In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De kinderrechter had de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit en had het overige tenlastegelegde bewezenverklaard, wat resulteerde in een veroordeling tot 1 maand jeugddetentie. De verdachte was betrokken bij een vechtpartij op een AZC, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid binnen de gemeenschap. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die een zwaardere straf had gevorderd. Het hof heeft echter besloten om de opgelegde straf te matigen en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie is afgewezen, omdat het hof dit niet opportuun achtte. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.