ECLI:NL:GHSHE:2022:2881

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
20-001356-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen voor het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.

Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en de verklaringen van de betrokken verbalisanten. De verdachte werd op 10 november 2020 in Maastricht aangehouden na een observatie in verband met drugshandel. Bij de aanhouding zijn verdovende middelen aangetroffen, waaronder cocaïne en heroïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,8 gram cocaïne en 39,6 gram heroïne. Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en het eerdere vonnis vernietigd, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en recente huwelijk.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001356-21
Uitspraak : 17 augustus 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 april 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-020420-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 november 2020 te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,8 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of ongeveer 39,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 november 2020 te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,8 gram (bruto) cocaïne en ongeveer 39,6 gram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, registratienummer PL2411-2020181755, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, sluitingsdatum 6 januari 2021, pagina 1 tot en met 52. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2020 (pg. 1 en 2), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(p. 1)
Ik ben werkzaam als wijkagent van de wijk [woonwijk] in de gemeente Maastricht. Door bewoners van [straat 1] (
het hof begrijpt: te Maastricht) werd ik enkele weken geleden aangesproken in verband met overlast van handel in verdovende middelen in het parkje gelegen voor de flatwoningen aan [straat 1] . Een jonge man met een licht getinte huidskleur zou op een damesfiets met aan de voorzijde een mandje, aldaar verdovende middelen verhandelen. Eén van de bewoners had van de dealende man een foto gemaakt en overhandigde deze aan mij.
Gelet op de genoemde overlastmeldingen werd op 10 november 2020 een onderzoek ingesteld. Ik zag omstreeks 12.50 uur een persoon op een damesfiets met aan de voorkant een mandje rijden over het fietspad gelegen het het [park] aan de Marathonweg te Maastricht. Ik zag dat deze man voldeed aan het eerder opgegeven signalement en foto, van de genoemde drugdealer.
Ik reed in mijn onopvallend dienstvoertuig en volgde de man op afstand. Ik zag dat de man door het [park] fietste. Ik zag dat de man aan de Olympiaweg kort contact had met een andere man op een fiets. Men stond stil en ik zag dat beide mannen elkaar de hand gaven en het leek alsof er wat overgedragen werd. De mannen fietsen daarna weg van elkaar. Vervolgens zag ik dat de licht getinte man fietste in de richting van de milieu-containers aan [straat 1] . Ik zag dat de man van zijn damesfiets afstapte en ging zitten op het aldaar gelegen bankje. Ik verbalisant zag dat de man een tiental minuten op het bankje bleef zitten en druk aan het bellen was. Ik zag dat de man omstreeks 14.20 uur het bankje verliet en op zijn damesfiets wegreed in de richting van het stadionplein te Maastricht.
Ik hoorde via de portofoon dat de man door collegae werd gevolgd in de richting van de Burgemeester van Oppenstraat en dat de man aan de Burgemeester Pijlsstraat in een personenauto stapte. Ik verbalisant hoorde via de portofoon dat de man omstreeks 14.45 uur de personenauto verliet en weer op zijn fiets stapte. Ik hoorde via de portofoon dat de man weer terugfietste naar [straat 1] en aldaar weer ging zitten op het bankje.
(p.2)
Op 10 november 2020, omstreeks 15.26 uur, hoorde ik dat collega [verbalisant 3]
een verdachte had aangehouden. De verdachte probeerde zich te onttrekken aan een
controle op de Wet op de identificatieplicht. Ik begaf mij ter plaatse van de aanhouding en zag dat de aangehouden verdachte de door door mij eerder gevolgde getinte man op de damesfiets was.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2020 (pg. 3 t/m 5), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
(p. 3)
Op 10 november 2020 omstreeks 14.13 uur bevond ik mij in burger gekleed,
gezeten op een onopvallende snorfiets in de omgeving van [straat 1] , gelegen in de wijk [woonwijk] te Maastricht.
Op 10 november 2020 omstreeks 14.13 uur hoorde ik dat collega [verbalisant 2] via portofoon doorgaf dat een persoon op een fiets, die een poos zonder redelijk doel daar bij dat bankje had rondgehangen, bij dat bankje vertrok, op zijn fiets stapte en wegfietste via het daar gelegen fietspad in de richting van het Geusselt zwembad . Ik hoorde dat collega [verbalisant 2] doorgaf dat deze persoon verplaatste op een fiets met een bagagemandje voor op het stuur. Op het moment dat ik hoorde dat collega [verbalisant 2] dit doorgaf zag ik vanaf mijn locatie een persoon via beschreven fietspad in de richting van de Olympiaweg fietsen. Ik zag dat deze persoon gezeten was op een fiets met voorop een bagagemandje.
Teneinde zijn identiteit vast te kunnen stellen danwel vast te stellen wat deze
persoon daar deed danwel zijn woon- en/of verblijfplaats vast te kunnen stellen ben
ik vervolgens onmiddellijk vanaf de fietsenstalling de Olympiaweg opgereden en ben in de richting van de Terblijterweg gereden. Terwijl ik daar reed zag ik ongeveer 30 meter voor mij genoemde persoon op die fiets met dat bagagemandje in dezelfde rijrichting als mij rijden. Ik ben die persoon vervolgens op dezelfde afstand de hele tijd blijven volgen waarbij ik hem niet uit het oog verloor.
(p. 4)
Gekomen in de Burgemeester van Oppenstraat zag ik dat die persoon vervolgens de
eerste straat links in reed. Het is mij ambtshalve bekend dat deze straat de Burgemeester Pijlsstraat betrof. Ik ben vervolgens ook deze straat ingereden. Die straat inrijdende zag ik dat die persoon op die fiets zijn fiets tegen de zijgevel gestald had van de bergingen van de duplexwoningen, gelegen op de hoek van de de Burgemeester van Oppenstraat en Burgemeester Pijlsstraat . Ik zag dat hij instapte in een grijskleurige auto die daar gezien mijn rijrichting aan de linkerzijde van de straat geparkeerd stond. Ik zag dat deze auto met de voorzijde in de richting van de Burgmeester van Oppenstraat geparkeerd stond. Tijdens het voorbijrijden van die grijze auto zag ik dat die persoon op die fiets net aan bijrijderszijde instapte.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2020 (pg. 6 en 7), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
(p. 6)
Op 10 november 2020, omstreeks 15:00 uur, bevond ik mij in burger op de
locatie [straat 1] te Maastricht, in het aldaar gelegen appartementencomplex. Ik had zicht op een stenen bankje. Ik zag een manspersoon, de later te noemen verdachte [verdachte] , op een fiets aankomen fietsen. Deze fiets had een mandje voorop. Verdachte [verdachte] voldeed aan het signalement van de voor ons nog
onbekende persoon. Ongeveer een uur daarvoor hadden we deze persoon ook al bij het desbetreffende bankje waargenomen.
Ik zag dat de verdachte plaatsnam op het bankje. Na ongeveer 2 minuten zag ik dat er een andere onbekende manspersoon aan gefietst kwam. Ik zag dat deze persoon plaatsnam op het bankje naast de verdachte. Ik zag dat de verdachte met zijn hand in zijn linker jaszak ging. Ik zag dat vervolgens de andere manspersoon met zijn rechterhand in zijn broekzak ging.
De verdachte betreft:
[verdachte]
Geboren op [geboortedag] 1995
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 (pg. 8 t/m 10), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
(p. 8)
Op 10 november 2020 omstreeks 15:25 uur was ik in dienst van politie Limburg en belast met een wijkdienst gericht op het bestrijden van drugsoverlast in Maastricht oost.
Na enige tijd [verdachte] onopvallend geobserveerd te hebben met meerdere collega's werd besloten om [verdachte] te laten controleren door een collega die in uniform gekleed was. Ik zag op een bepaald moment dat [verdachte] wegrende van mijn collega [verbalisant 3] (
het hof begrijpt: de collega in uniform). Ik zag dat [verdachte] de Meerssenerweg oprende en uit mijn zicht verdween. Korte tijd later zag ik [verdachte] weer terugkomen richting de positie alwaar ik hem eerder gecontroleerd zag worden. Ik zag dat mijn collega [verbalisant 3] erin slaagde [verdachte] aan te houden.
Na kortstondig geassisteerd te hebben bij het onder controle brengen van [verdachte] zag ik dat er meerdere omstanders stonden in de omgeving van de vluchtroute van [verdachte] . Ik sprak deze omstanders aan en vroeg hun of zij gezien hadden waar [verdachte] naartoe gerend was. Ik werd door deze omstanders verwezen naar de toegangspoort van [gebouw] gelegen op de [adres 2] te Maastricht .
(p. 9)
Ik liep richting [gebouw] en werd vlak voor de toegangspoort
geconfronteerd met een manspersoon welke van het terrein afkwam. Desgevraagd deelde deze man mij mede dat hij werkzaam was op het terrein van [gebouw] en gezien had dat een voor hem onbekende man over het terrein rende.
Ik vroeg de man mij aan te wijzen waar hij deze persoon had zien rennen. Nadat de man mij de exacte route had aangewezen stelde ik een onderzoek in langs het struikgewas alwaar de man gerend had. Vrijwel direct zag ik vooraan in het struikgewas een zwartkleurig lederlook mapje liggen. Het viel mij direct op dat het mapje droog was en (
hof: ik) voelde voor de zekerheid aan de grond naast het mapje. Ik voelde dat de grond op meerdere plekken naast het mapje behoorlijk vochtig was.
Ik zag dat het voornoemde mapje verdikt was en nam het mapje in mijn handen.
Nadat ik het mapje opende zag ik meerdere bruinachtig gekleurde bolletjes zitten.
Ambtshalve is mij de kleur en samenstelling bekend als zijnde verdovende middelen.
Vervolgens wende ik mij tot de medewerker van [gebouw] en wees de exacte plek aan alwaar ik de verdovende middelen had aangetroffen en vroeg aan deze medewerker of [verdachte] daar gerend had. Ik hoorde deze medewerker tegen mij zeggen dat dit het geval was.
De inhoud van het hoofd compartiment bestond uit meerdere bruinkleurige bolletjes met een gezamenlijk gewicht van 22,3 gram bruto. Door mij werd 1 bolletje getest middels een daarvoor bestemde MMC test op de aanwezigheid van heroïne. Ik zag dat de test positief was.
De inhoud van het enkele zij compartiment bestond uit meerdere bruinkleurige bollen met een gezamenlijk gewicht van 14,1 gram bruto. Door mij werd 1 bol getest middels een daarvoor bestemde MMC test op de aanwezigheid van heroïne. Ik zag dat de test positief was.
De inhoud van het zij compartiment (bovenste ritssluiting) bestond uit meerdere
witkleurige bolletjes met een gezamenlijk gewicht van 7,6 gram bruto. Door mij werd 1 bolletje getest middels een daarvoor bestemde MMC test op de aanwezigheid van cocaïne. Ik zag dat de test positief was.
De inhoud van het zij compartiment (onderste sluiting) bestond uit meerdere
bruinkleurige bolletjes met een gezamenlijk gewicht van 3,3 gram bruto en uit
witkleurige bolletjes met een gezamenlijk gewicht van 2,2 gram bruto. Door mij werd 1 bolletje (het hof begrijpt: van de bruinkleurige bolletjes) getest middels een daarvoor bestemde MMC test op de aanwezigheid van heroïne. Ik zag dat de test positief was. Door mij werd 1 bolletje (het hof begrijpt: van de witkleurige bolletjes) getest middels een daarvoor bestemde MMC test op de aanwezigheid van cocaïne. Ik zag dat de test positief was.
(p. 9 en 10)
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
5.
De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 10 november 2020 (pg. 16 en 17), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
(p. 16)
Inbeslagneming
Plaats : Maastricht
Datum : 10 november 2020
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1995
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Volgnummer 1
Goednummer : PL2300-2020181755-1367519
Object : Poeders
Aantal/eenheid : 49 stuks
Kleur : Wit
Bijzonderheden : Totaalpartij 9.8 (het hof begrijpt: gram) bruto
Volgnummer 2
Goednummer : PL2300-2020181755-1367522
Object : Poeders
Aantal/eenheid : 44 stuks
Kleur : Bruin
Bijzonderheden : Totaalpartij van 39.7 gram bruto
6.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 2 december 2020 (pg. 24 t/m 29), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Omschrijving verdovende middelen
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Goednummer : PL2300-2020181755-1367522
SIN : AANZ0260NL
Goednummer : PL2300-2020181755-1367519
SIN : AANZ0261NL
Sporendrager
Goednummer : PL2300-2020181755-1367522
SIN : AANZ0260NL
Relatie met SIN : AANK8300NL, AANK8302NL, AANK8303NL, AANK8304NL, AANK8305NL, AANK8299NL
Omschrijving : Het betrof 44 kunststof bolletjes waarvan de inhoud varieerde. Deze bolletjes waren te verdelen in 3 groepen.
Groep 1, 6 grotere bolletjes met daarin bruin gekleurd poeder. Groep 2, 2 kleinere bolletjes met daarin bruin gekleurde brokken. Groep 3, 36 kleinere bolletjes met daarin bruin gekleurd poeder.
Gewicht bruto groep 1 : 13,98 gram
Gewicht bruto groep 2 : 2,17 gram
Gewicht bruto groep 3 : 23,45 gram
(
het hof: het totale gewicht bedraagt 39,6 gram)
Aantal monsters : 6 (
het hof begrijpt: de 6 SINNRS. als hierboven vermeld onder de tekst : Relatie met SIN)
Sporendrager
Goednummer : PL2300-202018175-1367519
SIN : AANZ0261NL
Relatie met SIN : AANK8295NL, AANK8296NL, AANK8297NL, AANK8298NL
Omschrijving : Het betrof 48 kunststof bolletjes welke in 2 groepen te verdelen waren. Groep 1, 6 blauw gekleurde kunststof bolletjes met daarin wit gekleurd poeder met brokken.
Groep 2, 42 transparante kunststof bolletjes met daarin wit gekleurd poeder met brokken.
Gewicht bruto groep 1 : 2,03 gram
Gewicht bruto groep 2 : 7,41 gram
(
het hof: het totale gewicht bedraagt 9,44 gram)
Aantal monsters: 4 (
het hof begrijpt: de 4 SINNRS. als hierboven vermeld onder de tekst : Relatie met SIN)
7.
De rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 1 december 2020, opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. C.M.M. Diever-Heezer (pg. 30 en 31), voor zover inhoudende als
relaas van rapporteur:
Telkens:
Datum aanvraag: 1 december 2020
Politieregistratienummer : PL2300-2020181755
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
(p. 30)
Kenmerk : AANK8300NL
Omschrijving : poeder en brokjes, bruin, uit 13,98 gram
Conclusie : bevat heroïne
(p. 31)
Kenmerk : AANK8302NL
Omschrijving : poeder en brokjes, bruin, uit 13,98 gram
Conclusie : bevat heroïne
8.
De rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 1 december 2020, opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. F. Wallace (pg. 32 t/m 39), voor zover inhoudende als
relaas van rapporteur:
Telkens:
Datum aanvraag: 1 december 2020
Politieregistratienummer : PL2300-2020181755
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
(p. 32)
Kenmerk : AANK8303NL
Omschrijving : poeder en brokjes, bruin, uit 2,17 gram
Conclusie : bevat heroïne
(p. 33)
Kenmerk : AANK8304NL
Omschrijving : poeder en brokjes, bruin, uit 23,45 gram
Conclusie : bevat heroïne
(p. 34)
Kenmerk : AANK8305NL
Omschrijving : poeder en brokjes, bruin, uit 23,45 gram
Conclusie : bevat heroïne
(p. 35)
Kenmerk : AANK8299NL
Omschrijving : poeder en brokjes, bruin, uit 23,45 gram
Conclusie : bevat heroïne
(p. 36)
Kenmerk : AANK8295NL
Omschrijving : poeder en brokjes, wit, uit 2,03 gram
Conclusie : bevat cocaïne
(p. 37)
Kenmerk : AANK8296NL
Omschrijving : poeder en brokjes, wit, uit 7,41 gram
Conclusie : bevat cocaïne
(p. 38)
Kenmerk : AANK8297NL
Omschrijving : poeder en brokjes, wit, uit 7,41 gram
Conclusie : bevat cocaïne
(p. 39)
Kenmerk : AANK8298NL
Omschrijving : poeder en brokjes, wit, uit 7,41 gram
Conclusie : bevat cocaïne
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging primair vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de aangetroffen verdovende middelen van de verdachte waren.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 10 november 2020 wordt een persoon, naar later blijkt deze verdachte, een korte tijd geobserveerd in verband met een overlastmelding door mogelijke handel in verdovende middelen. Verbalisant [verbalisant 2] is hierover een aantal weken daarvoor aangesproken door bewoners van [straat 1] te Maastricht. Het zou gaan om een man op een damesfiets met aan de voorkant een mandje. Op die bewuste dag ziet verbalisant [verbalisant 2] omstreeks 12:50 uur een man op een damesfiets met aan de voorkant een mandje rijden over het fietspad gelegen aan het [park] aan de Marathonweg te Maastricht. Die man voldeed aan het opgegeven signalement en de foto die door een buurtbewoner aan de politie ter hand was gesteld. De verbalisant is deze persoon gevolgd en zag dat hij aan de Olympiaweg kort contact had met een andere man, waarbij het leek alsof er wat overgedragen werd.
Verbalisant [verbalisant 4] is vervolgens in de richting van de Terblijterweg gereden alwaar hij ongeveer 30 meter voor hem deze persoon in dezelfde rijrichting ziet rijden. Op de hoek van de Burgemeester van Oppenstraat en Burgemeester Pijlsstraat ziet de verbalisant deze persoon in een grijskleurige auto stappen. Ongeveer een half uur later hoort de verbalisant via de portofoon dat deze persoon uit de auto is gestapt en weer terugfietst naar de Olympiaweg .
Omstreeks 15:00 uur ziet verbalisant [verbalisant 5] deze persoon plaatsnemen op een bankje. Na ongeveer twee minuten nam een andere man plaats naast hem op het bankje. De eerste persoon ging met zijn hand naar zijn linker jaszak en de andere man ging vervolgens met zijn rechterhand in zijn broekzak.
Na enige tijd wordt besloten de eerste persoon te laten controleren door een collega in uniform. Verbalisant [verbalisant 6] aanschouwt de controle van enige afstand, ziet dat de deze persoon wegrent van de collega in uniform en korte tijd later weer terugkomt, waarna hij wordt aangehouden door de collega in uniform. Verbalisant [verbalisant 6] hoort vervolgens van omstanders dat de inmiddels als verdachte aangemerkte persoon in de richting van [gebouw] was gerend. Van een medewerker van [gebouw] hoort de verbalisant wat de exacte vluchtroute van de verdachte is geweest. De verbalisant stelt aldaar direct een onderzoek in en hij treft vooraan in het struikgewas een droog zwartkleurig lederlook mapje aan. Hem valt op dat de grond naast het mapje behoorlijk vochtig is, terwijl het mapje droog is. In het mapje ziet de verbalisant gekleurde bolletjes zitten. Van de medewerker van [gebouw] hoort de verbalisant vervolgens dat de verdachte heeft gerend op de exacte plek waar het mapje is aangetroffen.
De in het mapje aangetroffen verdovende middelen worden getest via NFiDENT. Daaruit volgt dat de in het mapje aangetroffen bolletjes ongeveer 9,8 gram (bruto) cocaïne en ongeveer 39,6 gram heroïne bevatten.
Het hof is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de aangetroffen verdovende middelen van de verdachte waren. Het hof acht het hierbij van belang dat het mapje met de verdovende middelen direct is aangetroffen op de exacte plek waar de verdachte heeft gerend. Daarnaast acht het hof van het belang dat het mapje droog was, terwijl de grond op meerdere plekken naast het mapje behoorlijk vochtig was.
Het hof is, gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte ongeveer 9,8 gram (bruto) cocaïne en ongeveer 39,6 gram heroïne aanwezig heeft gehad op 10 november 2020 te Maastricht.
Mitsdien verwerpt het hof het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 9,8 gram (bruto) cocaïne en ongeveer 39,6 gram heroïne. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Bovendien heeft de verdachte verklaard (politiedossier pag. 50) dat hij zelf geen verdovende middelen gebruikt. Dit betekent dat de aangetroffen hoeveelheden heroïne en cocaïne voor anderen bestemd waren. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 april 2022, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezenverklaarde niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie. Het hof houdt daarnaast rekening met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte recent getrouwd is en dat hij gemiddeld 40 uren per week in het schoonmaakbedrijf van zijn vrouw werkt.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt het hof tot het oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.
Een enkele taakstraf als door de advocaat-generaal geëist, acht het hof onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten. Het hof is van oordeel dat naast een taakstraf tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf als voormeld dient te worden opgelegd, zulks om reden als na te melden. Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits en mr. C.M. Jutte, griffiers,
en op 17 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.