ECLI:NL:GHSHE:2022:2968

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
20-000804-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gekwalificeerde diefstal uit een bedrijfspand met DNA-bewijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor gekwalificeerde diefstal uit een modewinkel in [locatie] op 9 november 2018. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1998, heeft samen met een ander een inbraak gepleegd waarbij een grote hoeveelheid kleding ter waarde van 15.907 euro is weggenomen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf van 4 maanden geëist, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit.

Het hof heeft het beroep van de verdachte ongegrond verklaard en het eerdere vonnis vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is, waaronder DNA-sporen op een sok die op de plaats delict is aangetroffen. Dit DNA-profiel matchte met dat van de verdachte, wat het hof als sterk bewijs beschouwde voor zijn betrokkenheid bij de inbraak. De verdediging kon geen aannemelijke verklaring geven voor de aanwezigheid van het DNA-spoor op de sok.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 85 dagen, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de ernst van het delict en de recidive van de verdachte in overweging genomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000804-20
Uitspraak : 26 juli 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 12 maart 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-300885-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1998,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich toegang heeft verschaft door middel van braak” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2018 te [locatie] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, uit een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] , een grote hoeveelheid kledingstukken (met een totale waarde van 15.907,- EUR), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2018 te [locatie] , tezamen en in vereniging met een ander, uit een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] , een grote hoeveelheid kledingstukken (met een totale waarde van 15.907,- EUR), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte namens [bedrijf] d.d.
15 november 2018 (met bijlagen), voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde] [2] :
Ik ben eigenaresse van de kledingwinkel [bedrijf] , gelegen aan [adres 2] . Er is op 9 november 2018 omstreeks 03.30 uur in mijn kledingwinkel ingebroken. De daders hebben zich toegang verschaft tot de winkel door de voordeur. Deze voordeur bestaat uit veiligheidsglas. Deze glazen voordeur is kapotgeslagen met een hamer en hierdoor verbrijzeld. Het rolluik dat achter deze deur zit, is omhooggeduwd.
Het volgende is uit mijn winkel weggenomen:
- 13 jassen van het merk Moncler;
- 2 mantels van het merk Moncler;
- 9 mantels van het merk Cinzia Rocca;
- 4 truien van het merk Max&Moi;
- 1 sjaal van het merk Max&Moi;
- 1 pantalon van het merk Max&Moi;
- 2 mantels van het merk Max&Moi;
- 3 poncho's van het merk Max&Moi.
Dit alles heeft een totaal inkoopbedrag van: 15.907,- euro. Er zijn camerabeelden beschikbaar, ik zal zorgen dat deze in uw bezit komen.
De aangever verstrekte over de bij het incident betrokken goederen de volgende aanvullende informatie:
Categorie omschrijving: Kleding en schoeisel
Object: Kleding (Sok)
Aantal/eenheid: 2 stuks
Spoor identificatienr.: AAKY5018NL
Categorie omschrijving: Gereedschap
Object: Handgereedschap (Hamer)
Categorie omschrijving: Gereedschap
Object: Handgereedschap (Breekijzer)
Dader: Met meerdere personen.
Bijzonderheden: gestoord, alarm
Hoe gepleegd: indrukken/-slaan/-gooien
Met behulp van: Knip-/breekvoorwerp, breekvoorwerp, koevoet; knip-/breekvoorwerp, overige, hamer.
Wijze van binnengaan: voorzijde.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 november 2018, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige] [3] :
Op 9 november 2018, omstreeks 03.30 uur, was ik aan het werk in de viswinkel op het adres [adres 3] . Toen ik aan het werk was hoorde ik buiten een hoop lawaai. Ik ben toen vervolgens naar buiten gelopen aan de kant van de [locatie] . Toen ik buiten was hoorde ik dat het lawaai kwam uit de richting van de kledingwinkel. Ik zag dat er een persoon bij de toegangsdeur stond van deze kledingwinkel en dat hij met een grote hamer o.i.d. aan het slaan was. Het alarm van de kledingwinkel ging af en maakte veel lawaai. Ik ben vervolgens de viswinkel ingelopen en heb de politie gebeld.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2019 (met bijlagen), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [4] :
Op 9 november 2018, omstreeks 03.45 uur, kwam ik, verbalisant [verbalisant 1] , samen met collega [verbalisant 2] , beiden gekleed in uniform, belast met de noodhulp in Zeeuws-Vlaanderen, ter plaatse in een opvallend dienstvoertuig, bij [bedrijf] , gelegen aan [adres 2] , binnen de gemeente [locatie] . Wij kregen omstreeks 03.30 uur een melding van het Operationeel Centrum, dat er zou worden ingebroken bij deze eerder genoemde winkel. Ter plaatse zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , dat de verdachten niet meer aanwezig waren. Ik zag dat de glazen toegangsdeur van het winkelpand versplinterd was. Ik zag bij de toegangsdeur allemaal glas op de grond liggen. Dit glas was afkomstig van de glazen toegangsdeur. Ik zag dat er een breekijzer en een sloophamer bij het glas lagen. Ik zag dat er een rolluik hing, op de plek waar de toegangsdeur gehangen had. Dit rolluik was ter beveiliging van de kledingwinkel. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat er twee sokken bij het rolluik op de grond lagen. Ik zag dat er één sok onder het rolluik en één sok net voor het rolluik op de grond, tussen het glas, lag.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2018, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [5] :
Opmerking verbalisant:
Tijdsaanduiding verloop film: Minuten:Seconden
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb op 26 november 2018 de camerabeelden bekeken die zijn opgenomen. Deze bewakingscamera hangt in het [bedrijf] , gelegen aan [adres 2] , waar op 9 november 2018 omstreeks 03.30 uur een inbraak is gepleegd. De camerabeelden zijn vrijwillig aan ons geleverd door de aangeefster en eigenaresse van deze kledingwinkel.
Op 0:16 (
het hof begrijpt dat deze getallen geen tijdsaanduiding zijn, maar het tijdsverloop op de beelden aangeven)hoor ik grote knallen in het filmpje. Vermoedelijk zijn de verdachten nu bezig met het inslaan van de glazen voordeur.
Op 0:24 hoor ik dat er een luid alarm afgaat.
Tussen 0:36 en 0:40 en 0:49 en 1:05 hoor ik luide, onverstaanbare stemmen.
Vanaf 01:43 hoor ik luide, onverstaanbare stemmen en zie ik twee personen in de kledingwinkel lopen. Ik kan deze personen als volgt omschrijven:
Persoon 1, komt als eerst in beeld:
- zwarte lange broek
- zwarte schoenen
- zwarte bovenkleding
Persoon 2, komt als tweede in beeld:
- zwarte lange broek
- zwarte schoenen
- zwarte bovenkleding
- draagt een voorwerp wat lijkt op een grote zak.
Ik zie dat persoon 1 om 1:52 weer uit beeld loopt, verder de winkel in.
Tussen 2:08 en 2:12 hoor ik iemand roepen, wat lijkt op woorden met gelijke strekking: "Kom op nou, vlug!"
Op 2:12 zie ik dat Persoon 2 uit beeld rent, in de richting van de uitgang van de winkel. Ik zie dat er een wit shirt vanonder zijn zwarte jas of vest komt.
Om 2:16 uur eindigt het fragment.
Bedrijf: [bedrijf] , [adres 2] .
5.
Het proces-verbaal biologisch vooronderzoek d.d. 21 januari 2019, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] [6] :
In verband met een gekwalificeerde diefstal uit een winkel te [locatie] werd op verzoek van de Eenheid Zeeland-West-Brabant op 15 januari 2019 door mij als forensisch onderzoeker een onderzoek verricht naar sporen aan onderstaande sporendrager.
Sporendrager
Goednummer: PL2000-2018264168-1954324
SIN: AAKY5018NL
Object: Kleding (Sok)
Aantal/eenheid: 2 stuks
Onderzoek kleding (sokken) met SIN AAKY5018NL
Tijdens het ingestelde onderzoek aan dit object kleding (sokken) werd door mij het
navolgende bevonden en waargenomen:
Het betroffen hier voor mij op het oog twee soortgelijke grijze enkelsokken met opschrift "Sport". Deze sokken waren op dusdanige wijze in een onderzoekslaken gevouwen dat zij geen contact met elkaar maakten.
Biologisch vooronderzoek
Ik zag dat deze sokken licht vervuild waren. Ik zag dat deze sokken niet binnenstebuiten gekeerd waren. Op de buitenzijde van één van deze sokken zag ik enkele bloedvlekken. De sok waarop ik geen bloedsporen zag, zal door mij in dit proces-verbaal verder aangeduid worden als sok A. De sok met bloedsporen zal hier verder aangeduid worden als sok B.
Ik zag dat er bloed aan weerszijden van sok B aanwezig was en dat dit zich voornamelijk bevond aan de schachtzijde van de sok. Ik zag dat dit bloed daar op de buitenzijde op terecht was gekomen. Ik zag namelijk dat het bloed niet was doorgedrongen tot aan de binnenzijde van de sok. Gezien deze bevinding alsmede de verschijningsvorm van deze bloedsporen waren deze voor mij passend bij afdrukpatronen van bloed. Dit zijn bloedspoorpatronen die ontstaan wanneer (een deel van) een bebloed lichaam of object contact maakt met een oppervlak.
Sok A werd door mij binnenstebuiten gekeerd en de binnenzijde van deze sok werd door mij met een stub bemonsterd op humaan DNA-houdend celmateriaal (dragersporen). Deze bemonstering werd door mij veiliggesteld, gewaarmerkt met het SIN:AAMD2636NL en in een afgesloten en verzegelde envelop verpakt.
Een bloedspoor op de buitenzijde van sok B werd door mij uitgesneden en vervolgens veiliggesteld, gewaarmerkt met het SIN:AAMD2637NL en in een afgesloten en verzegelde
envelop verpakt. Dit bloedspoor testte tevens Hexagon Obti (expiratiedatum 2019-03)
positief. Dit betekent dat er een positieve indicatie is op de aanwezigheid van humaan
bloed.
Veiliggestelde sporen
Spoornummer: PL2000-2018264168-119909
SIN: AAMD2636NL
Relatie met SIN: AAKY5018NL
Spoortype: Biologisch
Wijze veiligstellen: Stub
Plaats veiligstellen: Binnenzijde sok a
Bijzonderheden: Batch 1703; onbebloede sok
Spoornummer: PL2000-2018264168-119910
SIN: AAMD2637NL
Relatie met SIN: AAKY5018NL
Spoortype: Biologisch
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Op drager
Plaats veiligstellen: Buitenzijde sok b
Bijzonderheden: Tb pos en hexagon obti pos
6.
Het proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen d.d. 27 februari 2019, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] [7] :
Naar aanleiding van het door mij ontvangen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, 20 februari 2019, verklaar ik, als forensisch onderzoeker, dat van de hierna als betrokkene genoemde persoon door het Nederlands Forensisch Instituut een DNA profiel werd opgenomen in de landelijke DNA-databank.
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek
bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA profiel onder de
volgende personalia:
Betrokkene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag 1] 1998
Geboorteplaats: [geboorteplaats 1] in Nederland
Geslacht: Man
Nationaliteit: Nederlandse
Adres: [adres 1]
Postcode plaats: [adres 1]
Delict informatie forensisch onderzoek
Delict informatie: Gekwal. diefstal in/uit winkel
Datum onderzoek: 15 januari 2019
Plaats delict: [adres 2]
Spoornummer: PL2000-2018264168-119910
SIN: AAMD2637NL
Spoortype: Biologisch
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Op drager
Plaats veiligstellen: Buitenzijde sok b
Bijzonderheden: Tb pos en hexagon obti pos
7.
Het proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen d.d. 27 februari 2019, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] [8] :
Naar aanleiding van het door mij ontvangen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, 20 februari 2019, verklaar ik, als forensisch onderzoeker, dat van de hierna als betrokkene genoemde persoon door het Nederlands Forensisch Instituut een DNA profiel werd opgenomen in de landelijke DNA-databank.
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA profiel onder de volgende personalia:
Betrokkene
Achternaam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte]
Geboren: [geboortedag 2] 2000
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2] in Nederland
Geslacht: Man
Nationaliteit: Nederlandse
Adres: [adres 4]
Postcode plaats: [adres 4]
Delict informatie forensisch onderzoek
Delict informatie: Gekwal. diefstal in/uit winkel
Datum onderzoek: 15 januari 2019
Plaats delict: [adres 2]
Spoornummer: PL2000-2018264168-119909
SIN: AAMD2636NL
Spoortype: Biologisch
Wijze veiligstellen: Stub
Plaats veiligstellen: Binnenzijde sok a
Bijzonderheden: Batch 1703; onbebloede sok
8.
Het NFI-rapport “DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in [locatie] op 9 november 2018” d.d. 20 februari 2019, voor zover inhoudende als bevindingen van NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek ing. S. Redeker [9] :
Kenmerk aanvrager: PL2000-2018264168
Forensische Opsporing Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant
Het in Tabel 1 vermelde sporenmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Tabel 1 Resultaten, Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN en omschrijving
Code
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AAMD2636NL#01
Epitheel
Ja##
afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man (zie toelichting)
[medeverdachte]
(zie 'DNA-databank')
kleiner dan één op één miljard
AAMD2637NL#01
Bloed
ja
DNA-profiel van een man
[verdachte]
(zie 'DNA-databank')
kleiner dan één op één miljard
Toelichting:
Uit dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid. Naast het afgeleide DNA-hoofdprofiel zijn enkele additionele zwak aanwezige (DNA-)kenmerken zichtbaar.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2019, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] [10] :
Aanleiding:
Op 9 november 2018 te 03:30 uur vond er een inbraak plaats in de [bedrijf] , gelegen aan [adres 2] .
DNA:
Uit DNA onderzoek bleek dat er twee sporen waren, waarvan twee DNA profielen zijn veiliggesteld. Dit DNA bleek overeen te komen met het DNA profiel van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] .
Telefoonnummers:
Uit het interne politiesysteem bleek dat [medeverdachte] op 1 november 2018 een verklaring heeft afgelegd bij de politie te Amsterdam. [medeverdachte] verklaart in zijn verhoor dat hij te bereiken is onder het telefoonnummer [telefoonnummer] . Op 7 november 2017 is er van [medeverdachte] een verklaring opgenomen, waarin [medeverdachte] eveneens aangeeft dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
CIOT:
Op 11 april 2019 werd het telefoonnummer [telefoonnummer] middels een CIOT bevraging bevraagd. Hieruit bleek het abonnement op naam te staan van [betrokkene] , wonende
[adres 4] . Dit betreft het GBA adres van [medeverdachte] .
Op 11 april 2019 werd voor telefoonnummer [telefoonnummer] ( [medeverdachte] ) een vordering 126N opgemaakt, teneinde vast te stellen of het nummer ten tijde van de inbraak zich in de omgeving van [locatie] bevond.
Gegevens Historische gegevens:
[medeverdachte] :
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt het volgende:
8 november 2018 te 21:54:00 uur
Aangestraalde mast: Steenstraat te Meerkerk
Duur gesprek: 553 seconden
8 november 2018 te 23:06:46 uur
Aangestraalde mast: Hazeldonk te Breda
Duur gesprek: 202 seconden
9 november 2018 te 00:34:54 uur
Aangestraalde mast: Noordzeestraat te Cadzand
Duur gesprek: 748 seconden
9 november 2018 te 01:05:57 uur
Aangestraalde mast: Oude Kerkstraat te [locatie]
Duur gesprek: 177 seconden
9 november 2018 te 06:40:58
Aangestraalde mast: Oude Kerkstraat te [locatie]
Duur gesprek: 115 seconden
9 november 2018 te 10:56:27 uur
Aangestraalde mast: Hoogeindsestraat te Breda
Duur gesprek: 336 seconden
Uit bovenstaande is op te maken dat het mobiele nummer [telefoonnummer] zich kort voor het tijdstip van de inbraak vanuit de richting van Meerkerk naar het centrum van [locatie] heeft bewogen. Verder blijkt dat de mobiele telefoon kort na de inbraak zich in [locatie] bevindt en vervolgens enkele uren na de inbraak een gsm mast in Breda aanstraalt.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij zal worden vrijgesproken, bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er tegen de verdachte maar één stuk bewijs is, namelijk een bloedspoor op een sok die is aangetroffen op de plaats delict. Een DNA-spoor op een sok zegt echter niets over wijze waarop dat spoor daar terecht is gekomen. De vermeende betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak kan met een spoor op een dergelijk verplaatsbaar object niet worden aangetoond. Daarvoor zijn volgens de raadsman ondersteunende aanwijzingen nodig, die in het dossier ontbreken. Uit de historische verkeersgegevens met betrekking tot het gsm nummer van de verdachte blijkt dat hij rond de datum en het tijdstip van de inbraak niet in de buurt van [locatie] is geweest.
Wat betreft het bloedspoor heeft de raadsman verder betoogd dat het op een ander moment op de sok terecht kan zijn gekomen en dat er geen onderzoeksbevindingen zijn met betrekking tot de ouderdom van het bloedspoor dat die mogelijkheid uitsluit. Er zijn ook geen bloedsporen op glasdeeltjes op de plaats delict gevonden, waardoor het aannemelijk is dat het bloedspoor op een ander moment op de sok terecht is gekomen. Er blijven andere scenario’s met andere daders openstaan die niet door de bewijsmiddelen kunnen worden weerlegd.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de inhoud van de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen stelt het hof vast dat op 9 november 2018 door twee personen is ingebroken in een bedrijfspand, te weten een modewinkel, aan [adres 2] . Daarbij is het glas van de voordeur van die winkel met behulp van een hamer en/of breekijzer vernield, een rolluik omhoog gewerkt en is uit het modehuis een aanzienlijke hoeveelheid kleding weggenomen.
Onder het rolluik bij de voordeur en tussen de glasscherven van de toegangsdeur van het modehuis voor het rolluik zijn sokken aangetroffen, die zijn onderzocht op biologische sporen. Daarvan zijn monsters genomen, die zijn ingezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Van het bloedspoor op de ene sok is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Van het epitheel dat is aangetroffen in de andere sok is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte] . Het NFI heeft vastgesteld dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met de verkregen DNA-profielen kleiner is dan één op één miljard.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat het DNA-spoor van de verdachte op de aangetroffen sok, ondanks dat het een verplaatsbare sporendrager is, als een daderspoor is aan te merken, gelet op de plek waar de sokken zijn aangetroffen. Een sok zat immers vast onder het rolluik van de voordeur van het modehuis, dat door de inbrekers omhoog is gewrikt, en de andere sok lag tussen de glasscherven van de deur die door de inbrekers kapot is geslagen. Er is daarmee een directe relatie tussen de inbraak en de ter plaatse aangetroffen sokken met daarop DNA-sporen. Het DNA-spoor is daarmee naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs dat de verdachte als dader betrokken is geweest bij het tenlastegelegde feit. Het aantreffen van een dergelijk spoor schreeuwt om een nadere uitleg en in die zin is het hof het niet eens met de raadsman die heeft gesteld dat een dergelijke situatie zich hier niet voordoet.
Een aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van het aangetroffen bloedspoor, dat zou kunnen leiden tot het oordeel dat het bloed geen verband houdt met de inbraak, is door de verdediging niet gegeven, noch anderszins aannemelijk geworden. De verdachte heeft ervoor gekozen om zich tijdens het verhoor bij de politie op 10 april 2019 te beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is de verdachte niet verschenen. Er is derhalve geen verklaring voor de omstandigheid dat het uit een bloedspoor verkregen DNA-profiel dat is aangetroffen op de plaats delict matcht met het DNA-profiel van de verdachte, anders dan dat hij één van de inbrekers was. Weliswaar heeft de raadsman veronderstellenderwijs geopperd dat alternatieve scenario’s met andere daders denkbaar zijn. Welke scenario’s dat zijn heeft de raadsman echter niet uiteengezet. Het hof is van oordeel dat wanneer door de verdediging een alternatief scenario wordt geschetst, het voldoende concreet moet zijn om een aannemelijke verklaring te kunnen vormen voor het aantreffen van een dergelijk DNA-spoor op de plaats delict. Het standpunt van de raadsman dat er andere scenario’s zijn wordt door het hof als te algemeen en zijnde puur hypothetisch verworpen. Hetzelfde heeft te gelden met betrekking tot de door de verdediging geopperde mogelijkheid dat door contacten van de verdachte met de broer van de medeverdachte [medeverdachte] het spoor op de sok is gekomen. Ook dit scenario acht het hof onvoldoende concreet en derhalve niet aannemelijk geworden. Het enkele gegeven dat zij later in 2022 veroordeeld zijn ter zake van een samen gepleegd feit, op 1 juli 2020, is gelet op de datum van het tenlastegelegde feit, te weten 9 november 2018, daartoe niet voldoende. Het blijft bij een enkele stelling, zonder dat daarvoor een onderbouwing aanwezig is. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat het bloedspoor daar terecht is gekomen op een andere manier en/of op een ander tijdstip dan door het optreden van de dader ten tijde van de inbraak.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, kan uit de omstandigheid dat een gsm-nummer dat destijds bij de verdachte in gebruik was op 9 november 2018 niet heeft aangestraald op een zendmast in de omgeving van [locatie] niet worden afgeleid dat de verdachte die dag niet in [locatie] is geweest. Het is immers zeer wel mogelijk dat hij zijn mobiele telefoon heeft uitgezet, of dat hij op dat moment een gsm met een ander telefoonnummer of geen telefoon bij zich had.
Anders dan de raadsman is het hof ten slotte van oordeel dat aan het bewijsminimum is voldaan. Het verband tussen het handelen van de verdachte en de aangetroffen sporen wordt immers gelegd door de aangifte, de in de bewijsmiddelen opgenomen processen-verbaal van bevindingen van de politie en het NFI-rapport.
Gelet op het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 9 november 2018 te [locatie] , tezamen en in vereniging met een ander, schuldig heeft gemaakt aan een gekwalificeerde diefstal.
Het verweer van de verdediging wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem in het geval van een veroordeling, gelet op een uitspraak tegen de verdachte van het gerechtshof te Amsterdam van 9 juni 2022 (gewezen onder parketnummer 23-002242-21) en het in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht bepaalde, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar een taakstraf – eventueel in combinatie met één dag gevangenisstraf als sprake zou zijn van een taakstrafverbod – zal worden opgelegd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
Ten aanzien van de ernst van het feit betrekt het hof bij zijn oordeel de mate waarin een feit als het bewezenverklaarde in het algemeen schade teweeg brengt aan de eigenaar van de weggenomen goederen dan wel diens verzekeraar, alsmede de mate van overlast en ergernis die door een dergelijk delict wordt veroorzaakt aan de gedupeerde. In deze zaak is sprake van omvangrijke financiële schade, gelet op de waarde van de weggenomen goederen en de schade die is toegebracht aan de toegangsdeur van het bedrijfspand. De verdachte heeft zich kennelijk niets aangetrokken van de belangen van de eigenaar van het modehuis en slechts gehandeld uit eigen financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2022, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld voor een soortgelijke strafbaar feit. Voorts is gelet op de overige persoonlijke omstandig-heden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het oriëntatiepunt voor een inbraak in een bedrijfspand in het geval van recidive is: een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken. Een strafvermeerderende factor betreft de omvang van de schade.
Gelet op aard en ernst van het bewezenverklaarde handelen en voornoemd oriëntatiepunt acht het hof de oplegging van een taakstraf – zoals door de raadsman is bepleit – niet aan de orde. Alle omstandigheden afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van (in beginstel) 90 dagen passend en geboden.
Redelijke termijn
De inhoud van het dossier geeft het hof aanleiding te onderzoeken of in de onderhavige zaak het recht van verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Namens de verdachte is op 16 maart 2020 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het onderhavige arrest wordt gewezen op 26 juli 2022. Derhalve is sprake van een tijdsverloop van meer dan twee jaar na het instellen van het hoger beroep. Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een dergelijk tijdsverloop rechtvaardigen.
Een en ander brengt met zich mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM met ruim 4 maanden is overschreden. Gelet hierop zal het hof de op te leggen straf met 5 % verminderen en volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 85 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
85 (vijfentachtig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 26 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.A.M. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Zeeuws-Vlaanderen, registratienummer PL2000-2018264168, gesloten op 10 november 2019 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 5] , hoofdagent, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-107.
2.Dossierpagina’s 6-7.
3.Dossierpagina 33.
4.Dossierpagina 25.
5.Dossierpagina 29.
6.Dossierpagina’s 40-42.
7.Dossierpagina 43.
8.Dossierpagina 46.
9.Dossierpagina’s 48-49.
10.Dossierpagina’s 77-78.