Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
Klaverblad Schadeverzekeringsmaatschappij N.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/359147 / HA ZA 19-353)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2022, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
3.De beoordeling
‘Bent u in de laatste acht haar strafrechtelijk veroordeeld of door de politie als verdachte verhoord?’. Deze vraag is door [persoon A] ontkennend beantwoord. Op basis van het aanvraagformulier is de verzekeringsovereenkomst tussen [geïntimeerde 1] en Klaverblad tot stand gekomen.
€ 7.500,00
€ 10,995,00
€ 11.852,55
“dat bij het beantwoorden van de vraag wat een redelijk handelend verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken zou hebben gedaan, groot gewicht kan toekomen aan het acceptatiebeleid van andere verzekeraars. Niet uitgesloten is evenwel dat het beleid van een of meer andere verzekeraars op inhoudelijke gronden de toets aan de maatstaf van een redelijk handelend verzekeraar niet kan doorstaan, zodat daarop geen beroep kan worden gedaan. Evenmin is uitgesloten dat het acceptatiebeleid van de betrokken verzekeraar op inhoudelijke gronden blijkt te voldoen aan de maatstaf van de redelijk handelend verzekeraar, ook al voeren andere verzekeraars een ander (of geen) beleid ten aanzien van de betrokken feiten en omstandigheden. Het beredeneerde betoog van een verzekeraar dat een redelijk handelend verzekeraar, bij kennis van de ware stand van zaken, de verzekering niet zou hebben gesloten, kan – afhankelijk van de door de verzekeraar daartoe aangevoerde argumenten en de omstandigheden van het geval – tot het oordeel leiden dat een redelijk handelend verzekeraar de verzekering in dat geval niet zou zijn aangegaan. Voor dat oordeel is niet steeds noodzakelijk dat het acceptatiebeleid van andere verzekeraars wordt onderzocht. Het zal van het verweer van de verzekeringnemer afhangen of het acceptatiebeleid van andere verzekeraars in de beoordeling moet worden betrokken.”
‘geweldsmisdrijf/schietincident’,
‘een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren’en
‘in 2015 uit detentie gekomen’onvoldoende invulling geven aan die individuele beoordeling. Terecht heeft [appellante] erop gewezen dat afwijzing van ex-delinquenten uitsluitend vanwege het vroegere delict niet in overeenstemming is met het standpunt van het Verbond van Verzekeraars (productie 1 bij conclusie van antwoord). Bij de afweging rondom acceptatie dient de relevantie van het vroegere delict in relatie tot de aangevraagde verzekering een rol te spelen. In dit geval kan een factor van belang zijn dat het hier niet de verzekeringnemer zelf is die een strafrechtelijk verleden heeft, maar een inwonende neef. Voorts dient daarbij te worden betrokken dat het gaat om een opstalverzekering, waarbij de neef geen recht op uitkering bij tenietgaan van de opstal geldend zou kunnen maken. Het woongenot dat de neef zou verliezen bij het tenietgaan van de opstal, en dat door [geïntimeerden] wordt aangemerkt als een concreet belang, is in ieder geval geen verzekerd belang en zou daarmee niet leiden tot enige uitkering aan de neef.
‘een grote brandschade (…) met wat haken en ogen’. De nadien opgetreden brand, die overigens een technische oorzaak had, mag evenwel geen (enkele) rol spelen bij de beoordeling van de vraag of een Klaverblad een opstalverzekeringsovereenkomst met [geïntimeerde 1] in november 2016 was aangegaan, wetende dat een neef sinds 2015 inwoont bij [geïntimeerde 1] na een detentie als gevolg van oplegging van vier jaar gevangenisstraf wegens een schietincident/geweldsmisdrijf. Ook de telefonisch verkregen informatie van ASR, waarbij het hof ervan uitgaat dat Klaverblad dezelfde informatie heeft gedeeld als in de e-mailberichten, kan om die reden niet dienen ter onderbouwing.