ECLI:NL:GHSHE:2022:2966

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
20-001876-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak met betrekking tot opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 29 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor overtredingen van de Wet wapens en munitie. Tegen het vonnis van de politierechter heeft de verdachte hoger beroep ingesteld, maar tijdens de zitting op 12 juli 2022 heeft de verdachte aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. De advocaat-generaal heeft vervolgens gevorderd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat er geen grieven meer zijn ingediend door de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep was ingesteld op basis van een bijzondere volmacht en dat de zaak op de zitting van 12 juli 2022 is behandeld. Aangezien de verdachte geen grieven meer had en het belang van de verdachte niet gediend was met een inhoudelijke behandeling, heeft het hof besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de eerdere veroordeling van de politierechter in stand blijft. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, voor de genoemde strafbare feiten.

De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en twee raadsheren aanwezig waren. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001876-21
Uitspraak : 12 juli 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 juli 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-322581-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De verdediging heeft het hof verzocht het namens de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen grieven meer heeft tegen het vonnis van de politierechter.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard, aangezien er van de zijde van de verdachte geen grieven zijn.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Namens de verdachte is op grond van een bijzondere volmacht d.d. 30 juli 2021 bij akte van 2 augustus 2021 hoger beroep ingesteld. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft een aanvang genomen door het uitroepen van de zaak op de terechtzitting van 12 juli 2022.
Namens de verdachte is op de terechtzitting van 12 juli 2022 te kennen gegeven dat hij het hoger beroep niet wil handhaven. Het hof is niet aan een inhoudelijke behandeling van de zaak toegekomen.
Omdat het belang van de verdachte noch enig ander rechtens te beschermen belang gediend is met een behandeling van het hoger beroep, zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en zal het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 12 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.A.M. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.