ECLI:NL:GHSHE:2022:2861

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
200.305.353_01 en 200.305.353_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarige met betrekking tot ouderschap en omgangsregeling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een zorg- en contactregeling voor hun minderjarige kind is vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren, verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. W.A.M. Kouters, verzoekt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. De minderjarige, geboren in 2016, is betrokken bij deze procedure, waarbij ook de Stichting Jeugdbescherming Brabant en de Raad voor de Kinderbescherming als belanghebbenden zijn aangemerkt.

De rechtbank had eerder bepaald dat de minderjarige bij de moeder woont en dat er een contactregeling met de vader is, die onder andere inhoudt dat de vader de minderjarige in de even weken op vrijdag haalt en op zondag terugbrengt. De moeder is van mening dat deze regeling niet in het belang van de minderjarige is en dat er te veel rekening wordt gehouden met het onregelmatige werkrooster van de vader. De vader daarentegen stelt dat de regeling juist zorgt voor een goede structuur en dat de moeder meer flexibiliteit moet tonen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de GI en de raad. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de huidige regeling in het belang van de minderjarige is. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en een nieuwe regeling vastgesteld voor de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de vader om de week een lang weekend met de minderjarige doorbrengt, en de vakanties en feestdagen zijn aangepast. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de eerdere beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 augustus 2022
Zaaknummers: 200.305.353/01 en 200.305.353/02
Zaaknummers eerste aanleg: C/02/333232 FA RK 17-3891 en C/02/388562 JE RK 21-1660
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.A.M. Kouters.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 november 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 januari 2022, heeft de moeder het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover het betreft de door de rechtbank vastgestelde zorg- en contactregeling en de door de rechtbank vastgestelde regeling voor de vakanties en de feestdagen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de zorg en contactregeling tussen de vader en [minderjarige] wordt vastgesteld als volgt:
Primair
Dagdeel Ochtend Middag Avond
Maandag
moeder
moeder
moeder
Dinsdag
moeder
moeder
moeder
Woensdag
moeder
moeder
moeder
Donderdag
moeder
moeder
moeder
Vrijdag
moeder
vader vanaf 14:45
vader
Zaterdag
vader
vader tot 19:00
moeder
Zondag
moeder
moeder
moeder
Maandag
moeder
moeder
moeder
Dinsdag
moeder
moeder
moeder
Woensdag
moeder
moeder
moeder
Donderdag
moeder
moeder
moeder
Vrijdag
moeder
vader vanaf 14:45
vader
Zaterdag
vader
vader tot 19:00
moeder
Zondag
moeder
moeder
moeder
Waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt.
Subsidiair verzoekt de moeder het hof de verzochte zorg- en contactregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen conform het verzoekschrift van de gezinsvoogd: in de oneven weken van vrijdagavond 16:00 uur tot zondagavond 17:00 uur, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt;
Alsmede te bepalen dat tussen partijen de volgende regeling voor de
vakanties en feestdagenzal worden vastgesteld:
In de oneven jaren verblijft [minderjarige] in de voorjaarsvakantie (van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgende weekend op zaterdag 19:00 uur) in de eerste week van de meivakantie (van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgend weekend op zondag 17:00 uur) en in de eerste drie weken van de zomervakantie (beginnend op vrijdag 14:45 uur tot in de laatste week op zaterdag 19:00 uur) bij de moeder. In de herfstvakantie (van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgende weekend op zondag 17:00 uur) en in de laatste drie weken van de zomervakantie verblijft [minderjarige] bij de man (beginnend op zondagochtend 9:00 tot in de laatste week op zondag 17:00 uur).
In de even jaren wordt het vakantieschema omgewisseld: in de voorjaarsvakantie (van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgende weekend op zaterdag 19:00 uur) in de eerste week van de meivakantie (van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgend weekend op zondag 17:00 uur) en in de eerste drie weken van de zomervakantie (beginnend op vrijdag 14:45 uur tot in de laatste week op zaterdag 19:00 uur) verblijft [minderjarige] bij de vader. In de herfstvakantie (van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgende weekend op zondag 17:00 uur) en in de laatste drie weken van de zomervakantie verblijft [minderjarige] bij de moeder (beginnend op zondagochtend 9:00 uur tot in de laatste week op zondag 17:00 uur).
Feestdagen
Kerstmis:
Kerstavond en Eerste Kerstdag verblijft [minderjarige] bij de moeder (inclusief overnachting);
Tweede Kerstdag verblijft [minderjarige] bij de vader.
De invulling van de Kerstvakantie zullen partijen verder in onderling overleg regelen, waarbij het op vakantie gaan met [minderjarige] tijdens de Kerstvakantie door ouders altijd pas na Tweede Kerstdag zal worden gepland.
Oud en Nieuw:
In de oneven jaren verblijft [minderjarige] op Oudjaarsavond bij de moeder (inclusief overnachting) en op Nieuwjaarsdag verblijft [minderjarige] bij de vader.
In de even jaren verblijft [minderjarige] op Oudjaarsavond bij de vader (inclusief overnachting) en op Nieuwjaarsdag verblijft [minderjarige] bij de moeder.
Overige feestdagen:
Die zullen conform de tussen partijen geldende regeling verlopen.
Sinterklaas:
De ouders vieren het Sinterklaasfeest afzonderlijk met [minderjarige] op de dag/avond dat hij op grond van de reguliere contactregeling bij hen is.
Verjaardag [minderjarige] :
[minderjarige] viert zijn verjaardag bij de ouder bij wie hij op grond van de reguliere contactregeling op dat moment verblijft.
Verjaardagen ouders:
[minderjarige] verblijft bij de ouder, die op dat moment jarig is.
Verjaardagen opa’s en oma’s:
Dan geldt in beginsel de reguliere contactregeling, maar dat [minderjarige] wel in de gelegenheid moet worden gesteld om de verjaardagen van opa’s en oma’s te bezoeken.
Vader- en Moederdag:
Op Vaderdag verblijft [minderjarige] overdag bij de vader.
Op Moederdag verblijft [minderjarige] overdag bij de moeder.
Bij wijze van
voorlopige voorzieningte bepalen dat de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bij de bestreden beschikking zal worden geschorst hangende de hoger beroepsprocedure.
Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 3 maart 2022, heeft de vader het hof verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans haar verzoeken af te wijzen, met uitzondering van de tegen de vakantieregeling/
feestdagenregeling gerichte tweede grief, met dien verstande dat het omwisselen van de krokus- en herfstvakantie ingaat per 2023 en dat de twee weken Kerstvakantie bij helfte worden opgedeeld zodat iedere ouder één week [minderjarige] bij zich heeft, jaarlijks wisselend de eerste of de tweede week, waarbij de ene ouder jaarlijks wisselend [minderjarige] met Kerst heeft en de andere ouder jaarlijks wisselend met oud en nieuw.
Tevens heeft de vader
incidenteel hoger beroepingesteld en het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover dit betreft het door de rechtbank afgewezen verzoek van de vader om een dwangsom vast te stellen en de zorg- /contactregeling zoals door de rechtbank vastgesteld en de door de moeder voorgestelde regeling betreffende vakantie en feestdagen aangepast, zoals door de vader in de punten 21 en 22 gesteld, vast te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag voor iedere dag dat de moeder met uitvoering hiervan deels of geheel in gebreke blijft, met een maximum van de dwangsom van € 20.000,--.
Met veroordeling van de moeder in de proceskosten van deze procedure en die in eerste aanleg.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 4 april 2022, heeft de moeder het hof verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, het door de vader bij het incidenteel hoger beroep in de door moeder verzochte voorlopige voorzieningen en in het hoger beroep verzochte af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 3 maart 2022, heeft de GI het hof verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten voor zover het de reguliere weekendregeling betreft. De GI refereert zich aan het oordeel van het hof betreffende de zorgregeling ten aanzien van de verdeling van de vakanties en de feestdagen.
2.4.
Het hof heeft het verzoek van de moeder betreffende de wijziging van de zorgregeling ingeschreven onder zaaknummer 200.305.353/01. Het verzoek van de moeder om een voorlopige voorziening is ingeschreven onder zaaknummer 200.305.353/02.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Hendrikx-Heeren;
  • de vader, bijgestaan door mr. [mr.] ;
  • de GI vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
  • de raad vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de processen-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 17 oktober 2017 en 9 november 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 7 juni 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 21 juni 2022.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep:
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ,
De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.2.
Bij beschikking van 14 november 2017 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitvoerbaar bij voorraad bepaald dat de vader en [minderjarige] gerechtigd zijn tot begeleide omgang met elkaar middels tussenkomst van mevrouw [betrokkene] en vervolgens in het kader van de Intensieve Omgangsbegeleiding, waarbij de verdere invulling – waaronder intensieve oudergesprekken – zal geschieden in nader overleg tussen partijen en Juzt, in haar hoedanigheid van uitvoerster van dit project. De rechtbank heeft partijen bevolen om gevolg te geven aan de oproep om in overleg te treden over de concrete uitwerking en vastlegging van de in te vullen regeling en mee te werken aan de uitvoering van de regeling. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak verder aangehouden in afwachting van het rapport van Juzt over het verloop van de begeleide omgang en heeft zich iedere beslissing voorbehouden.
3.3.
Bij beschikking van 8 oktober 2018 van diezelfde rechtbank is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de vader en [minderjarige] gerechtigd zijn tot begeleide omgang met elkaar in het kader van de Intensieve Omgangsbegeleiding, waarbij de verdere invulling - waaronder intensieve oudergesprekken - zal geschieden in nader overleg tussen partijen en Juzt, in haar hoedanigheid van uitvoerster van voornoemd project. Partijen zijn bevolen gevolg te geven aan de oproep van Juzt om in overleg te treden over de concrete uitwerking en vastlegging van de in te vullen regeling en mee te werken aan de uitvoering van de regeling, onder inachtneming van hetgeen in deze beschikking onder rechtsoverweging 2.8. werd overwogen. De rechtbank heeft verder de raad verzocht een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in de beschikking vermelde vragen en daarover te rapporten en te adviseren.
Ook heeft de rechtbank bepaald dat de moeder, als de vader aan het werk is, één keer per week aan de vader een verslag en een recente foto van [minderjarige] zal sturen. De vader dient op zijn beurt aan de moeder een foto te sturen van elk omgangsmoment tussen hem en [minderjarige] . De rechtbank heeft vervolgens de behandeling aangehouden in afwachting van het rapport van Juzt over het verloop van de begeleide omgang en, zo al nodig, het rapport van de raad. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.4.
Bij beschikking van voornoemde rechtbank van 18 juli 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is sindsdien verlengd. Ter mondelinge behandeling heeft de GI medegedeeld dat de huidige ondertoezichtstelling loopt tot 18 november 2022.
3.5.
Bij beschikking van 17 december 2019 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over [minderjarige] . De rechtbank heeft verder bepaald dat de vader en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar één dag per week van 9:00 uur tot 12:30 uur in de weken dat de vader niet vaart, waarbij hij [minderjarige] haalt en brengt, waarbij gestreefd dient te worden naar uitbreiding van die regeling onder leiding van de gezinsvoogd een en ander met inachtneming van het geen is overwogen onder rechtsoverweging 2.14 in die beschikking. De rechtbank heeft de verdere behandeling ter zake de zorgregeling aangehouden en heeft zich iedere verdere beslissing voorgehouden.
3.6.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank bepaald dat [minderjarige] het hoofdverblijf bij de moeder heeft en dat de vader en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- gedurende twee aansluitende weekenden in een periode van vier weekenden van vrijdag 16:00 uur tot zondag 17:00 uur, waarbij eerste weekeinde steeds het eerste weekend van het verlof van de vader is en waarbij de vader [minderjarige] haalt en thuis brengt;
- tweede kerstdag, het ene jaar tot 31 december 10:00 uur en het andere jaar tot en met nieuwjaarsdag 12:00 uur, waarbij kerst 2021 zal duren tot nieuwjaarsdag 2022 12:00 uur;
- iedere woensdag om 18:30 uur via videobellen;
- drie aaneengesloten weken in zomervakantie, jaarlijks wisselend, waarbij [minderjarige] in de zomervakantie van 2022 bij de vader verblijft gedurende de eerste drie weken;
- vanaf 2022 in de even jaren gedurende de herfstvakantie van vrijdag 16:00 uur tot vrijdag 16:00 uur;
- vanaf 2022 in de oneven jaren gedurende de krokusvakantie van vrijdag 16:00 uur tot vrijdag 16:00 uur;
- vanaf 2022 in de even jaren gedurende de meivakantie de eerste week van vrijdag 16:00 uur tot vrijdag 16:00 uur. In de oneven jaren de tweede week van vrijdag 16:00 uur tot vrijdag 16:00 uur;
- losse feestdagen en verjaardagen volgens bovenstaand reguliere schema, waarbij te gelden heeft dat als een feestdag of verjaardag in de reguliere regeling valt, [minderjarige] bij de vader verblijft, waarbij te gelden heeft dat indien [minderjarige] op een verjaardagsfeest of jubileum van opa en oma vz en mz bij de andere ouder verblijft, hij in de gelegenheid wordt gesteld dit feestje te bezoeken.
De rechtbank heeft het verzoek van de vader, om het door hem verzochte op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag voor iedere dag dat de moeder hiermee deels of geheel in gebreke blijft, op te leggen afgewezen.
3.7.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.8.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - het navolgende aan.
Zij vindt de regeling die de rechtbank heeft vastgelegd niet in het belang van [minderjarige] . Daarom verzoekt zij de schorsing van de uitvoerbaarheid en wil zij eerst de uitkomst van het hoger beroep afwachten.
De moeder voert in haar eerste grief aan dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat [minderjarige] en de vader gedurende twee aansluitende weekenden in een periode van vier weekenden van vrijdag 16:00 uur tot zondag 17:00 uur contact hebben, waarbij het eerste weekeinde steeds het eerste weekend van het verlof van de vader zal zijn en waarbij de vader [minderjarige] haalt en thuis brengt. Ter onderbouwing voert zij onder meer aan dat er teveel is gekeken naar het mogelijke werkrooster van de vader en er ten onrechte voorbij is gegaan
aan het advies van de GI. De gezinsvoogd kiest voor een duidelijke structuur met even en oneven weken. De GI heeft verder helder uitgelegd dat er tussen partijen een weekend per veertien dagen dient te worden vastgelegd en dat het vervolgens aan de vader is of hij daar wel of geen uitvoering kan geven in de praktijk.
Daarbij komt dat de moeder zich als hoofdopvoeder gedwongen voelt om zichzelf maar ook haar gezin te plooien naar het werkrooster van de vader. Het is de vader die kiest voor een dergelijk onregelmatig rooster, hij zou daar zelf de lasten van moeten dragen.
De moeder hecht verder belang aan het kunnen bieden van een duidelijke structuur en regelmaat aan [minderjarige] . [minderjarige] wordt overvraagd: het is teveel en te kort achter elkaar. Hij komt overprikkeld thuis van de vader, onder andere omdat hij moet wennen aan de nieuwe gezinssituatie bij vader thuis.
In haar tweede grief voert de moeder aan dat de rechtbank ten onrechte bij de vaststelling van de vakanties en feestdagen geen rekening heeft gehouden met haar vakantieschema noch met het vakantieschema van de gezinsvoogd. In de praktijk komt de door de rechtbank bepaalde regeling erop neer dat zij niet met alle drie haar kinderen samen op vakantie kan. De moeder verzoekt het hof daarom de door haar verzochte regeling vast te leggen.
3.9.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - aan dat de rechtbank op alle punten tot een juiste beslissing met betrekking tot de reguliere zorg- en contactregeling is gekomen. Hij voert daarom gemotiveerd verweer. Volgens hem voert de moeder geen enkele grond aan op basis waarvan de door de rechtbank vastgestelde regeling niet in het belang van [minderjarige] zou zijn.
De vader heeft door de jaren heen steeds gesolliciteerd om meer vaste structuur in zijn werkroosters te krijgen, juist in het belang van [minderjarige] . Onlangs heeft de vader gesolliciteerd naar een functie waarbij hij minder lang van huis is en de verwachting is dat hij hoogstwaarschijnlijk op 1 oktober 2022 daarmee zal starten. De nieuwe functie houdt in dat hij in de wintermaanden fulltime op kantoor aan de wal werkt en in de zomermaanden op zee, waarbij hij afwisselend een maand op zee werkt en een maand op kantoor aan de wal.
Bovendien komt naar de mening van de vader een omgangsregeling van een weekend per vier weken niet aan het belang van [minderjarige] tegemoet. Hij benadrukt dat er nu sprake is van een duidelijke structuur. Niet gebleken is dat [minderjarige] wordt overvraagd door de huidige regeling of dat deze regeling onevenredig veel van de moeder vraagt. De moeder wil controle houden en kan niet erkennen dat de vader een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] vervult.
De vader kan [minderjarige] een veilig en vertrouwde basis en omgeving bieden.
Wat betreft de door de moeder voorgestelde regeling inzake de verdeling van de vakanties, feestdagen en verjaardagen stemt de vader in met dien verstande dat daarbij wordt betrokken de door hem (in het incidenteel hoger beroep) verzochte dwangsom en onder de voorwaarde dat het omwisselen van de herfst en krokusvakantie pas ingaat per 2023. Hij is het niet eens met de voorgestelde regeling voor wat betreft de Kerstvakantie. Het plan van de moeder is te ingewikkeld en laat te veel ruimte voor discussie. Hij stelt voor dat twee weken Kerstvakantie bij helfte wordt verdeeld, zodat iedere ouder [minderjarige] bij zich heeft, jaarlijks wisselend de eerste of tweede week, waarbij de ene ouder jaarlijks wisselend [minderjarige] met Kerst heeft en de andere ouder jaarlijks wisselend met oud en nieuw.
De vader verzoekt in zijn incidenteel hoger beroep het hof om een dwangsom aan de zorg/contactregeling te verbinden. Hij doet dit op grond van voorval in januari 2022, waarbij er over de uitvoering van de zorg- en contactregeling discussie is ontstaan en dit is geëscaleerd. Tot slot vindt de vader dat de moeder hem onnodig op kosten jaagt en vraagt hij daarom een proceskostenveroordeling.
3.10.
De moeder heeft in haar verweerschrift ten aanzien van het incidenteel hoger beroep ontkend dat zij een weigerachtige houding aanneemt. Zij wil alleen dat er naar het belang van [minderjarige] wordt gekeken en dat er sprake is van structuur en regelmaat. Er kan niet van [minderjarige] , haar twee andere kinderen en haarzelf worden verwacht dat zij zich totaal moeten aanpassen aan het steeds maar wisselende werkrooster van de vader. Tot slot kan er volgens haar van een veroordeling tot een dwangsom en een proceskostenveroordeling geen sprake zijn.
3.11.
De GI heeft in het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling verklaard zich goed te kunnen vinden in de door de rechtbank vastgestelde weekendregeling, hoewel de GI aanvankelijk een andere regeling voor ogen had. Inmiddels is er volgens de GI een positieve basis gelegd tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] heeft plezier in het contact met de vader. De vader sluit goed bij hem aan. De moeder heeft moeite met de uitspraak van de rechtbank en ervaart veel onduidelijkheid en stress hierdoor. De moeder heeft veel moeite met vertrouwen hebben in de vader en de vader vindt dat de moeder de omgang tussen hem en [minderjarige] laat stagneren en blijft hangen in problemen. De hulpverlening vanuit Juzt en de Gezinsmanager heeft niet afdoende geholpen. De ouders hebben nog onvoldoende vertrouwen in elkaar waardoor er nog geen goede invulling van het gezamenlijke ouderschap is gerealiseerd. De kloof tussen de ouders is niet verminderd en er blijft daarom ook nu nog strijd over de omgangsregeling. Hierdoor zal het [minderjarige] moeilijk of niet lukken om op een positieve en onbelaste wijze contact te onderhouden met beide ouders, waardoor het risico bestaat dat hij klem en verloren zal raken tussen de ouders.
De GI maakt zich zorgen om [minderjarige] , dit omdat hij zijn hele jonge leven al wordt geconfronteerd met procedures. De GI wijst er verder op dat je een omgangsregeling niet kan “ dichttimmeren”; er wordt echter bij de ouders ook weinig tot geen flexibiliteit gezien.
Het kan volgens de GI niet anders dat [minderjarige] de spanningen tussen de ouders voelt, temeer nu er tussen de ouders niet wordt gesproken tijdens de overdracht.
De GI meent dat door de uitspraak van de rechtbank de relatie tussen vader en [minderjarige] verder kan worden versterkt. Dit maakt dat de GI zich kan vinden in de bestreden beschikking.
De GI acht het wel in het belang van [minderjarige] dat hij ook vakanties en feestdagen met de moeder en zijn halfbroer en halfzus door kan brengen. De GI refereert zich wat dit betreft aan het oordeel van het hof.
3.12.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, mede gelet op de recente mogelijke wijziging in de werksituatie van de vader, geadviseerd om een omgangsregeling vast te leggen waarbij [minderjarige] om de week een weekend bij de vader verblijft, welke regeling zal ingaan op de donderdag. Wanneer de vader voor zijn werk een maand weg is zal er geen omgang zijn en kan er een videobelmoment worden afgesproken.
De raad ziet dat voor de moeder de rek eruit is qua flexibiliteit om mee te werken aan de omgangsregeling. Het zou fijn zijn als die flexibiliteit terugkeert zodra de regelmaat terugkomt. Er liggen mogelijkheden en als de GI daarover goed het gesprek kan blijven voeren dan is een mate van flexibiliteit mogelijk, aldus de raad. Voor [minderjarige] is het goed om zoveel mogelijk contact met de vader te hebben maar door de afname van de rek bij de moeder ervaart [minderjarige] een bepaalde belasting. De raad begrijpt dat het vak van de vader een lastig punt is, de raad wijst er echter op dat de moeder ook een eigen leven heeft waarbij zij rekening moet houden met verplichtingen. De raad adviseert de ouders om begrip voor elkaar als ouders te krijgen en te houden, alles met het oog op en in het belang van [minderjarige] . Ten aanzien van de Kerstvakantie begrijpt dat de raad dat een zogenoemde week op/week af -regeling de ouders kansen biedt om dan op vakantie te gaan met [minderjarige] .
3.13.
Het hof oordeelt als volgt.
In de zaak met zaaknummer 200.305.353/02 (schorsingsverzoek)
3.13.1.
Ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft moeder dit verzoek ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de grieven niet worden gehandhaafd.
3.13.2.
Dit brengt mee dat de moeder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking.
In de zaak met zaaknummer 200.305.353/01
De reguliere zorgregeling en de vakantie- en feestdagenregeling
3.14.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.14.2.
Gebleken is dat alle betrokkenen achter een contactregeling tussen [minderjarige] en de vader staan, en dat [minderjarige] van deze contactmomenten geniet. Hoewel er in principe uitvoering wordt gegeven aan de door de rechtbank bepaalde regeling blijft het voor de moeder een knelpunt dat zij (en haar gezin) zich moeten (althans zo ervaart zij het) schikken naar het werkrooster van de vader. De vader vindt op zijn beurt dat de moeder meer flexibiliteit kan tonen.
Wat hier ook van zij, vast staat dat de vader nu eenmaal in de zeevaart werkzaam is én dat alle partijen [minderjarige] een onbelast contact gunnen met de vader. Dit impliceert dat beide ouders zich naar elkaar flexibel moeten tonen om een regelmatig contact mogelijk te maken waarbij zij [minderjarige] niet belasten met hun onderlinge fricties.
Dat [minderjarige] overvraagd wordt door de huidige regeling is door de moeder niet onderbouwd. Ook overigens is niet gebleken dat de huidige regeling voor [minderjarige] niet goed uitpakt, integendeel. Gelet op alle omstandigheden biedt de door de rechtbank vastgestelde regeling [minderjarige] een zo frequent mogelijk contact met de vader, hetgeen van groot belang is voor zijn ontwikkeling. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de huidige zorgregeling te wijzigen.
Verder zal het hof, nu partijen hierover eens zijn, ten aanzien van de vakantieregeling (met uitzondering van de Kerstvakantie), de feestdagen en de verjaardagen het verzoek van de moeder volgen, met dien verstande dat deze wijziging zal ingaan vanaf het jaar 2023.
Ten aanzien van de Kerstvakantie volgt het hof het advies van de raad en bepaalt dat [minderjarige] in de even jaren de eerste week van de Kerstvakantie bij de vader doorbrengt en de tweede week bij de moeder en in de oneven jaren omgewisseld.
Het is aan de GI om over de invulling van deze regeling met de ouders nadere afspraken te maken. Het ligt voorts op de weg van de GI de ouders te begeleiden naar een eventuele uitbreiding van de contacten, wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft.
Voor het overige blijft de in de bestreden beschikking opgenomen regeling in stand.
De reguliere zorgregeling vanaf het moment dat de vader met zijn nieuwe functie begint
3.14.3.
Het hof begrijpt dat de vader zeer waarschijnlijk op korte termijn (omstreeks 1 oktober 2022) zal beginnen met een nieuwe functie, waarbij hij gedurende de winterperiode normale werktijden heeft en aan de wal zal zijn, terwijl hij in de zomermaanden afwisselend een maand op zee en een maand thuis zal zijn. Het is noodzakelijk in het belang van [minderjarige] dat dit ook door zal werken in de uitvoering van de zorg - en opvoedingstaken. Het hof zal voor wat betreft de periode per datum dat de vader zijn nieuwe functie heeft het advies van de raad met betrekking tot de zorgregeling volgen, zoals uitgesproken ter mondelinge behandeling van het hof, nu deze regeling in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
Het hof zal daarom bepalen dat [minderjarige] , vanaf het moment dat de vader met zijn nieuwe functie begint en in de winterperiode maandenlang fulltime aan land werkt, om de week een lang weekend bij de vader verblijft, namelijk vanaf de donderdag uit school tot zondag 18:00 uur.
De vader zal [minderjarige] halen en brengen.
Wanneer de vader in de zomermaanden voor zijn werk een periode van een aantal weken op zee is, zal er geen omgang kunnen zijn en kunnen er voor die periode videobelmomenten worden afgesproken. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat er dan minimaal twee videobelmomenten per week tussen [minderjarige] en de vader zullen plaatsvinden, het hof zal die op woensdag en op zondag om 18.30 uur bepalen.
3.14.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is het hof gebleken dat de moeder in principe haar medewerking verleend aan de vastgestelde regeling inzake de zorg- en opvoedingstaken. De situatie die zich heeft afgespeeld medio januari 2022 waarbij de moeder niet meewerkte aan de regeling zal het hof opvatten als een op zichzelf staand incident. Het hof merkt in dit kader wel op dat het aan de ouder is die op dat moment de zorg voor [minderjarige] heeft, om zo nodig oppas te regelen wanneer hij of zij moet werken dan wel anderszins verhinderd is deze zorg zelf te verlenen. Dit betekent dat de vader, evenals de moeder dat doet, [minderjarige] naar opa en oma mag brengen of een andere oplossing kan kiezen.
Gelet hierop acht het hof vooralsnog geen grond aanwezig om aan de nakoming van de voornoemde regeling een dwangsom te verbinden. Het hof zal het verzoek van de vader in het incidenteel hoger beroep wat betreft de dwangsommen afwijzen.
Partijen dienen eventuele problemen in de uitvoering van de zorgregeling met de gezinsvoogd te bespreken en te trachten gezamenlijk tot een oplossing te komen.
3.14.5.
Het voorgaande leidt er toe dat het hof de bestreden beschikking, ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal vernietigen, en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal vaststellen, zoals hierboven beschreven.
Proceskosten
3.15.
Het hof ziet in de proceshouding van de moeder op dit moment nog onvoldoende aanleiding om, zoals de vader verzoekt, over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Het hof onderkent de belangen van de moeder om deze kwestie ter beoordeling aan het hof voor te leggen. Het hoger beroep van de moeder is daarom niet zonder meer lichtvaardig of nodeloos te noemen. Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking dat een proceskosten-
veroordeling de toch al gespannen verhouding tussen de ouders nóg meer op scherp zou zetten. De ouders moeten zich nu op elkaar richten in positieve zin en weer de verbinding met elkaar zoeken; een proceskostenveroordeling zou daarbij contraproductief werken.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
In de zaak met zaaknummer 200.305.353/02
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 november 2021;
In de zaak met zaaknummer 200.305.353/01
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 november 2021 uitsluitend ten aanzien van de daarbij bepaalde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] ;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , de volgende regeling vast:
De vader en [minderjarige] zijn in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd tot het hebben van contact met elkaar:
Reguliere regeling:
- gedurende twee aansluitende weekenden in een periode van vier weekenden van vrijdag 16:00 uur tot zondag 17:00 uur, waarbij eerste weekeinde steeds het eerste weekend van het verlof van de vader is en waarbij de vader [minderjarige] haalt en thuis brengt;
-
met ingang van het moment omstreeks 1 oktober 2022 waarop de vader een nieuwe dienstbetrekking heeftzal [minderjarige] om de week een lang weekend bij de vader verblijven, namelijk van donderdag uit school tot zondag 18:00 uur, waarbij de vader [minderjarige] zal halen en brengen;
Wanneer de vader voor zijn werk een periode op zee is zal er geen omgang zijn en zijn er minimaal twee videobelmomenten per week, namelijk iedere woensdag en zondag om 18.30 uur;
Vakanties en feestdagen:
Voor het jaar 2022:
- in de zomervakantie van 2022 verblijft [minderjarige] bij de vader gedurende de eerste drie weken (aaneengesloten);
- gedurende de herfstvakantie van vrijdag 16:00 uur tot vrijdag 16:00 uur;
Vanaf het jaar 2023:
- In de oneven jaren verblijft [minderjarige] in de voorjaarsvakantie (van vrijdag 14:45 uur tot het
daarop volgende weekend op zaterdag 19:00 uur) in de eerste week van de meivakantie
(van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgend weekend op zondag 17:00 uur) en in de
eerste drie weken van de zomervakantie (beginnend op vrijdag 14:45 uur tot in de laatste
week op zaterdag 19:00 uur) bij de moeder. In de herfstvakantie (van vrijdag 14:45 uur tot
het daarop volgende weekend op zondag 17:00 uur) en in de laatste drie weken van de
zomervakantie verblijft [minderjarige] bij de vader (beginnend op zondagochtend 9:00 tot in de laatste
week op zondag 17:00 uur).
- In de even jaren wordt het vakantieschema omgewisseld: in de voorjaarsvakantie
(van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgende weekend op zaterdag 19:00 uur) in de eerste
week van de meivakantie (van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgend weekend op zondag
17:00 uur) en in de eerste drie weken van de zomervakantie (beginnend op vrijdag 14:45 uur
tot in de laatste week op zaterdag 19:00 uur) verblijft [minderjarige] bij de vader. In de herfstvakantie
(van vrijdag 14:45 uur tot het daarop volgende weekend op zondag 17:00 uur) en in de
laatste drie weken van de zomervakantie verblijft [minderjarige] bij de moeder (beginnend op
zondagochtend 9:00 uur tot in de laatste week op zondag 17:00 uur).
Kerstvakantie:
- In de even jaren verblijft [minderjarige] in de even jaren de eerste week van de Kerstvakantie bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de oneven jaren wordt dit omgewisseld.
Losse feestdagen en verjaardagen:
Zullen conform de tussen partijen geldende reguliere regeling verlopen. Ten aanzien van Sinterklaas geldt dat de ouders het Sinterklaasfeest afzonderlijk met [minderjarige] vieren op de dag/avond dat hij op grond van de reguliere contactregeling bij hen is. [minderjarige] viert zijn verjaardag bij de ouder bij wie hij zijn op grond van de reguliere regeling op dat moment verblijft. Ten aanzien van de verjaardagen van de ouders geldt dat [minderjarige] verblijft bij de ouders die op dat moment jarig is. Op een verjaardag van de opa’s en de oma’s geldt in beginsel de reguliere contactregeling, [minderjarige] wordt wel in de gelegenheid worden gesteld om de verjaardagen van opa’s en oma’s te bezoeken. Op Vaderdag verblijft [minderjarige] bij de vader. Op Moederdag verblijft [minderjarige] bij de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.D.M. Lamers, H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is op 18 augustus 2022 door mr. C.D.M. Lamers uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.