In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een ongeboren kind. De moeder, die op dat moment weggelopen was van een besloten afdeling waar zij met een zorgmachtiging verbleef, was onvindbaar. De rechtbank had eerder de heer [verzoeker] als informant aangemerkt en niet als belanghebbende, wat door het hof werd bevestigd. De moeder had in het verleden problemen met drugsgebruik en was onder invloed van anderen, wat leidde tot onveilige situaties voor haar ongeboren kind. Het hof oordeelde dat de zorgen over de leefomstandigheden van de moeder en de onveilige situaties waarin zij zich bevond, voldoende waren om de machtiging tot uithuisplaatsing te bekrachtigen. De heer [verzoeker] had verzocht om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring, maar dit verzoek werd afgewezen. Het hof concludeerde dat de acute zorgen over het kind niet konden worden afgewacht en dat er geen alternatieven voor uithuisplaatsing waren die veilig waren voor zowel de moeder als het kind. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof verklaarde de heer [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.