Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
’s-Hertogenbosch, van 12 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-845663-17 tegen:
[verdachte] ,
- ‘bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd’ (feit 1 subsidiair) en
- ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd’ (feit 2),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de inbeslaggenomen auto van het merk Opel Astra verbeurdverklaard. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] telkens toegewezen tot een bedrag van € 500,00, onder niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in het overige deel van hun vorderingen tot immateriële schadevergoeding en afwijzing van het door benadeelde partij [benadeelde 2] gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding. Ten slotte zijn ten behoeve van de slachtoffers maatregelen van schadevergoeding opgelegd.
Uit het de verdachte betreffende ECRIS-uittreksel d.d. 13 februari 2018 volgt evenwel dat de verdachte door de Poolse justitie eerder onherroepelijk ter zake van strafbare feiten in Polen is veroordeeld tot (onder meer) langdurige vrijheidsstraffen, waaronder voor ernstige geweldsmisdrijven.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft ter toelichting op zijn verzoek tot schadevergoeding onder meer aangevoerd dat hij gedurende ongeveer een maand niet goed in zijn vel zat. Hij was erg geschrokken door het incident, was meer prikkelbaar en hij is alerter geworden op mogelijke gevaarzettende situaties.
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft naar voren gebracht dat het incident veel indruk op hem heeft gemaakt en dat hij de angst had dat hij het incident niet na zou kunnen vertellen.
€ 500,00. De verdachte is daarvoor jegens elk der slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij telkens bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
108 (honderdacht) dagen;
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 (tien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 (tien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 (tien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;