ECLI:NL:GHSHE:2022:2997

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.243.001_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake burenhinder door bomen met betrekking tot snoei- en verwijderingsverplichtingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, hebben appellanten [appellant] en [appellante] een hoger beroep ingesteld tegen de geïntimeerden [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] met betrekking tot burenhinder veroorzaakt door twee bomen, een rode esdoorn en een kersenboom. De procedure volgde op eerdere tussenarresten waarin het hof deskundigenonderzoek had bevolen naar de mogelijkheden van snoeien en de impact daarvan op de lichtinval in de tuin van de appellanten. De deskundige, mw. A. Mette, heeft op 17 maart 2022 een rapport uitgebracht na een locatiebezoek, waarin zij concludeerde dat de bomen slechts beperkt gesnoeid konden worden zonder dat dit hun levensvatbaarheid in gevaar zou brengen. Het hof heeft vastgesteld dat de kersenboom ongezond is en dat snoeien niet zal leiden tot een significante verbetering van de lichtinval. Daarom heeft het hof geoordeeld dat de kersenboom moet worden verwijderd, terwijl de rode esdoorn mag blijven staan, mits deze tot 7,5 meter boven het maaiveld wordt gesnoeid. Het hof heeft de vorderingen van de appellanten gedeeltelijk toegewezen en de kosten van de procedure aan de geïntimeerden opgelegd. De uitspraak is gedaan op 30 augustus 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.243.001/01
arrest van 30 augustus 2022
in de zaak van

1.[appellant],wonende te [woonplaats],

2.
[appellante],wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. N.P.H. Vissers te Leusden,
tegen

1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],

2.
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. W.J.F. Geertsen te Maastricht,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 16 oktober 2018, 12 mei 2020, 6 oktober 2020, 4 mei 2021, 19 oktober 2021 en 1 februari 2022.

18.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 1 februari 2022;
  • het rapport van de deskundige, ontvangen op 2 mei 2022;
  • de memorie na deskundigenrapport (boomdeskundige) tevens akte eiswijziging van [appellanten];
  • de antwoordmemorie na deskundigenbericht tevens houdende memorie na eiswijziging van [geïntimeerden]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

19.De verdere beoordeling

Het tussenarrest
19.1.1.
Bij het tussenarrest heeft het hof bepaald dat deskundigenonderzoek wordt verricht naar de volgende vragen:
A) 1) Tot welke hoogte kan de
rode esdoornin de tuin van [geïntimeerden] verantwoord worden teruggesnoeid opdat in de tuin van [appellanten] meer zonlicht en lichtinval zal komen, waarbij dat snoeien zo geschiedt dat de boom levensvatbaar blijft en een acceptabele vorm behoudt?
2) Kunt u aangeven op welke wijze dat snoeien dient te geschieden, of dit in één keer kan of dat dit gefaseerd moet zijn, en welke vorm de rode esdoorn uiteindelijk bij voorkeur zal moeten krijgen?
3) Indien het niet mogelijk is om rode esdoorn terug te snoeien zonder dat de boom afsterft, bestaat er dan een mogelijkheid – op welke wijze dan ook – om te bewerkstelligen dat de boom niet langer verminderde lichtinval veroorzaakt, zonder dat de boom verwijderd moet worden? Zo ja, hoe kan dit worden bewerkstelligd?
B) 1) Tot welke hoogte kan de
kersenboomin de tuin van [geïntimeerden] verantwoord worden teruggesnoeid opdat in de tuin van [appellanten] meer zonlicht en lichtinval zal komen, waarbij dat snoeien zo geschiedt dat de boom levensvatbaar blijft en een acceptabele vorm behoudt?
2) Kunt u aangeven op welke wijze dat snoeien dient te geschieden, of dit in één keer kan of dat dit gefaseerd moet zijn, en welke vorm de kersenboom bij voorkeur uiteindelijk zal moeten krijgen?
3) Indien het niet mogelijk is om kersenboom terug te snoeien zonder dat de boom afsterft, bestaat er dan een mogelijkheid – op welke wijze dan ook – om te bewerkstelligen dat de boom niet langer verminderde lichtinval veroorzaakt, zonder dat de boom verwijderd moet worden? Zo ja, hoe kan dit worden bewerkstelligd?
C) Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
19.1.2.
Het hof heeft ter beantwoording van die vragen tot deskundige benoemd mw. A. Mette. Het voorschot van de deskundige is ten laste van [appellanten] gebracht.
Het deskundigenrapport
19.2.1.
De deskundige heeft op 17 maart 2022, samen met partijen en hun advocaten, de locatie van de bomen bezocht en heeft daarna haar rapport - voorzien van vele foto’s ter ondersteuning van haar antwoorden - uitgebracht. Als bijlage heeft zij de reacties van partijen naar aanleiding van haar concept-rapport bijgevoegd, voorzien van haar antwoorden hierop. Het is uit de opmaak van het deskundigenbericht niet duidelijk geworden of de deskundige haar reacties aan partijen heeft gezonden, of dat zij daarvan eerst kennis hebben kunnen nemen via het definitieve rapport. Wat daar ook van zij, in hun memories na deskundigenbericht hebben beide partijen hun visie op het rapport en op de reactie op hun vragen gegeven.
19.2.2.
Het deskundigenbericht voldoet naar de wijze van tot stand komen en naar inhoud aan de aan een dergelijk onafhankelijk rapport te stellen eisen en maakt inzichtelijk hoe de deskundige tot de gerapporteerde bevindingen is gekomen. Ook heeft de deskundige de door partijen tegen haar concept-rapport ingebrachte bedenkingen en bezwaren naar behoren besproken. In hetgeen partijen in hun memories over het deskundigenbericht en over de reactie van de deskundige naar voren hebben gebracht ziet het hof geen grond om de bevindingen en conclusies van de deskundige niet te volgen, voor zover deze relevant zijn voor (de oplossing van) het onderliggende geschil.
19.3.
De deskundige heeft in haar rapport omschreven dat (en hoe) voorzienbaar is hoe een boom zich in de toekomst zal ontwikkelen, waarmee een risicoanalyse opgesteld kan worden. Zij heeft – samengevat - de volgende antwoorden gegeven op de gestelde vragen over de esdoorn en de kers.
A. Rode esdoorn
1. Een rode esdoorn kan maar beperkt gesnoeid worden. Ongeveer 5 jaar geleden is de boom veel teruggesnoeid, nogmaals sterk snoeien zal resulteren in verzwakking, met een verhoogd risico op parasitaire aantastingen.
2. Kroonreductie die substantieel meer zonlicht in de tuin van [appellanten] zal toelaten is levensverkortend voor de boom.
3. Er is geen mogelijkheid om werkzaamheden te verrichten die substantieel de lichtinval verhogen zonder dat de boom verwijderd wordt.
[geïntimeerden] hebben in reactie hierop een opinie van boomveiligheidscontroleur/boomverzorger [persoon A] aan de deskundige gezonden. Deze schreef over de esdoorn onder meer “
kan ik u verklaren dat de boom zonder problemen tot 7,5 m boven maaiveld ingekort kan worden. De boom zal aan het snoeien niet dood gaan. Om wat meer ruimte te creëren kan een geseltak die richting de buren groeit geheel verwijder[d] worden.” De deskundige reageerde hierop met de opmerking dit correct is, de boom kan uiteraard gesnoeid worden, maar deze kan hierdoor verzwakken en vatbaarder zijn voor aantastingen. Dit heeft een levensverkortend effect. “
De boom sterft niet direct af na herhaaldelijk sterke snoei, maar de levensduur wordt met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid met tientallen jaren verkort.”
B. Kers
1. Er is sprake van verminderde stabiliteit en vitaliteit, de verwachte levensduur is korter dan 10 jaar. Snoeien op zodanige wijze dat er substantieel meer zonlicht in de tuin van [appellanten] komt, zal betekenen dat de kers versneld afsterft. Niet snoeien heeft echter ook afsterven tot gevolg, omdat de geseltakken (de zware takken die blijvend op de stam groeien) zullen afscheuren. Inkorten van de kroon rondom en aanbrengen statische kroonverankering is levensverlengend voor de boom en zal iets meer zonlicht bij [appellanten] tot gevolg hebben.
2. De snoei moet in één keer geschieden en een statische kroonverankering op 2/3 van de takken wordt geadviseerd.
3. zie vraag 2.
Op de vraag van [appellanten] naar aanleiding van de conceptrapportage of de boom gezond was, antwoordde de deskundige onder meer : “
Er is sprake van verminderde vitaliteit, zowel gesnoeid als ongesnoeid. Gesnoeid zal er meer licht in de tuin van [appellant] komen.(..)”
Ten aanzien van de door haar geadviseerde beheermaatregelen schreef de deskundige in antwoord op een vraag van [appellanten] dat zij weergeeft wat moet gebeuren “
om het verhoogde risico op uitscheuren weg te nemen. Snoeimaatregelen en aanbrengen kroonverankering”.
Wegnemen onrechtmatige hinder
19.4.
Het hof brengt in herinnering dat bezonningsdeskundige [persoon B] in zijn rapportage heeft aangegeven dat de bomen met hun hoogte van (ruim) 10 meter een aanzienlijke tot substantiële schaduwwerking hebben in de periode dat [appellanten] stellen van hun tuin gebruik te maken en dat met name de kersenboom in de winter zorgt voor verminderde lichtinval in de woning. Het verwijderen van beide bomen zou tot een aanzienlijke vermeerdering van zonlicht en lichtinval leiden. Omdat [appellanten] subsidiair vorderden dat de bomen tot 4 meter zouden worden teruggesnoeid, heeft de deskundige die optie ook bekeken en deze snoeiwijze - vooral van de kersenboom - zou tot een vermeerdering van lichtinval en zonlicht leiden. Uit de rapportage van de bomendeskundige (aangevuld met haar antwoorden naar aanleiding van de vragen van [geïntimeerden]) vloeit echter voort dat terugsnoeien tot 4 meter eigenlijk geen optie is voor beide bomen, wat betreft hun levensvatbaarheid.
19.5.
Verder brengt het hof in herinnering dat het hof in zijn tussenarrest (rov. 13.8.4.) heeft geoordeeld dat de hinder van de beide bomen van [geïntimeerden] weliswaar onrechtmatig is, maar dat die onrechtmatigheid niet zodanig is, dat deze geredresseerd zou moeten worden door het geheel verwijderen van de bomen. Het hof heeft daarnaast in rov 13.8.6. aangegeven dat wanneer na het snoeien een niet verwaarloosbare overlevingskans bestaat, snoeien de voorkeur verdient om de bomen een kans te geven.
19.6.1.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellanten] in 2016 hebben aangegeven last te hebben van de bomen. Eerdere klachten zijn niet komen vast te staan. [geïntimeerden] hebben steeds gesteld regelmatig te snoeien (vgl. rov 6.6.1).
Door [appellanten] is tijdens de comparitie van partijen aangegeven dat beide bomen in 2012 een acceptabele hoogte hadden. In 2014 is de kersenboom gesnoeid en in 2016 zijn beide bomen getopt. In 2018 waren zij minder hoog dan in 2012 (vgl. rov 13.8.2.).
De deskundige heeft aangegeven te kunnen constateren dat de bomen op diverse momenten gesnoeid zijn, circa 5 jaar geleden (2017-2018, hof), deels tussen september 2019 en maart 2020, en laatstelijk tussen augustus 2020 en maart 2021. De stelling van [geïntimeerden] over het regelmatig snoeien wordt hiermee onderschreven.
19.6.2.
Anderzijds blijkt uit het deskundigenrapport dat de beide bomen – voor de algehele vitaliteit – eigenlijk maar beperkt gesnoeid kunnen worden. De deskundige geeft aan dat de
esdoornzeer gering gesnoeid kan worden, zodat hieruit slechts een gering effect op de vermindering van de schaduwwerking bij [appellanten] zal ontstaan. De eigen boomveiligheidscontroleur van [geïntimeerden] stelt echter dat terugsnoeien tot 7,5 meter wel degelijk kan. Hiermee wordt bereikt dat de boom minder schaduw in de tuin van [appellanten] zal werpen. Uit de reactie van de deskundige blijkt dat dit volgens haar mogelijk een risico voor de gezondheid en/of de levensvatbaarheid van de esdoorn kan opleveren. Het hof begrijpt uit de reactie van [geïntimeerden] in hun memorie na deskundigenbericht dat zij deze risico’s wel willen nemen om de esdoorn een overlevingskans te bieden.
De
kersenboomis ongezond, zo blijkt uit het rapport. Ook deze boom kan eigenlijk maar zeer beperkt gesnoeid worden. Toch brengt de geringe stabiliteit en vitaliteit van deze boom mee dat snoeien moet, maar dit zal zonder uitgebreide kroonverankering nog steeds meebrengen dat de boom zal afsterven en dit snoeien zal weinig invloed hebben op de schaduwwerking. De levensverwachting van de kersenboom is bovendien in alle gevallen beperkt tot maximaal 10 jaar.
19.6.3.
De insteek van deze procedure was de door [appellanten] ervaren hinder van de beide bomen. Gegeven dat het juist de kersenboom is die - behalve schaduw in de zomer - ook in de winter voor verminderde lichtinval zorgt, en dat juist deze boom niet gezond is, komt het het hof voor dat een juiste afweging van de betrokken belangen maakt de kersenboom moet worden verwijderd, nu alle voorgestelde maatregelen maar een gering effect hebben op de schaduw en beperkte lichtinval bij [appellanten], en de levensverwachting van deze (zieke) boom toch gering blijft. De esdoorn daarentegen mag blijven staan, maar dan wel gesnoeid tot 7,5 meter boven het maaiveld (zijnde te tuin van [geïntimeerden]). Op die wijze wordt aan de belangen van beide partijen maximaal tegemoet gekomen: [appellanten] zullen in de winter lichtinval in de woning hebben en in de zomer veel minder schaduw in de tuin, zodat de onrechtmatige hinder zal zijn weggenomen, terwijl bij [geïntimeerden] de gezonde esdoorn kan blijven staan, zodat hun eigendomsrechten zo min mogelijk worden aangetast. Wel zal de esdoorn in de toekomst door middel van regelmatige snoei teruggesnoeid moeten blijven tot ongeveer 7,5 meter. Deze snoeibeurten, en ook de eerste, bij dit arrest bevolen snoeibeurt, zullen plaats mogen vinden in de periode van het jaar, waarin bomen als de esdoorn (met een sterke sapstroom zo blijkt uit het deskundigenrapport) het beste gesnoeid kunnen worden. Normaal gesproken is dat de periode juli-augustus. Het hof zal daarvan uitgaan.
19.7.
Het hiervoor overwogene betekent dat de grieven 1 en 2, die het hof gezamenlijk heeft besproken slagen, met uitzondering van de klacht over bloesem-en bladafval en mosgroei (zie rov 6.7.2.). Grief 3 faalt (zie rov 6.6.2.), en grief 4, inclusief de vermeerdering van eis die daarbij hoort, slaagt (zie rov 6.8.4. en rov. 13.4.3.).
Diverse overige kwesties
19.8.1.
[appellanten] wensten bij memorie na deskundigenbericht hun eis wederom te wijzigen, aldus dat zij alsnog wilden vorderen dat de rode esdoorn zou worden verwijderd. Deze eis kon niet eerder worden ingesteld, zo stellen zij, omdat de memorie na deskundigenbericht het eerste processtuk is dat na het deskundigenrapport kon worden ingediend en juist uit dit deskundigenrapport blijkt dat terugsnoeien (tot 4 meter) onmogelijk is.
19.8.2.
Een eiswijziging in dit late stadium van de procedure kan niet worden toegestaan, zoals het hof ook reeds bij eerdere pogingen tot eiswijziging van [appellanten] heeft geoordeeld. Terecht maken [geïntimeerden] hiertegen bezwaar.
19.8.3.
Zoals uit de weergave van de door [appellanten] ingestelde vorderingen in rov 6.2.1. jo 6.2.4. blijkt, hebben [appellanten] noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep formeel verwijdering van de esdoorn gevorderd. Zowel het hof als de wederpartij hebben evenwel uit de stellingen van [appellanten] begrepen dat zij het liefst wensten dat zowel de kersenboom als de esdoorn zou worden omgehakt, omdat [appellanten] aldus de maximale toelating van (zon)licht in hun tuin zouden hebben.
Wat hier ook van zij, het hof heeft hiervoor aangegeven dat de esdoorn mag blijven staan, zij het gesnoeid tot 7,5 meter boven het maaiveld.
19.9.
Ter gelegenheid van de locatieopname van de deskundige hebben [geïntimeerden] de deskundige gevraagd opnamen te maken van de erfafscheiding. De deskundige heeft hieraan gehoor gegeven, waartegen [appellanten] geprotesteerd heeft. Nu enige kwestie rondom de erfafscheiding niet ter beoordeling aan het hof voorligt, laat het hof dit verder terzijde.
19.10.
Door [appellanten] is aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 980,00 gevorderd. Ten aanzien van buitengerechtelijke kosten geldt dat zij op de voet van art. 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens art. 241 Rv. de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. [appellanten] hebben niet onderbouwd dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [appellanten] vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te houden.
Slot
19.11.1.
Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen en de vorderingen van [appellanten] toewijzen, zoals in het dictum is weergegeven. Het hof ziet daarbij aanleiding om de gevorderde dwangsom te mitigeren.
19.11.2.
Het bovenstaande betekent dat, alhoewel enkele vorderingen van [appellanten] zijn afgewezen, [geïntimeerden] toch gelden als de partij die voor het overgrote deel in het ongelijk gesteld is, en die de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hun hoger beroep zullen moeten dragen (inclusief de kosten van de deskundigen), zoals door het hof begroot in het dictum.
19.11.3.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

20.De uitspraak

Het hof:
20.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Roermond op 23 mei 2018 tussen partijen gewezen,
en opnieuw rechtdoende:
20.2.1.
veroordeelt [geïntimeerden] om, te rekenen vanaf de datum van betekening van dit arrest, binnen 14 dagen over te gaan verwijderen van de kersenboom;
20.2.2.
veroordeelt [geïntimeerden] om de rode esdoorn - voor het eerst in de periode juli-augustus 2023 - terug te snoeien tot 7,5 meter boven het maaiveld, en tot het vervolgens regelmatig terugsnoeien van deze boom in dezelfde periode van elk daarop volgend jaar tot een hoogte van 7,5 meter;
20.2.3.
een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [geïntimeerden] (na de betekening van dit arrest) hiermee in gebreke zullen blijven, tot een maximum van € 5.000,00;
20.3.
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling aan [appellanten] van het bedrag van € 2.324,68 incl. btw;
20.4.
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling van al hetgeen [appellanten] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door [appellanten] tot de dag van terugbetaling door [geïntimeerden];
20.5.
veroordeelt [geïntimeerden] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [appellanten] op:
€ 108,59 dagvaardingskosten eerste aanleg;
€ 287,00 griffierecht eerste aanleg;
€ 1.357,50 salaris advocaat eerste aanleg;
€ 109,57 dagvaardingskosten hoger beroep;
€ 318,00 griffierecht hoger beroep;
€ 2.432,10 kosten bezonningsdeskundige;
€ 2.159,85 kosten bomendeskundige;
€ 3.342,00 salaris advocaat hoger beroep.
20.6.
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling van de nakosten ten bedrage van € 131,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
20.7.
bepaalt dat de bedragen genoemd in rov 20.5 binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak en het in rov 20.6. genoemde bedrag van € 131,00 binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak dan wel het daar genoemde bedrag van € 199,00 vermeerderd met explootkosten binnen veertien dagen na de dag van betekening moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
20.8.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
20.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, L.S. Frakes en J.K.B. van Daalen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 augustus 2022.
griffier rolraadsheer