ECLI:NL:GHSHE:2022:2860

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
200.302.449_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van bewind voor onbepaalde tijd in verband met chronische psychische toestand van de rechthebbende

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende, die lijdt aan een chronische psychische aandoening. De rechthebbende heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant te vernietigen, waarin het bewind voor onbepaalde tijd werd verlengd. De rechthebbende stelt dat hij in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen en verzoekt om een verlenging van het bewind voor een bepaalde duur van twee jaar.

De mondelinge behandeling vond plaats op 12 juli 2022, waarbij de rechthebbende, de bewindvoerder en de mentor aanwezig waren. De rechthebbende heeft aangegeven dat hij inmiddels schuldenvrij is en dat hij steun krijgt van zijn mentor, die in de buurt woont. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat, gezien de chronische aandoening van de rechthebbende, een bewind voor onbepaalde tijd noodzakelijk is. De mentor steunt deze stelling, maar erkent dat de rechthebbende door miscommunicatie met de bewindvoerder ontevreden is.

Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat de rechthebbende nog steeds niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen, gezien zijn psychische toestand. De rechthebbende heeft een schizo-affectieve stoornis en heeft in het verleden meerdere keren gedwongen opnames ondergaan. Gezien deze omstandigheden en het beleid van kantonrechters om bij dergelijke aandoeningen een bewind voor onbepaalde tijd in te stellen, heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 augustus 2022
Zaaknummer: 200.302.449/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9415659 TE VERZ 21-1160
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende/betrokkene,
advocaat: mr. G.L. de Gier.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de bewindvoerder,
[de mentor],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de mentor.
In het kort:
Deze zaak gaat over de verlenging van de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 november 2021, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen (voor zover het betreft de verlenging van het bewind voor onbepaalde tijd) en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het bewind zal worden verlengd met een bepaalde duur van twee jaren met behoud van de bewindvoerder; kosten rechtens.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juli 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. De Gier;
  • de bewindvoerder;
  • de mentor.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van 21 december 2021 van de advocaat van de rechthebbende met als bijlage het procesdossier eerste aanleg.
2.3.1.
Na de mondelinge behandeling heeft het hof van de advocaat van de rechthebbende desgevraagd de volgende stukken ontvangen:
- beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 12 september 2014, waarbij het bewind over de goederen van de rechthebbende is ingesteld;
- beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 31 augustus 2018 tot ontslag en benoeming opvolgend bewindvoerder.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij beschikking van 12 september 2014 heeft de kantonrechter in de rechtbank OostBrabant een tijdelijk bewind ingesteld tot 12 september 2021, over de goederen die aan de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren wegens de lichamelijke of geestelijke toestand van de rechthebbende, met benoeming van [voormalige bewindvoerder] te [vestigingsplaats] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij beschikking van 31 augustus 2018 heeft de kantonrechter in de rechtbank OostBrabant met ingang van 16 september 2018 [voormalige bewindvoerder] als bewindvoerder ontslagen onder gelijktijdige benoeming van [de bewindvoerder] te [vestigingsplaats] tot bewindvoerder, onder gelijke condities als bij de instelling van het bewind is bepaald.
3.3.
Bij beschikking van 1 oktober 2021 heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant een mentorschap ingesteld ten behoeve van de betrokkene en de heer [de mentor] tot mentor benoemd.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant het bewind over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende met ingang van 12 september 2021 verlengd voor onbepaalde tijd, met behoud van dezelfde bewindvoerder.
3.5.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.6.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. De rechthebbende brengt naar voren dat de gronden voor het verlengen van het bewind weliswaar nog aanwezig kunnen worden geacht maar dat het niet zo is dat deze grond kunnen zijn voor een verlenging van het bewind voor onbepaalde tijd. De rechthebbende heeft hiervoor ook nooit akkoord gegeven. Hij meende dat het bewind voor bepaalde tijd zou worden verlengd.
De rechthebbende is inmiddels schuldenvrij en steeds beter in staat om zelf zijn belangen van vermogensrechtelijke aard te behartigen. Er is uitzicht op burgerlijke zelfredzaamheid. De rechthebbende woont zelfstandig en gaat naar de dagbesteding.
De rechthebbende kan daarnaast ook op steun rekenen van zijn mentor. Deze mentor woont vlak in de buurt en spreekt ook dezelfde (moeder)taal en Franse taal zodat zij goed met elkaar kunnen communiceren. De rechthebbende verzoekt dan ook te bepalen dat het bewind niet voor onbepaalde duur maar voor een bepaalde duur van twee jaren zal worden verlengd. Doordat er sprake is geweest van onbegrip tussen de rechthebbende en de bewindvoerder is de rechthebbende niet meer tevreden over de huidige bewindvoerder. De rechthebbende zou graag een andere bewindvoerder willen. Dat verzoek is inmiddels ook bij de kantonrechter ingediend en ligt nu niet aan het hof voor.
3.7.
De bewindvoerder voert tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan. De bewindvoerder heeft altijd veel overleg gevoerd met de rechthebbende. Ook heeft de bewindvoerder uitvoerig met de rechthebbende besproken, waarom er verlenging van het bewind voor onbepaalde tijd is verzocht. Dit punt was voor de rechthebbende moeilijk uitlegbaar. De bewindvoerder licht toe dat kantonrechters het beleid hebben dat bij een chronische aandoening, waar in de situatie van rechthebbende sprake van is, in de regel geen bewind voor bepaalde tijd (meer) wordt uitgesproken. Ondanks dat de rechthebbende op dit moment geen schulden meer heeft, en er inmiddels ook een mentor is benoemd, acht de bewindvoerder, juist vanwege de problematiek van rechthebbende, een bewind nog steeds noodzakelijk.
3.8.
De mentor voert tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan. De bewindvoerder heeft goed werk gedaan. De rechthebbende is op dit moment schuldenvrij. In verband met het chronische ziektebeeld van de rechthebbende is een terugval mogelijk. Om die reden is een bewind belangrijk. De mentor stelt dat dit bewind niet voor onbepaalde tijd hoeft te zijn. De rechthebbende is door deze miscommunicatie boos geworden op de bewindvoerder en heeft geen vertrouwen meer in hem.
De motivering van de beslissing
3.9.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.9.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Het bewind kan op grond van het derde lid van voornoemd artikel eveneens worden ingesteld indien te verwachten is dat rechthebbende binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
3.9.2.
Uit artikel 1:449 BW volgt dat het bewind voor een bepaalde duur kan worden uitgesproken. Op grond van het derde lid van voornoemd artikel kan de bewindvoerder om verlenging van het bewind verzoeken.
3.9.3.
Vaststaat dat de noodzaak voor de onderbewindstelling nog steeds aanwezig is. Dit wordt door de rechthebbende ook niet betwist. De rechthebbende kan zich niet verenigen met het feit dat het bewind voor onbepaalde tijd is verlengd en verzoekt het bewind voor bepaalde tijd, te weten voor de duur van twee jaar te verlengen.
3.9.4.
Het hof komt tot de conclusie dat er bij de rechthebbende sprake is van een chronische psychische toestand, welke niet van voorbijgaande aard is. Het is voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand duurzaam niet in staat is zelf ten volle zijn belangen van vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
3.9.5.
Uit de bij het inleidend verzoekschrift gevoegde brief van Reinier van Arkel (psychiatrische zorg) blijkt dat de rechthebbende bekend is met een uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis. De rechthebbende lijdt aan een schizo-affectieve stoornis waarbij in het verleden overmatig alcoholgebruik telkens leidde tot decompensatie. Er hebben in het verleden diverse keren gedwongen opnames plaatsgevonden. Door de inname van zijn medicatie en de onthouding van alcohol is de rechthebbende enige tijd stabiel geweest. Vorig jaar heeft hij wel nog een terugval gehad tijdens zijn verblijf in Congo als gevolg waarvan hij klinisch opgenomen is geweest.
Bij voormelde beschikking van de kantonrechter van 31 augustus 2018 is ook geconstateerd dat de rechthebbende destijds regelmatig last heeft gehad van psychoses waardoor hij zichzelf in de (financiële) problemen bracht. Ook toen werd gezien dat de psychische toestand van de rechthebbende tijdelijk stabiel kan zijn maar dat de rechthebbende desondanks hulp nodig heeft bij het beheer van zijn financiën.
Gelet op het feit dat de aandoening schizofrenie niet van voorbijgaande aard is, en de risico’s die een terugval met zich brengt, is het verlengen van het bewind voor bepaalde tijd naar het oordeel van het hof niet aan de orde.
3.9.6.
Het hof heeft in haar overwegingen ook nog meegenomen de onbetwiste stelling van de bewindvoerder dat het gebruikelijk is dat kantonrechters bij een dergelijke psychiatrische aandoening een bewind voor onbepaalde tijd instellen.
Conclusie
3.10.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, van 30 september 2021;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.D.M. Lamers, mr. E.M.C. Dumoulin, mr. M.J.C. van Leeuwen en is in het openbaar uitgesproken door mr. E.L. Schaafsma-Beversluis op 18 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.