ECLI:NL:GHSHE:2022:2899

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
20-000317-21 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 24 maart 2016. Het hoger beroep betreft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene is vastgesteld op € 26.051,37. De betrokkene, geboren in 1968, heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, terwijl de verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering afgewezen moet worden omdat er geen eerdere oogsten zijn geweest. Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor meerdere eerdere oogsten, gebaseerd op de bevindingen van de politie en rapporten van het Openbaar Ministerie.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit hennepteelt, waarbij het hof de opbrengst en kosten heeft berekend. De totale opbrengst van de hennepkwekerij werd geschat op € 9.544,80, met kosten van € 749,46, wat resulteert in een netto wederrechtelijk verkregen voordeel van € 8.795,34 per oogst. Het hof heeft het voordeel verdeeld tussen de betrokkene en zijn broer, waarbij ieder de helft toebedeeld kreeg. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting opgelegd aan de betrokkene om € 13.193,01 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000317-21
Uitspraak : 18 juli 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 24 maart 2016 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-073070-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij beslissing van 24 maart 2016 heeft de politierechter het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 26.051,37. Tevens is aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen omdat er geen eerdere oogst is geweest. Subsidiair is verzocht uit te gaan van hooguit één eerdere oogst.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot de vaststelling van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 26.051,37 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel tot dat bedrag.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van 18 juli 2022 (parketnummer 20-002826-21) terzake van onder meer medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, veroordeeld tot straf.
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de betrokkene uit andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan, eerdere oogsten, een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten en had.
Bronnen
Voor zover hierna niet anders word vermeld, gaat het hof uit van het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’, (dossierpagina’s 134 e.v.), hierna te noemen het “ontnemingsrapport”.
Eveneens betrekt het hof bij zijn oordeel het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, editie november 2010, van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie, hierna te noemen: het BOOM-rapport.
Aantal oogsten
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat er in een van de slaapkamers van de woning op het adres [adres 2] hennep is geteeld. Bij het binnentreden van de woning trof de politie 97 hennepplanten aan.
De verdediging heeft betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat er eerdere oogsten zijn geweest. Zowel de betrokkene als zijn broer hebben verklaard dat er niet eerder was geoogst en dat de gebruikte apparatuur tweedehands en dus al vervuild was.
Het hof volgt de verdediging niet in dit verweer.
Op grond van de bevindingen zoals die uit het politiedossier naar voren komen, te weten een sterk vervuilde vloer door kalkafzetting met diverse indrukken van plantenpotten over elkaar heen, een witte streep op het sterk vervuilde koolstoffilter door ophanging, grote hoeveelheid stof op de lampenkappen en de ventilator en de omstandigheid dat in de kwekerij een paar sterk vervuilde slippers is aangetroffen, is het hof van oordeel dat er meerdere oogsten zijn geweest. Het hof neemt voor de aanvang van de hennepteelt in aanmerking de omstandigheid dat in maart 2014, in april 2014 en in februari 2015 bij de politie anonieme meldingen zijn gedaan aangaande een hennepkwekerij op het adres [adres 2] . In de laatste melding wordt aangegeven dat er al drie oogsten zijn geweest. Het ontnemingsrapport gaat uit van drie eerdere oogsten hetgeen gezien de periode van ongeveer een jaar aannemelijk is. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met een opbouwperiode van de kwekerij van enkele weken en met de aangetroffen teelt op 26 februari 2015. De planten waren blijkens de aangifte van [bedrijf] toen 56 dagen oud (pag. 16 van het dossier).

Opbrengst

Opbrengst hennep in grammen
Op grond van het ontnemingsrapport stelt het hof vast dat er 11 planten per m2 stonden. Blijkens het BOOM rapport is de daarbij behorende gemiddelde opbrengst op 30 gram hennep per plant. Derhalve bedraagt de totale opbrengst van de kwekerij: 97 (planten) x 30 gram hennep = 2.910 gram hennep.
Opbrengst in euro’s
De geldelijke opbrengst bedraagt € 3,28 euro per gram. De totale geldelijke opbrengst bedraagt dan 2.910 gram x € 3,28 = € 9.544,80.

Kosten

Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de afschrijvingskosten bij een hoeveelheid van 97 hennepplanten vast op € 150,00 per oogst.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de inkoopposten per stek vast op € 2,85, in totaal derhalve op (97 x € 2,85 =) € 276,45.
Overige variabele kosten
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de overige variabele kosten vast op € 3,33 per plant, in totaal derhalve op (97 x € 3,33 =) € 323,01.
Kosten knippers
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal houdt het hof geen rekening met kosten voor knippers, nu niet is gebleken dat deze kosten zijn gemaakt.
Resumé kosten
Afschrijvingskosten € 150,00
Inkoopprijs stekjes € 276,45
Variabele kosten € 323,01
Totaal: € 749,46.
Daarmee stelt het hof het geschatte
netto wederrechtelijk verkregen voordeelvast op
(€ 9.544,80 -/- € 749,46 =) € 8.795,34 per oogst. zoals hiervoor reeds overwogen gaat het hof uit van
drie eerdere oogsten, derhalve een totaalbedrag van
€ 26.386,02.
Toerekening
Van dit totaal wederrechtelijk verkregen voordeel kan niet worden vastgesteld hoe dit is verdeeld onder beide broers. Derhalve zal het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel ponds-ponds gewijs aan de betrokkene en diens broer toerekenen, te weten ieder de helft.
Dat resulteert in de vaststelling dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene bedraagt: (€ 26386,02 / 2 =)
€ 13.193,01.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof is, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat betrokkene thans, of op enig moment alsnog, niet in staat zou zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen, mede gelet op de geldende verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting ingevolge artikel 76 juncto artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl het Openbaar Ministerie gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling kan verlenen en betaling in termijnen kan toestaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
13.193,01 (dertienduizend honderddrieënnegentig euro en één cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 13.193,01 (dertienduizend honderddrieënnegentig euro en één cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 263 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 18 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N. van der Laan is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.