ECLI:NL:GHSHE:2022:2889

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
20-000851-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake diefstal met valse sleutels

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 6 maart 2020 was veroordeeld voor diefstal met valse sleutels. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd en de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een lagere straf van 6 maanden. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en een strafmaatverweer gevoerd.

Het hof heeft het beroep van de verdachte beoordeeld en is van oordeel dat de gronden van het beroep niet slagen. Het hof heeft de bewijsmiddelen verbeterd en aangevuld, en is van mening dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waarbij hij gebruik maakte van gestolen bankpassen en pincodes. De verdachte heeft zich gericht op kwetsbare slachtoffers, wat de ernst van de feiten vergroot. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die heeft aangegeven zijn leven te willen beteren. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de opgelegde straf te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar, in plaats van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden die door de rechtbank was opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000851-20
Uitspraak : 25 mei 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 6 maart 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-085704-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1980,
wonende te [adres 1] ,
met als postadres: [adres 2] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
(feiten 1, 2 en 4)en diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
(feit 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Voorts heeft de rechtbank beslist dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] geheel wordt toegewezen tot een bedrag van € 450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, behoudens wat betreft de opgelegde straf, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Indien het hof van oordeel is dat het strafmaximum in verband met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is bereikt, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke vrijheidsstraf zal opleggen of conform artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel zal opleggen.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf, de strafmotivering en de aan te halen wetsartikelen, en met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen zal verbeteren en aanvullen.
Het hof is – met de advocaat-generaal – van oordeel dat het verweer van de raadsman strekkende tot vrijspraak wordt weerlegd door de door het hof – in onderling en samenhang – gebruikte bewijsmiddelen.
Aanvullingen en verbeteringen van de bewijsmiddelen
Op pagina 3 van het vonnis is opgenomen: “
Onder verdachte is een Iphone met IMEI-nummer [IMEI nummer]”. Het hof vervangt het IMEI-nummer ‘ [IMEI nummer] ’ door ‘ [IMEI nummer] ’.
Het hof verbetert de op pagina 4 van het vonnis opgenomen zin: “
Aangeefster [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1939) heeft verklaard dat op 29 januari 2018 omstreeks 12.30 uur door een man werd aangebeld, die zich [alias verdachte] noemde”, in de volgende zin: “
Aangeefster [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1939 en wonende te [woonplaats] ) heeft verklaard dat op 29 januari 2018 omstreeks 12.30 uur door een man werd aangebeld, die zich [alias verdachte] noemde.
Op pagina 5 van het vonnis is opgenomen: “
Omstreeks 14.00 uur kwam de man terug en is hij een paar minuten alleen in de woonkamer geweest.”. Het hof vervangt het tijdstip ‘14:00’ door ‘14:30’.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier diefstallen van geldbedragen, waarbij gepind is met gestolen bankpassen en pincodes. Dit zijn zonder uitzondering verwerpelijke en brutale acties geweest, die getuigen van een zekere mate van professionaliteit. De verdachte koos doelbewust zijn slachtoffers uit, namelijk bejaarde mensen, behorend tot een bijzonder kwetsbare doelgroep. De verdachte wist op kennelijk slinkse wijze de bankpasjes te stelen en de bijbehorende pincode te bemachtigen zonder dat de slachtoffers iets in de gaten hadden. Hierbij werd gebruik gemaakt van afleidingsmanoeuvres en zogenaamde babbeltrucs. Dit alles met het kennelijke doel om de rekeningen van de slachtoffers zoveel mogelijk te plunderen, hetgeen ook is gebeurd. Het hof neemt de verdachte dit zeer kwalijk.
De diefstallen zijn in een relatief korte periode gepleegd, hetgeen erop duidt dat verdachte structureel te werk is gegaan. Dat sprake is geweest van een professionele werkwijze blijkt uit de keuze van bejaarde slachtoffers en het feit dat de slachtoffers niets van het wegnemen van de bankpasjes hebben gemerkt Het heeft bij deze kwetsbare personen, die juist bescherming behoeven, ernstige gevoelens van angst, onveiligheid en onrust veroorzaakt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof eveneens gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2022 waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde handelen meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Voorts heeft het hof rekening gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is en dat uit voornoemd uittreksel onder meer het volgende blijkt:
- op 15 juli 2021 is de verdachte door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden (p. 5-6), omgerekend 450 dagen;
- op 1 april 2019 is de verdachte door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week (p. 9), omgerekend 7 dagen;
- op 3 juli 2019 is de verdachte door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden (p. 9), omgerekend 180 dagen;
- op 3 juli 2019 is de verdachte door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld en nadat de Hoge Raad op 24 november 2020 in deze zaak arrest heeft gewezen, is een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 11 maanden opgelegd (p. 10-11), omgerekend 1770 dagen;
- op 1 februari 2018 is de verdachte door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden (p. 13), omgerekend 60 dagen.
Het hof moet bij het bepalen van de straf rekening houden met de hiervoor genoemde gelijktijdige veroordelingen van de verdachte, waarbij de verdachte in totaal veroordeeld is tot 2.467 dagen gevangenisstraf (450 + 7 + 180 + 1770 + 60). Artikel 63 Sr bepaalt dat, ook bij niet gelijktijdige berechting van verschillende feiten die gelijktijdig hadden kunnen worden berecht, alsnog de samenloopbepalingen – in casu die van artikel 57 Sr – moeten worden toegepast alsof sprake was van gelijktijdige berechting, gevoegde behandeling en één straf. Daarbij geldt de cumulatiebegrenzing zoals vermeld in artikel 57 Sr. In aanmerking genomen dat op het bewezen verklaarde een gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaren (artikel 311 Sr) is gesteld, ingevolge art. 57 Sr te verhogen met een derde, derhalve tot ten hoogste 8 jaren (zijnde 2880 dagen) en nu de verdachte bij de krachtens art. 63 Sr in aanmerking te nemen uitspraken wegens feiten met eenzelfde strafmaximum is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2467 dagen, is de strafruimte in deze zaak maximaal 413 dagen gevangenisstraf.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Zo heeft de verdachte naar voren gebracht dat het momenteel goed met hem gaat, dat hij hard werkt om zijn leven weer op orde te krijgen, dat hij tijdens zijn detentie aan zijn gokverslaving heeft gewerkt en dat hij nu vrijwilligerswerk verricht.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan, acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, zoals door de rechtbank is opgelegd, passend. Het hof heeft echter de indruk gekregen dat de verdachte zijn leven een wending ten goede heeft gegeven en gelet hierop is het hof van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarbij de verdachte wederom gedetineerd zou raken, de nog prille positieve lijn in het leven van de verdachte mogelijk zou doorkruisen, hetgeen het hof onwenselijk acht. Het hof ziet in de door de verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden reden om af te wijken van de straf die door de rechtbank is opgelegd en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Deze straf moet dan naar het oordeel van het hof hoger zijn dan 8 maanden, zodat er ook hierdoor voor verdachte een extra stimulans ontstaat om voort te gaan op de ingeslagen weg.
Alles overziend, is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. N.J.L.M. Tuijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 25 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. N.J.L.M. Tuijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.