeft geklaagd over deze factuur en daarmee heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 6:89 BW. Het hof merkt dienaangaande op dat deze bepaling ziet op klachten over een gebrekkige prestatie. Daaronder is niet begrepen een klacht over een ondeugdelijke factuur. Dat op grond van tussen partijen toepasselijke (algemene) voorwaarden een specifieke klachttermijn was bedongen, is niet gesteld. Dit verweer van Btech wordt daarom verworpen.
9.7.3.Btech heeft op dit punt concreet gesteld dat zij met [persoon E] is overeengekomen dat zij twee extra rollen met kabels kon factureren die zij ten bate van Keytech had gebruikt en in verband daarmee de factuur met nummer [factuurnummer] kon corrigeren. Dat [persoon E] in 2018 een medewerker was van Keytech is het hof genoegzaam bekend uit een eveneens bij dit hof aanhangig arbeidsgeschil tussen Keytech en [persoon E] (zaaknummer 200.274.786 01). Dat [persoon E] deze afspraak met Btech heeft gemaakt, is door Keytech niet weersproken, maar Keytech heeft haar betwisting van de factuur in hoger beroep nader onderbouwd.
9.7.4.Op 23 oktober 2018 heeft in Nederweert een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden om te spreken over een aantal ‘probleemfacturen’. Blijkens de uitnodiging voor dit gesprek en de bevestiging van deelname daaraan door Keytech (conclusie van antwoord, productie 4), is Keytech bij die gelegenheid verschenen in de persoon van de heren [persoon F] , [persoon G] en [persoon E] . Blijkens een op 24 oktober 2018 gezonden e-mail van mr. Vermeirssen aan [persoon A] van Keytech is bij gelegenheid van deze bespreking ook gesproken over de factuur met nummer [factuurnummer] en zou overeenstemming zijn bereikt over een uiteindelijk voor alle besproken facturen nog te betalen bedrag van € 42.174,55 exclusief btw. In zijn e-mail verzoekt mr. Vermeirssen om een bevestiging van die afspraak. Die bevestiging komt in een e-mail van [persoon F] van 25 oktober 2018, maar daarin vraagt [persoon F] ook om opheldering met betrekking tot [factuurnummer] , waarbij hij opmerkt dat een bewijs van levering van materiaal bij de factuur met het hogere bedrag ontbreekt. Hij merkt dan op dat de besproken facturen kloppen
“behoudens hetgeen bovenstaande begrepen”.Uit deze mail volgt dus dat Keytech, gevraagd om een bevestiging van een gemaakte afspraak, na de bespreking van 23 oktober 2018 een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de kwestie van de afwijkende facturen met het nummer [factuurnummer] . Uit het antwoord van [persoon F] blijkt dat Keytech naar aanleiding van de bespreking van 23 oktober 2018 niet zonder meer akkoord is gegaan met de verschuldigdheid van het hogere factuurbedrag en een nadere uitleg heeft verlangd. Dat Keytech op 23 oktober 2018 onvoorwaardelijk akkoord is gegaan met het hogere factuurbedrag, is niet gebleken.
9.7.5In de mailwisseling die daarop volgt wordt die uitleg niet gegeven. Uit productie 12 bij inleidende dagvaarding blijkt dat het bedrag van € 2.715,09 is gefactureerd onder de algemene vermelding “Materialen voor Sites”. De daarbij gevoegde specificatie vermeldt de navolgende site-nummers:
- 455991328 Mainz;
- 455991257 Mainz;
- 344990365 Herne;
- 345990692 Herne;
- 465990608 Frankfurt ;
- 455990029 Mainz.
Na verlangde opheldering, en na betwisting van de levering in de onderhavige procedure, heeft Btech niet nader onderbouwd met betrekking tot welke site of sites zij twee extra rollen kabels heeft gebruikt die in de eerste versie van de factuur met nummer [factuurnummer] niet waren verwerkt. Nadere informatie over de inkoop van deze rollen, zoals inkoopfacturen, of over de precieze aard van de gebruikte kabels, zoals een productspecificatie, informatie uit haar voorraadadministratie, informatie met betrekking tot de site of sites en de data waarop deze zijn gebruikt: niets van dat alles is door Btech nader toegelicht of gegeven. Een en ander klemt temeer, nu het hof ook ambtshalve bekend is met het feit dat tussen Keytech en [persoon E] , die de door Btech gestelde toezegging zou hebben gedaan, een (arbeids)conflict is gerezen.
9.7.6.Ook in de memorie van antwoord heeft Btech niet nader onderbouwd welke extra rollen die zij in 2017 al zou hebben verworven op welk project ten bate van Keytech zijn gebruikt zonder dat die al eerder dan bij factuurnr. [factuurnummer] waren doorberekend. Het hof is van oordeel dat Btech, gegeven de betwisting door Keytech, op dit punt het verweer van Keytech niet voldoende heeft weerlegd. Nu Btech haar stellingname ten aanzien van deze post ook onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd, acht het hof geen termen aanwezig om haar op dit punt nog bewijs op te dragen. Grief 1 slaagt, wat betekent dat moet worden aangenomen dat Keytech in elk geval een bedrag van € 2.669,41 heeft voldaan zonder dat Btech daarvoor een rechtsgrond heeft aangetoond. Voor zover Btech aanvoert dat die rechtsgrond is gelegen in de gezonden factuur, merkt het hof op dat dat niet juist is. De rechtsgrond voor een vordering is gelegen in de koop en levering van de gefactureerde materialen. Indien niet is gebleken dat gefactureerde materialen op grond van een daartoe bestaande overeenkomst zijn geleverd (en ook niet meer geleverd gaan worden), is de daarvoor verlangde betaling niet verschuldigd.
Grief II: niet ingeleverde apparatuur
9.8.1.Grief II betreft de kwestie van de Site Master, merk Anritsu, serie S331L, naar Keytech stelt met een waarde van € 5.000,=. Keytech stelt dat zij deze aan Btech in bruikleen heeft gegeven en dat Btech heeft nagelaten dit apparaat aan haar terug te geven. In eerste aanleg heeft Btech primair betwist dat sprake is geweest van een bruikleenovereenkomst, daartoe aanvoerend dat het een apparaat voor algemeen gebruik was, waar zowel eigen personeel als derden gebruik van konden maken. Subsidiair, zo begrijpt het hof, voert Btech aan dat zij nimmer in het bezit is gesteld en dat ook nimmer sprake is geweest van houderschap, omdat zij het apparaat eenmalig heeft gebruikt in het bijzijn van medewerkers van Keytech. Meer subsidiair heeft Btech aangevoerd dat zij het apparaat al heeft teruggegeven. Tot slot, naar het hof begrijpt: meest subsidiair, betwist Btech bestaan en omvang van de door Keytech gestelde schade.
9.8.2.In hoger beroep heeft Keytech in de toelichting op grief II haar standpunt herhaald. Btech was geen werknemer van Keytech en kon dus niet uit dien hoofde over het apparaat beschikken. Keytech merkt op dat Btech het apparaat in september 2018 nodig had voor werkzaamheden op site nr. 1355 en dat Btech het apparaat daar op 3 en 4 september 2018 heeft gebruikt. Keytech betwist dat Btech het apparaat aan haar heeft teruggegeven. Btech heeft volhard in het in eerste aanleg gevoerde verweer.