ECLI:NL:GHSHE:2022:2977

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
20-000341-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan witwassen door het verstrekken van bankpas en pincode in het kader van WhatsApp-fraude

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1995, was betrokken bij een serie van frauduleuze handelingen waarbij hij zijn bankpas en pincode ter beschikking stelde aan onbekende daders. Deze daders maakten gebruik van de bankpas om bedragen van de rekening van de verdachte te storten en vervolgens contant op te nemen. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan witwassen, omdat hij wist dat zijn bankpas en pincode zouden worden gebruikt voor frauduleuze doeleinden. Het hof oordeelde dat de verdachte niet het grote brein achter de fraude was, maar dat hij wel een actieve rol had gespeeld door zijn bankgegevens te verstrekken. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, maar het hof legde uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 50 uren. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 2.298,99 aan de eerste benadeelde partij en € 2.643,89 aan de tweede benadeelde partij. Het hof benadrukte de ernst van de betrokkenheid van de verdachte bij de fraude en het witwassen van de opbrengsten daarvan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000341-21
Uitspraak : 11 augustus 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 28 januari 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01014268-21 en 01-273051-20, 01-320342-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01-014268-21 en 01-320342-20 is tenlastegelegd.
Het hof zal voorts op de voet van het bepaalde in artikel 423, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering afzonderlijk een straf bepalen voor het door de eerste rechter bewezenverklaarde feit (01-273051-20) dat in hoger beroep niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte subsidiair is tenlastegelegd onder parketnummer 01-014268-21 en 01-320342-20, te weten de medeplichtigheid aan witwassen, en hem zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof ter zake het door de politierechter onder parketnummer 01-273051-20 bewezenverklaarde aan de verdachte zal opleggen een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair te vervangen door 75 dagen hechtenis. Tot slot heeft zij geconcludeerd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen dient toe te wijzen.
De verdediging heeft integrale vrijspraak van het onder parketnummer 01-014268-21en 01320342-20 tenlastegelegde bepleit. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dient te verklaren dan wel de vorderingen af te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-014268-21:
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2020 tot en met 21 augustus 2020 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad en/of Helmond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een voorwerp, te weten een geldbedrag (in totaal ongeveer € 2298,99), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet (van giraal naar chartaal geld), terwijl hij en/of zijn mededaders(s) wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat
een of meerdere onbekend gebleven dader(s) in of omstreeks de periode van 14 augustus 2020 tot en met 21 augustus 2020 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad en/of Helmond, althans in Nederland, telkens een voorwerp, te weten een geldbedrag (ongeveer € 2298,99), heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben omgezet (van giraal naar chartaal geld), terwijl die onbekend gebleven dader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door in of omstreeks de periode van 14 augustus 2020 tot en met 21 augustus 2020 te Helmond, althans in Nederland, verdachtes bankpas en bijbehorende pincode, althans zijn bankrekeningnummer ( [rekeningnummer 1] ) ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven dader(s);
Zaak met parketnummer 01-320342-20 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2020 tot en met 21 augustus 2020 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad en/of Helmond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een voorwerp, te weten een geldbedrag (in totaal ongeveer € 2643,89), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet (van giraal naar chartaal geld), terwijl hij en/of zijn mededaders(s) wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat
een of meerdere onbekend gebleven dader(s) in of omstreeks de periode van 14 augustus 2020 tot en met 21 augustus 2020 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad en/of Helmond, althans in Nederland, telkens een voorwerp, te weten een geldbedrag (ongeveer € 2643,89), heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben voorhanden gehad en/of heeft/hebben omgezet (van giraal naar chartaal geld), terwijl die onbekend gebleven dader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door in of omstreeks de periode van 14 augustus 2020 tot en met 21 augustus 2020 te Helmond, althans in Nederland, verdachtes bankpas en bijbehorende pincode, althans zijn bankrekeningnummer ( [rekeningnummer 1] ) ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven dader(s).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft, met de advocaat-generaal en de raadsman, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 01014268-21 primair en in de zaak met parketnummer 01320342-20 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Om redenen van efficiëntie verwijst het hof voor de motivering van de vrijspraken naar hetgeen het hof heeft overwogen onder ‘Bewijsoverwegingen’.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-014268-21 subsidiair en in de zaak met parketnummer 01-320342-20 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 01-014268-21
subsidiair
een of meerdere onbekend gebleven dader(s) op 21 augustus 2020 in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (€ 2.250,00), heeft/hebben verworven en voorhanden heeft/hebben gehad en heeft/hebben omgezet (van giraal naar chartaal geld), terwijl die onbekend gebleven dader(s) wist(en) dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft door op 21 augustus 2020 te Helmond, verdachtes bankpas en bijbehorende pincode ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven dader(s);
Zaak met parketnummer 01-320342-20 (gevoegd)
subsidiaireen of meerdere onbekend gebleven dader(s) op 21 augustus 2020 in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (€ 2.640,00), heeft/hebben verworven en voorhanden heeft/hebben gehad en heeft/hebben omgezet (van giraal naar chartaal geld), terwijl die onbekend gebleven dader(s) wist(en) dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft door op 21 augustus 2020 te Helmond, verdachtes bankpas en bijbehorende pincode ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven dader(s).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen ter zake van parketnummer 01-014268-21 [1]
1.
Het proces-verbaal aangifte van [benadeelde 1] van 14 september 2020, proces-verbaalnummer PL2100-2020-209462-2, pagina’s 3 tot en met 4 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende:
Geld gestort aan iemand die zich voordeed als mijn dochter.
Werkwijze
Hoe bent u benaderd?: Whatsapp
Welk telefoonnummer, accountnaam of e-mailadres gebruikte de oplichter?: [telefoonnummer 1]
Leek dit voor u van een bekende te zijn?: Nee
Waarom vroeg de oplichter om uw hulp?: Ik kreeg een app van een onbekend nummer van iemand die zich voordeed als mijn dochter. Daarin werd gezegd dat zij een nieuwe telefoon had. Haar oude was beschadigd. Vragen die ik stelde, werden beantwoord. Op een gegeven moment werd er gezegd dat ze niet bij haar bankgegevens kon omdat die nog allemaal op haar oude telefoon stonden. Ze vroeg of ik even kon voorschieten. Toen ik vroeg waarvoor klonk dat heel geloofwaardig. Ik heb toen een bedrag van 2200,00 euro overgemaakt.
Als welke bekende persoon deed de oplichter zich voor (voor- en achternaam)?: [naam 1]
Betalingen:
Hebt u een betaling gedaan?: Ja
Betaling:
Hoe is de betaling gedaan?: Bankoverschrijving binnen Europa
Hebt u deze betaling ontvangen of betaald?: Betaald
Uw bankrekeningnummer: [rekeningnummer 2]
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer 1]
Naam rekeninghouder andere partij: [verdachte]
Welke omschrijving staat er bij deze betaling op uw rekeningafschrift?: 3928483
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 2200,00
Datum betaling: 21-08-2020
Tijdstip betaling: 21:20
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Een vordering verstrekking identificerende gegevens van hulpofficier van justitie [verbalisant 1] d.d. 26 augustus 2020 en resultaat - vorderen op basis van product (VB-166524620), proces-verbaalnummer PL1100-2020179582-3, pagina’s 13 tot en met 16 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende:
Soort product: Betaalrekening
IBAN: [rekeningnummer 1]
Rekeninghouder(s) natuurlijk persoon: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1995
3.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van verbalisant [verbalisant 2] van 17 november 2020, proces-verbaalnummer PL2100-2020209462-5, pagina’s 20 tot en met 23 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende:
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 19:15:46 uur, het limiet van betaalpas met volgnummer 005 voor geldautomaten in Nederlands tijdelijk is aangepast.
Ik zag dat er vervolgens op 21 augustus 2020, om 21:20:30 uur, 2298,99 euro is overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 1] , ten name van [verdachte] , door Mw [benadeelde 1] met [rekeningnummer 2] .
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 21:25:56 uur, 750 euro werd gepind bij de geldautomaat, gelegen op [plaats] .
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 21:26:45 uur, 750 euro werd gepind bij de geldautomaat, gelegen op [plaats] .
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 21:27:32 uur, 750 euro werd gepind bij de geldautomaat, gelegen op [plaats] .
4.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 28 januari 2021, voor zover inhoudende:
Het klopt dat de bedragen van 2643,89 euro en 2298,99 euro op mijn rekening zijn gekomen. Dat geld kwam op mijn rekening via een fraude. Ik had daar niets mee te maken, mijn pasje werd mij na mondelinge bedreiging afgenomen. Ik kan niet zeggen wie mijn pasje heeft afgenomen. In de twee zaken van de fraude zijn het wel dezelfde mensen geweest. […] Degenen die mijn pas hebben afgenomen, hebben mijn limiet ook verhoogd door mijn telefoon te gebruiken. Daartoe heb ik ook de code verstrekt: […]. Ik heb twee keer mijn telefoon ontgrendeld voor deze jongens, ze waren eerst anderhalf uur bij mij, toen weg en daarna kwamen ze weer terug.
[…] Nadat die personen zijn weggegaan met mijn bankpas, dacht ik wel dat ze iets verkeerds gingen doen. Toen heb ik daar niets mee gedaan, ik heb niet de politie gebeld of mijn bankpas geblokkeerd. Door het blokkeren van mijn pas zou ik namelijk weer problemen krijgen met die anderen.
5.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juli 2022, voor zover inhoudende:
Ze hebben mijn bankpas met bedreiging van mij afgenomen. Ik was toen buiten, in het centrum van Helmond. […] Toen zij op mij af kwamen, wist ik dat het foute boel was. Ik had volgens hen nog iets goed te maken. Zij spraken mij op een strenge manier aan. […] Het afgeven van mijn bankpas en pincode ging niet op een normale manier, maar dat ging met dreiging. […] Ik ben mijn bankpas ongeveer één dag kwijt geweest. […]
Ik was erbij toen ze mijn limiet verhoogde. […] U zegt mij dat ik misschien niet wist wie, wat, waar, hoe en wanneer en vraagt mij of het mij wel duidelijk was dat een en ander niet in de haak was en dat het ging om geld. Ja, dat klopt. […] U vraagt mij of ik mij ervan bewust was dat er een kans was dat er fraude zou worden gepleegd met mijn bankpas en pincode. Ja, een kans wel. Het klopt dat ik wist dat er een kans was dat zij mijn bankrekening zouden misbruiken in verband met fraude. […] Ik kreeg een steeds slechter gevoel dat er iets aan de hand zou kunnen zijn. Ik kreeg steeds meer het vermoeden dat het niet in de haak was. […] U vraagt mij waarom ik dat vermoeden kreeg. Dat kwam door de houding die die personen hadden. Zij deden een beetje agressief tegen mij. Daardoor kreeg ik dat vermoeden.
De bewijsmiddelen ter zake van parketnummer 01-320342-20 [2]
1.
Het proces-verbaal aangifte van [benadeelde 2] van 26 augustus 2020, proces-verbaalnummer PL2100-2020194216-1, pagina’s 3 tot en met 6 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende:
Ik heb, nadat ik gisterenmiddag geappt had met "mijn dochter" die haar telefoon in de was had gedaan en dus een nieuw nummer doorgaf, gisterenavond nav van een app bedragen overgemaakt omdat deze voor gisterenavond 20.00 betaald hadden moesten zijn.
En omdat haar Raboapp nog niet werkte en ze haar bestanden kwijt was. Niet bij mijn dochter nagevraagd want ik had de sleutels van de auto al in mijn handen om boodschappen te gaan doen en wilde niet de controlerende moeder zijn.. Hoe stom kun je zijn. Ik heb EUR 2643,89 en EUR 2215,99 overgemaakt. Het laatste bedrag is gelukkig door de Rabobank tegengehouden. Ik heb met de Rabobank ook contact gehad en zij hebben er een fraudedossier van gemaakt.
Werkwijze
Hoe bent u benaderd?: Whatsapp
Welk telefoonnummer, accountnaam of e-mailadres gebruikte de oplichter??: [telefoonnummer 2]
Waarom vroeg de oplichter om uw hulp?: Hoi mam mijn andere toestel is perongeluk in
de wasmachine beland . Het nieuwe nummer kan je opslaan
Ja ik ben het je dochter
Ik was mijn telefoon in mijn zak vergeten heb ik weer
Maar welke van de twee er staat geen naam bij ...
De oudste en handigste van de 2
Hoe krijg je het voor elkaar .. zou stuur je foto's met je oude toestel, zo zit je in
de bus en zo stuur je een nieuw nummer
Was je hier voor verzekerd
Ja door al me gehaast is dit gebeurt
Nee ik was hier niet voor verzekerd maar ik heb een nieuwe abonnement genomen mijn
oude was toch al bijna verlopen
Dus de schade valt gelukkig hoop ik mee
Ja dat valt wel mee
Ik had een vraagje ik zit nu ook met nog een probleem
Ik moet voor 20:00 3 betalingen verwerken maar ben al mijn bestanden kwijt en ik kom
nu niet meer in mijn bankierenapp.
Het is 1 factuur van rond de 800 en 2 van rond de 900 als ik het niet optijd
verwerkt heb gaat het naar de incasso..
Zou je dat voor me kunnen betalen Dan stort ik het morgen terug
Stuur ze maar per mail...
Oké bedanktik stuur de gegevens wel snel door
Je hebt geluk... zat bijna in de auto om boodschappen gaan te doen
[rekeningnummer 1]
Naam: [verdachte]
Totaalbedrag:2643,89
Beschrijving:C70481
Kun je me een bericht sturen als het gelukt is dan mail ik door dat het via jou
betaald is
De beschrijving moet er wel bijstaan.
Het is gelukt ! Vanaf bankrekening [rekeningnummer 3]
Inclusief betalingskenmerk
Oké nogmaals bedankt ik mail het door.
Als welke bekende persoon deed de oplichter zich voor (voor- en achternaam)?: [naam 2]
Betalingen:
Hebt u een betaling gedaan?: Ja
Betaling:
Hoe is de betaling gedaan?: Bankoverschrijving binnen Europa
Hebt u deze betaling ontvangen of betaald?: Betaald
Uw bankrekeningnummer: [rekeningnummer 3]
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer 1]
Naam rekeninghouder andere partij: [verdachte]
Welke omschrijving staat er bij deze betaling op uw rekeningafschrift?: C70481
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 2643,89
Datum betaling: 21-08-2020
Tijdstip betaling: 19:45
2.
Een vordering verstrekking identificerende gegevens bij banken van hulpofficier van justitie [verbalisant 3] d.d. 18 september 2020 en resultaat - vorderen op basis van product (VB-181278064), proces-verbaalnummer PL2100-2020194216-2, pagina’s 9 tot en met 12 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende:
Soort product: Betaalrekening
IBAN: [rekeningnummer 1]
Rekeninghouder(s) natuurlijk persoon: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1995
3.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van verbalisant [verbalisant 2] van 17 november 2020, proces-verbaalnummer PL2100-2020209462-5, pagina’s 20 tot en met 23 van het eindproces-verbaal [3] , voor zover inhoudende:
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 19:15:46 uur, het limiet van betaalpas met volgnummer 005 voor geldautomaten in Nederlands tijdelijk is aangepast.
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 19:45:18 uur, 2643,89 euro is overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 1] , ten name van [verdachte] , door [benadeelde 2] e.o [naam 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 3] .
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 19:49:18 uur, 750 euro werd gepind bij de geldautomaat, gelegen op [plaats] .
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 19:50:07 uur, 750 euro werd gepind bij de geldautomaat, gelegen op [plaats] .
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 19:50:56 uur, 750 euro werd gepind bij de geldautomaat, gelegen op [plaats] .
Ik zag dat er op 21 augustus 2020, om 19:52:02 uur, 390 euro werd gepind bij de geldautomaat, gelegen op [plaats] .
4.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 28 januari 2021, voor zover inhoudende:
Het klopt dat de bedragen van 2643,89 euro en 2298,99 euro op mijn rekening zijn gekomen. Dat geld kwam op mijn rekening via een fraude. Ik had daar niets mee te maken, mijn pasje werd mij na mondelinge bedreiging afgenomen. Ik kan niet zeggen wie mijn pasje heeft afgenomen. In de twee zaken van de fraude zijn het wel dezelfde mensen geweest. […] Degenen die mijn pas hebben afgenomen, hebben mijn limiet ook verhoogd door mijn telefoon te gebruiken. Daartoe heb ik ook de code verstrekt: […]. Ik heb twee keer mijn telefoon ontgrendeld voor deze jongens, ze waren eerst anderhalf uur bij mij, toen weg en daarna kwamen ze weer terug.
[…] Nadat die personen zijn weggegaan met mijn bankpas, dacht ik wel dat ze iets verkeerds gingen doen. Toen heb ik daar niets mee gedaan, ik heb niet de politie gebeld of mijn bankpas geblokkeerd. Door het blokkeren van mijn pas zou ik namelijk weer problemen krijgen met die anderen.
5.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juli 2022, voor zover inhoudende:
Ze hebben mijn bankpas met bedreiging van mij afgenomen. Ik was toen buiten, in het centrum van Helmond. […] Toen zij op mij af kwamen, wist ik dat het foute boel was. Ik had volgens hen nog iets goed te maken. Zij spraken mij op een strenge manier aan. […] Het afgeven van mijn bankpas en pincode ging niet op een normale manier, maar dat ging met dreiging. […] Ik ben mijn bankpas ongeveer één dag kwijt geweest. […]
Ik was erbij toen ze mijn limiet verhoogde. […] U zegt mij dat ik misschien niet wist wie, wat, waar, hoe en wanneer en vraagt mij of het mij wel duidelijk was dat een en ander niet in de haak was en dat het ging om geld. Ja, dat klopt. […] U vraagt mij of ik mij ervan bewust was dat er een kans was dat er fraude zou worden gepleegd met mijn bankpas en pincode. Ja, een kans wel. Het klopt dat ik wist dat er een kans was dat zij mijn bankrekening zouden misbruiken in verband met fraude. […] Ik kreeg een steeds slechter gevoel dat er iets aan de hand zou kunnen zijn. Ik kreeg steeds meer het vermoeden dat het niet in de haak was. […] U vraagt mij waarom ik dat vermoeden kreeg. Dat kwam door de houding die die personen hadden. Zij deden een beetje agressief tegen mij. Daardoor kreeg ik dat vermoeden.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair onder parketnummer 01-014268-21 en 01-320342-20 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft zijn bankpas en pincode afgegeven aan mannen wiens namen niet bekend zijn. De verdachte of de onbekend gebleven personen hebben vervolgens het limiet van de verdachte verhoogd. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte zelf ook wel een vermoeden had dat door de mannen fraude zou worden gepleegd; hij had het idee dat het niet in de haak was. Verdachte heeft vervolgens geen aangifte gedaan of zijn bankpas geblokkeerd. Die avond of een dag later is op de bankrekening twee maal ruim 2.000 euro gestort. Vervolgens heeft de verdachte diens bankpas terug ontvangen. Er is sprake van verhullende handelingen, nu de criminele opbrengsten worden overgeboekt op de naam van een ander, de katvanger. Daarmee wordt de betrokkenheid bij de fraude verhuld. Vervolgens zijn de bedragen gepind, hetgeen ‘omzetten’ van giraal naar contant geld oplevert. De verdachte heeft derhalve zijn bankpas aan anderen ter beschikking gesteld, waardoor sprake is van medeplichtigheid aan witwassen.
De advocaat-generaal heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat geen sprake is van de kwalificatie-uitsluitingsgrond, nu het niet gaat om witwassen van een eigen misdrijf; er is geen bewijs van betrokkenheid bij de oplichting of bij een ander misdrijf. De kwalificatie-uitsluitingsgrond volgt de medeplichtige niet.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor zowel het primair als het subsidiair onder parketnummer 01-014268-21 en 01-320342-20 tenlastegelegde. Daartoe heeft zij nog voren gebracht dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de gelden voorhanden heeft gehad op enig moment. Hij heeft zijn bankpas afgegeven en – nadat de tenlastegelegde bedragen waren gestort en gepind – weer teruggekregen. Wellicht is er sprake van medeplichtigheid of medeplegen aan het gronddelict, de oplichting. Dat is echter niet tenlastegelegd. Voorts is geen sprake van het verhullen van de gelden, nu de betreffende bedragen op de bankrekening van de verdachte stonden en te zien is waar de bedragen vandaan komen en waar deze naartoe gaan.
Het oordeel van het hof
Het hof stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat verdachte aan een of meer onbekend gebleven daders zijn bankpas en pincode heeft afgegeven, alsmede zijn telefoon, waarmee door een of meer van deze daders de pinlimiet van de verdachte (tijdelijk) is verhoogd. Daarop heeft via de bankrekening van verdachte de zogeheten ‘WhatsApp-fraude’ plaatsgevonden, in welk kader de twee slachtoffers, de heer [benadeelde 2] en mevrouw [benadeelde 1] , respectievelijk en om 19:45 uur € 2.643,89 en om 21:20 uur € 2.298,99 hebben overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte. Vervolgens hebben de daders tussen 19:49 uur en 19:52 uur een bedrag van € 2.640,00 (driemaal € 750,00 en eenmaal € 390,00) gepind met de pas van verdachte en tussen 21:25 uur en 21:27 uur € 2.250,00 (driemaal € 750,00) van de bankrekening van de verdachte gepind. Door het pinnen van de geldbedragen zijn de voorwerpen, te weten de gelden, omgezet van banktegoed (giraal geld) naar contant geld (chartaal geld). Daarmee is sprake van een verhullende handeling in de zin van artikel 420bis lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van het hof is derhalve sprake van het opzettelijk witwassen van geld door (een of meer van) de onbekend gebleven daders.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Met het verstrekken van zijn pinpas en -code, alsmede zijn mobiele telefoon waarmee de limiet van zijn betaalpas kon worden verhoogd, heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het ontvangen en contant opnemen van geldbedragen die voortvloeiden uit de oplichting van de twee slachtoffers en dus direct afkomstig waren uit misdrijven. Hierbij had de verdachte niet alleen opzet op het behulpzaam zijn bij en het verschaffen van middelen aan de daders, maar ook voorwaardelijk opzet op het witwassen door de daders. De verdachte heeft namelijk ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij erbij was toen de daders de limiet van zijn bankrekening verhoogden en wist dat een en ander niet in de haak was. Verdachte was zich op het moment van het afgeven van de bankpas met pincode bewust van de kans dat fraude zou worden gepleegd met behulp van zijn bankpas en pincode. Het hof stelt vast dat verdachte zijn bankpas en pincode desalniettemin heeft afgegeven en verder niets heeft ondernomen om de mogelijke fraude en het witwassen te voorkomen, waarmee verdachte heeft toegestaan dat zijn bankrekening op deze wijze werd gebruikt. Het hof is van oordeel dat de verdachte hiermee bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat met behulp van de door hem afgegeven bankpas en pincode via zijn bankrekening zou worden gefraudeerd, gelden op zijn bankrekening werden gestort en vervolgens witgewassen doordat deze contant van zijn bankrekening konden worden opgenomen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde medeplegen.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich aldus wel schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan witwassen van de bedragen die door de dader(s) middels de fraude zijn verkregen en vervolgens van zijn rekening zijn gepind.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-014268-21 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan witwassen.
Het in de zaak met parketnummer 01-320342-20 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, alsmede – ter zake van het onder parketnummer 01-273051-20 door de eerste rechter bewezenverklaarde – een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair te vervangen door 75 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Daartoe heeft zij naar voren gebracht dat de verdachte vrijwel van meet af aan eerlijk is geweest over het tenlastegelegde. De gang naar het hof is erg belastend geweest voor hem. Bovendien is sprake van enig tijdsverloop. De verdachte is na de onderhavige strafzaak, niet met politie of justitie in aanraking geweest. Gelet daarop is er geen enkele reden om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft die proeftijd reeds met glans doorstaan. Daarnaast is, gelet op het vorenstaande, voldoende aanleiding om de taakstraf te matigen.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het bijzonder heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan witwassen, door zijn bankpas en pincode ter beschikking te stellen aan een of meer anderen en deze perso(o)n(en) middels zijn mobiele telefoon de limiet van zijn betaalpas te laten verhogen. Hij is zodoende behulpzaam geweest bij het aan het zicht van justitie onttrekken van opbrengsten van misdrijven die zijn verkregen uitoplichting door middel van WhatsApp-fraude. Met het handelen van de verdachte wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Het hof heeft gelet op de rol die de verdachte had bij het bewezenverklaarde, in die zin dat hij niet ‘het grote brein’ achter de WhatsApp-fraude was. De verdachte is onder druk van de daders behulpzaam geweest. Het hof rekent de verdachte wel aan dat hij niet meer weerstand heeft geboden tegen de daders of anderszins actie heeft ondernomen teneinde de fraude en het witwassen te voorkomen. De verdachte had bijvoorbeeld de politie kunnen bellen of zijn bankpas kunnen (laten) blokkeren.
Het hof houdt in het voordeel van de verdachte rekening met:
  • de omstandigheid dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven,
  • de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht, en
  • de inhoud van het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 juni 2022, waaruit volgt dat verdachte sinds het tenlastegelegde niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie.
Alles afwegende acht het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof zal, gelet op artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering, de straf ter zake van het door de eerste rechter bewezenverklaarde feit onder parketnummer 01-273051-20, dat in hoger beroep niet aan het oordeel van het hof is onderworpen, bepalen op 50 uren taakstraf, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen kan toewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – bij een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan witwassen – de vorderingen van de benadeelde partijen niet aan de verdachte tegengeworpen kunnen worden, nu geen sprake is van een causaal verband tussen de geleden schade en de gedragingen van de verdachte. Derhalve dient het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen te verklaren dan wel de vorderingen af te wijzen.
Het oordeel van het hof
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.298,99. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder parketnummer 01-014268-21 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 2.298,99. Immers, door het handelen van de verdachte is voornoemd bedrag – dat door fraude is verkregen – niet meer traceerbaar en daarmee niet terug te geven aan de benadeelde partij. Gelet daarop is sprake van een causaal verband tussen het handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij geleden schade. Weliswaar ziet het bedrag van het witwassen waaraan verdachte medeplichtig wordt geacht (€ 2.250,00) niet op het gehele bedrag van de gevorderde schade (€ 2.298,99), maar zal het hof niettemin het gehele bedrag (€ 2.298,99) toewijzen nu tussen het onrechtmatig handelen van verdachte jegens de benadeelde partij – hetgeen strafrechtelijk als (medeplichtigheid aan) witwassen ten laste is gelegd – en het daadwerkelijk geleden en mitsdien gevorderde schadebedrag van € 2.289,99 voldoende verband bestaat.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 2.298,99. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.643,89. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes onder parketnummer 01-320342-20 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.643,89. Immers, door het handelen van de verdachte is voornoemd bedrag – dat door fraude is verkregen – niet meer traceerbaar en daarmee niet terug te geven aan de benadeelde partij. Gelet daarop is sprake van een causaal verband tussen het handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij geleden schade. Weliswaar ziet het bedrag van het witwassen waaraan verdachte medeplichtig wordt geacht (€ 2.640,00) niet op het gehele bedrag van de gevorderde schade (€ 2.643,89), maar zal het hof niettemin het gehele bedrag (€ 2.643,89) toewijzen nu tussen het onrechtmatig handelen van verdachte jegens de benadeelde partij – hetgeen strafrechtelijk als (medeplichtigheid aan) witwassen ten laste is gelegd – en het daadwerkelijk geleden en mitsdien gevorderde schadebedrag van € 2.643,89 voldoende verband bestaat.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 2.643,89. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 48, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-014268-21 primair en in de zaak met parketnummer 01-320342-20 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-014268-21 subsidiair en in de zaak met parketnummer 01-320342-20 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-014268-21 subsidiair en in de zaak met parketnummer 01-320342-20 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 01-273051-20 bewezenverklaarde op een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-014268-21 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.298,99 (tweeduizend tweehonderdachtennegentig euro en negenennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-014268-21 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.298,99 (tweeduizend tweehonderdachtennegentig euro en negenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzelingop ten hoogste
32 (tweeëndertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 augustus 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-320342-20 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.643,89 (tweeduizend zeshonderddrieënveertig euro en negenentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-320342-20 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.643,89 (tweeduizend zeshonderddrieënveertig euro en negenentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzelingop ten hoogste
36 (zesendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 augustus 2020.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.G. Gersen, griffier,
en op 11 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Scheele is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Met eindproces-verbaal wordt hier – tenzij anders is vermeld – bedoeld het dossier van de politie Oost-Brabant, dossiernummer PL2100-2020209462, afgesloten d.d. 4 december 2020, aantal doorgenummerde bladzijden: 31.
2.Met eindproces-verbaal wordt hier – tenzij anders is vermeld – bedoeld het dossier van de politie Oost-Brabant, dossiernummer PL 2100-2020194216, afgesloten d.d. 14 november 2020, aantal doorgenummerde bladzijden: 23.
3.Met eindproces-verbaal wordt hier bedoeld het dossier in de zaak onder parketnummer 01-014268-21 van de politie Oost-Brabant, dossiernummer PL2100-2020209462, afgesloten d.d. 4 december 2020, aantal doorgenummerde bladzijden: 31.