ECLI:NL:GHSHE:2022:2894

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
20-002301-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak wegens gebrek aan grieven

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 600,00, subsidiair 12 dagen hechtenis, voor drie diefstallen. Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend en ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven. Dit leidde tot de vraag of het hoger beroep ontvankelijk was.

Het hof heeft in zijn overwegingen artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering toegepast, waarin staat dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien de verdachte geen grieven heeft ingediend. Het hof was van oordeel dat er geen aanleiding was om de strafzaak desalniettemin te onderzoeken, gezien het ontbreken van bezwaren van de verdachte. Daarom heeft het hof besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij mr. O.A.J.M. Lavrijssen als voorzitter fungeerde, samen met mr. K.J. van Dijk en mr. R.G.A. Beaujean als raadsheren. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. C.E.C.N. Schlüter.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002301-21
Uitspraak : 8 juni 2022

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 16 september 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-189821-21 en 01-211162-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van drie diefstallen (het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-189821 en het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-211162-21) veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 600,00, subsidiair 12 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof is van oordeel dat het door verdachte ingestelde hoger beroep met toepassing van artikel 416 lid 2 Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend of mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven en het hof niet van oordeel is dat de strafzaak desalniettemin onderzocht dient te worden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 8 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.