In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten, namelijk 520 stuks. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger van de hennepteelt, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij enige uitvoeringshandelingen had verricht. De verdachte was op het moment van de politie-inval aanwezig in een ondergrondse bunker waar de hennepplanten werden aangetroffen, maar het hof concludeerde dat hij niet voldoende betrokken was bij de teelt of het drogen van de hennep. Het hof sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar achtte het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten bewezen. De advocaat-generaal had een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden geëist, maar het hof legde een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof overwoog dat de redelijke termijn van de strafvervolging was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg. De beslissing is gebaseerd op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.