ECLI:NL:GHSHE:2022:2863

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
200.302.817_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor geslachtsnaamswijziging van minderjarige in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de geslachtsnaamswijziging van haar minderjarige kind. De vader, die in hoger beroep is gegaan, betwist de wens van de kinderen om hun achternaam te wijzigen en verzoekt om een deskundigenonderzoek. De moeder stelt dat de wens van de minderjarige al jaren bestaat en dat deze wens authentiek is. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 12 juli 2022 gehouden, waarbij zowel de vader als de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De Raad adviseert om de moeder toestemming te verlenen, omdat de wijziging van de geslachtsnaam voor de minderjarige een belangrijke stap in haar ontwikkeling zou zijn. Het hof oordeelt dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn beroep voor zover het de meerderjarige betreft en wijst het verzoek van de vader om een deskundigenonderzoek af. Uiteindelijk wordt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bekrachtigd, waarbij de moeder toestemming krijgt om het verzoek tot naamswijziging in te dienen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 augustus 2022
Zaaknummer: 200.302.817/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/364745/ FA RK 19-5509
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A.E. van der Poel.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
Het hof merkt als (overige) belanghebbenden aan:
  • [jongmeerderjarige](hierna te noemen: [jongmeerderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , en
  • [minderjarige](hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
(hierna samen ook genoemd: de kinderen).
In het kort:
Deze zaak gaat over het verzoek om vervangende toestemming tot naamswijziging betreffende de minderjarige [minderjarige] (en de inmiddels meerderjarige [jongmeerderjarige] ).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 23 augustus 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met een productie, ingekomen ter griffie op 19 november 2021, heeft de vader:
- het verzoek gedaan tot het gelasten van een deskundigenonderzoek op de voet van artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);
- verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de verzoeken van de moeder zullen worden afgewezen; kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift ingekomen ter griffie op 26 januari 2022, heeft de moeder verzocht de vader in zijn hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren dan wel - rekening houdende met de inhoud van het verweerschrift - het verzochte af te wijzen en daarmee de bestreden beschikking te bekrachtigen; kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juli 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Bronsveld;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van der Poel;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 5 februari 2020;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 26 juli 2021;
  • het V8-formulier met als bijlage het procesdossier eerste aanleg van de advocaat van de vader van 20 december 2021.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
De vader en de moeder zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Middelburg van 28 november 2007 is de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] is ingeschreven op 7 maart 2008.
3.2.
Uit het ontbonden huwelijk zijn [jongmeerderjarige] en [minderjarige] geboren. De vader en de moeder hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [jongmeerderjarige] is inmiddels meerderjarig.
[jongmeerderjarige] en [minderjarige] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend voor het indienen van een verzoek bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid tot wijziging van de geslachtsnaam van de kinderen van “ [geslachtsnaam vader] ” in “ [geslachtsnaam moeder] ”.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De vader voert in het beroepschrift zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. Het is niet komen vast te staan dat het wijzigen van hun achternaam de intrinsieke wens van de kinderen is. Deze wens is ingegeven vanuit sturing door derden en de rechtbank is er ten onrechte van overtuigd geraakt dat hun wens tot naamswijziging authentiek en diepgeworteld is. De kinderen zouden bang zijn voor de vader en om dit verhaal kracht bij te zetten is er een valse aangifte tegen de vader gedaan dat hij de kinderen bedreigd zou hebben. Het beeld dat de kinderen van de vader hebben is gebaseerd op onjuistheden. Er moet terughoudend worden omgegaan met verzoeken tot naamswijziging en zeker in deze situatie. Wanneer de kinderen hun naam zouden wijzigen heeft dat gevolgen voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen. Omdat een naamswijziging dermate ingrijpend is, zou onomstotelijk vast moeten komen te staan dat dit in het belang van de kinderen is, waarbij ook de gevolgen voor de toekomst meegewogen dienen te worden. De vader verzoekt het hof daarom een deskundige in de zin van artikel 810a lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) te benoemen en denkt daarbij aan het NIFP of een orthopedagoog.
3.6.
De moeder voert in het verweerschrift zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. [jongmeerderjarige] is inmiddels meerderjarig geworden en heeft zelfstandig een verzoek tot naamswijziging ingediend. Het beroep beperkt zich derhalve nog tot [minderjarige] . De moeder vindt het onbegrijpelijk dat de vader de intrinsieke wil van [minderjarige] ter discussie stelt. [minderjarige] wenst dit al jaren. De rechtbank heeft eerst naar een hulpverleningstraject verwezen en vervolgens een zorgvuldige belangenafweging gemaakt. Het advies van de raad is daarin betrokken, en de rechtbank heeft zelf ook tweemaal met de kinderen gesproken. De hulpverlening bij Pro6 heeft niet geleid tot ander contact tussen de vader en de kinderen. Evenmin hebben de kinderen hun wens tot het wijzigen van de geslachtsnaam bijgesteld. Zowel [jongmeerderjarige] als [minderjarige] blijven stellig in hun wil. Zij willen een periode in hun leven afsluiten en daar hoort wat hen betreft bij de wijziging van geslachtsnaam in die van de moeder.
Er zal geen sprake zijn van identiteitsverlies nu de kinderen al jarenlang geen contact meer met de vader hebben en zij in informele aangelegenheden al de geslachtsnaam van de moeder voeren. Bovendien blijft de vader het ouderlijk gezag houden. Het verzoek tot naamswijziging is juist de grote wens van [minderjarige] en dus worden daarbij vanzelfsprekend haar belangen niet geschaad maar juist behartigd als het verzoek wordt ingewilligd. Het voorstel van de vader om een deskundige te benoemen is, los van de vraag of dit wel mogelijk is, niet relevant. Het opnieuw betrekken van [minderjarige] in een onderzoek is strijdig met haar belang.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende opgemerkt. Het is moeilijk te beoordelen of, zoals de vader stelt, de wens van [minderjarige] om haar geslachtsnaam te wijzigen meer intrinsiek zal zijn wanneer ze meerderjarig is. Er zit bij [minderjarige] een beleving achter. Een geslachtsnaamswijziging betekent voor haar de afsluiting van een periode en dit zal [minderjarige] verder kunnen helpen in haar ontwikkeling. De raad adviseert het hoger beroep van de vader af te wijzen. Het is schrijnend voor de vader maar wanneer [minderjarige] gehoord wordt in haar wens dan kan ze haar vader hopelijk een neutrale plek geven in haar leven.
De motivering van de beslissing
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Allereerst zal het hof het hoger beroep betreffende [jongmeerderjarige] beoordelen. [jongmeerderjarige] was ten tijde van de indiening van het hoger beroep door de vader nog minderjarig. Inmiddels heeft [jongmeerderjarige] op [geboortedatum] 2021 de achttienjarige leeftijd bereikt en kan hij zelf een verzoek tot naamswijziging indienen. Gelet op deze omstandigheid heeft de vader geen belang meer bij het hoger beroep voor zover dit ziet op de vervangende toestemming voor de geslachtsnaamswijziging van [jongmeerderjarige] . Het hof komt aan een inhoudelijke beoordeling op dit punt niet toe en zal de vader op dit onderdeel van zijn beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Vervangende toestemming wijziging geslachtsnaam
3.8.2.
Op grond van artikel 1:7 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, worden gewijzigd door de Koning.
In het Besluit houdende Regels voor de geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit) zijn met betrekking tot de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en de behandeling van dergelijke verzoeken nadere regels gesteld. Ingevolge artikel 3 lid 1 van het Besluit wordt de geslachtsnaam van een minderjarige gewijzigd op eensluidend verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht.
Artikel 3, vierde lid, onder c van het Besluit bepaalt dat het verzoek wordt afgewezen, indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft.
3.8.3.
Het hof stelt vast dat geen sprake kan zijn van een rechtstreekste toetsing door de burgerlijke rechter van het verzoek van de moeder aan artikel 3 van het Besluit, aangezien dit besluit zich richt tot de Koning en toetsing daaraan is voorbehouden aan de Koning.
3.8.4.
Nu de ouders van [minderjarige] van mening verschillen over de vraag of al dan niet een verzoek tot geslachtsnaamswijziging van [minderjarige] moet worden ingediend, is sprake van een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening, dat beoordeeld dient te worden op grond van artikel 1:253a BW.
Dit artikel vormt voor de burgerlijke rechter een zelfstandig toetsingskader en bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders hieromtrent op verzoek van beide ouders of van één van hen aan de rechtbank (of in hoger beroep: aan het hof) kunnen worden voorgelegd. De burgerlijke rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit bestendige jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Dit betekent dat het hof weliswaar rekening houdt met de omstandigheid dat artikel 3 van het Besluit het primaat legt bij de mening van de minderjarige van 12 jaar of ouder, maar dat dit binnen het toetsingskader van artikel 1:253a BW niet van doorslaggevende betekenis hoeft te zijn. Voordat de rechter een beslissing neemt, beproeft hij een vergelijk tussen de ouders. Gebleken is dat de vader en de moeder niet tot een vergelijk kunnen komen, zodat het hof dient te beoordelen of vervangende toestemming voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamswijziging van [minderjarige] in het belang van [minderjarige] wenselijk is.
3.8.5.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof zich na eigen weging en beoordeling eigen maakt, is het hof van oordeel dat de moeder vervangende toestemming dient te worden verleend voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamswijziging van [minderjarige] van “ [geslachtsnaam vader] ” naar “ [geslachtsnaam moeder] ”. Net als de rechtbank is ook het hof ervan overtuigd dat de wens van [minderjarige] authentiek en al lang bij haar aanwezig is. [minderjarige] heeft verschillende keren met een kinderrechter gesproken en ook heeft zij met het hof gesproken en daarbij telkens haar uitdrukkelijke wens uitgesproken om haar geslachtsnaam te wijzigen in die van de moeder. Zelfs na het hulpverleningstraject blijft [minderjarige] stellig in haar wens. Zij voelt zich niet verbonden met de vader en wil niet telkens met de achternaam van de vader geconfronteerd worden. Het is haar weloverwogen mening en het is in het belang van [minderjarige] dat zij gehoord wordt in haar wens.
De raad heeft zowel bij de rechtbank als bij het hof geadviseerd om de moeder vervangende toestemming te verlenen tot indiening van het verzoek tot geslachtsnaamswijziging. De erkenning van haar lang gekoesterde wens geeft [minderjarige] de ruimte om zich verder te kunnen ontwikkelen.
In de overgelegde stukken in hoger beroep en bij het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is verder niets aangevoerd dat tot een ander oordeel kan leiden. Het hof zal het hoger beroep van de vader op dit punt afwijzen.
NIFP-onderzoek
3.8.6.
De vader heeft in zijn beroepschrift een verzoek gedaan tot benoeming van een deskundige ex artikel 810a lid 2 Rv.
In artikel 810a tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald, voor zover thans van belang, dat in zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, de rechter op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige benoemt, mits dat mede tot beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
3.8.7.
In de bestreden beschikking is in verband met een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening vervangende toestemming verleend tot geslachtsnaamswijziging. Daartegen richt zich het hoger beroep van de vader. Het gaat in dit hoger beroep dus niet om een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van de minderjarige, de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij.
3.8.8.
Het verzoek van de vader om een deskundigen-/NIFP-onderzoek ingevolge art. 810a lid 2 Rv te gelasten zal op grond van het voorgaande dan ook worden afgewezen.
Conclusie
3.8.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep voor zover het [jongmeerderjarige] betreft en de overige verzoeken van de vader afwijzen en de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
Proceskosten
3.8.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 augustus 2021 voor zover het beroep ziet op [minderjarige] en verklaart de vader nietontvankelijk in zijn beroep waar het [jongmeerderjarige] betreft;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.M.C. Dumoulin en M.J.C. van Leeuwen en is op 18 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken door
mr. E.L. Schaafsma-Beversluis in tegenwoordigheid van de griffier.