De vader en de moeder zijn het erover eens dat de behoefte van de kinderen kan worden bepaald op totaal € 1.322,- per maand, oftewel € 661,- per kind per maand (in 2019).
Analoog aan de wettelijke indexering bedraagt de behoefte van de kinderen met ingang van 1 januari 2020 € 677,52 per maand en met ingang van 1 januari 2021 € 697,85 per maand.
7.11.2.Het hof neemt bij de bepaling van de draagkracht van de vader zijn netto besteedbaar inkomen tot uitgangspunt. Dit inkomen wordt vastgesteld door het bruto inkomen te verminderen met de belastingen en premies die daarover verschuldigd zijn.
De draagkracht (in 2019) wordt vastgesteld aan de hand van de formule
[NBI – (0,3 x NBI + 950)], nu het een netto besteedbaar inkomen betreft dat hoger is dan € 1.625,- per maand.
De draagkracht (in 2020) wordt vastgesteld aan de hand van de formule
[NBI – (0,3 x NBI + 975)], nu het een netto besteedbaar inkomen betreft dat hoger is dan € 1.660,- per maand.
Deze benadering houdt in dat aan de zijde van de vader het draagkrachtloos inkomen wordt vastgesteld op 30% van het netto besteedbaar inkomen terzake van forfaitaire woonlasten vermeerderd met een bedrag van € 950,- aan overige lasten en dat van het bedrag, dat van het netto besteedbaar inkomen resteert na aftrek van dit draagkrachtloos inkomen, 70% beschikbaar is voor kinderalimentatie.
Het hof gaat daarbij uit van de volgende gegevens.
Periode 27 maart 2019 tot 1 oktober 2019
7.11.2.1. Uit productie 3 bij het beroepschrift volgt dat dat de vader in deze periode een bruto inkomen had van gemiddeld € 4.216,85 per maand te vermeerderen met vakantietoeslag (8%).
Hierop strekt in mindering de pensioenpremie van € 178,34 en de WGA premie van € 9,37 per maand, conform het beroepschrift.
Het hof houdt voorts rekening met de company bonus van € 475,- die de vader in juni 2019 ontving.
De moeder heeft aangevoerd dat de (onbelaste) reiskostenvergoedingen bij het inkomen moet worden opgeteld. De moeder wordt daarin niet gevolgd omdat de vader onbetwist heeft aangevoerd dat deze vergoedingen de kosten dekken en niet als bovenmatig aangemerkt kunnen worden.
Periode 1 oktober 2019 tot 1 juni 2020
7.11.2.2. De vader voert aan dat hij met in gang van 1 oktober 2019 parttime is gaan werken (32 uur) om uitvoering te kunnen geven aan de zorgregeling. De moeder betwist dat er voor de vader noodzaak is om minder te gaan werken en daarbij stelt zij ook nog dat er door de vader slechts een indicatie van het salaris vanaf 1 oktober 2019 is overgelegd waarmee zij zich niet kan verenigen.
Uit de als productie 12 bij de brief van 26 februari 2020 van de advocaat van de vader overgelegde salarisspecificatie volgt dat de vader met ingang van 1 oktober 2019 daadwerkelijk 32 uur per week is gaan werken. Tussen partijen is niet in geschil dat met name [minderjarige] in deze periode op maandag en dinsdag na school naar de vader ging. Het hof acht het in deze omstandigheden redelijk dat in deze periode rekening wordt gehouden met een werkweek van de vader van 32 uur.
Uit voornoemde productie 12 en productie 15 bij de brief van de advocaat van de vader van 31 augustus 2020 volgt dat dat de vader in deze periode een bruto inkomen had van gemiddeld € 3.493,02 per maand te vermeerderen met vakantietoeslag (8%).
Hierop strekt in mindering de pensioenpremie van € 142,67 en de WGA premie van € 7,- per maand conform het beroepschrift.
Het hof houdt voorts rekening met de bonus van € 284,22 die de vader in januari 2020 ontving.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen houdt het hof geen rekening met (onbelaste) reiskostenvergoedingen.
Periode vanaf 1 juni 2020
7.11.2.3. De moeder is op 31 mei 2020 met de kinderen verhuisd naar [woonplaats] . Daardoor kon de zorgregeling niet meer op dezelfde wijze uitgevoerd worden. Vanaf dat moment was er naar het oordeel van het hof voor de vader geen noodzaak meer om 32 uur per week te werken omdat de kinderen op maandag en dinsdag niet meer bij hem waren. Dat betekent overigens niet dat het hof uitgaat van een fulltime werkweek. Het hof overweegt als volgt.
De vader is met ingang van 1 oktober 2019 32 uur per week gaan werken. De vader heeft aangevoerd dat zijn werkgever de ingeleverde arbeidsuren (8 uren) inmiddels door een andere werknemer heeft laten invullen. Daarnaast heeft de werkgever van de vader aangegeven dat het slechter gaat met het bedrijf en dat in het verleden gewijzigde contracten niet aanpast worden. De vader heeft verder aangevoerd dat hij vanwege medische beperkingen niet in staat is om fulltime te werken. Hij heeft diabetes en zijn suikerspiegel is moeilijk stabiel te houden. Daarnaast slaapt hij slecht.
Het hof acht het in deze omstandigheden redelijk om uit te gaan van een werkweek van 36 uur. Uit de overgelegde salarisspecificatie van juni 2020 volgt dat het fulltime salaris € 4.524,52 per maand bedraagt. Rekening houdend met een deeltijdfactor van 0,9 bedraagt het bruto inkomen € 4.072,07 per maand te vermeerderen met vakantietoeslag (8%).
Hierop strekt in mindering de pensioenpremie van € 176,02 ((156,46/0,8)x0,9) en de WGA premie van € 6,78 ((6,03/0,8)x0,9) per maand.
Niet is gebleken dat de vader vanaf juni 2020 een bonus heeft ontvangen.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen heeft het hof geen rekening gehouden met (onbelaste) reiskostenvergoedingen.
7.11.4.Rekening houdend met de niet in geschil zijnde lasten en een bij dit inkomen behorend redelijk lastenpatroon en een draagkrachtloos inkomen van:
- de periode 27 maart 2019 tot 1 oktober 2019: € 1.851,- per maand;
- de periode 1 oktober 2019 tot 1 juni 2020: € 1.736,- per maand;
- met ingang van 1 juni 2020: € 1.864,- per maand;
stelt het hof de draagkracht ten behoeve van de betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, conform de aanbeveling in van de Expertgroep Alimentatienormen en de formule in de bijbehorende draagkrachttabel (2019 en 2020), vast op:
- in de periode 27 maart 2019 tot 1 oktober 2019: € 807,- per maand;
- in de periode 1 oktober 2019 tot 1 juni 2020: € 618,- per maand;
- met ingang van 1 juni 2020: € 769,- per maand.
7.12.1.Omdat het hof het netto besteedbaar inkomen van de vader over 3 periodes heeft berekend, zal het hof dat bij de moeder ook doen.
Perioden 27 maart 2019 tot 1 oktober 2019 en 1 oktober 2019 tot 1 juni 2020
7.12.1.1. De moeder heeft als bijlage 6 bij het inleidende verzoekschrift een salarisspecificatie van februari 2019 overgelegd. Daaruit blijkt dat de moeder een inkomen heeft van € 3.399,04 bruto per maand. Het hof houdt met dit inkomen rekening. Daarnaast houdt het hof rekening met 8% vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering van 8,3%.
Hierop strekt in mindering de pensioenpremie van € 342,19 per maand en de premie reparatie WW van € 10,25 per maand.
De vader heeft aangevoerd dat ingeval er aanleiding zou zijn de onkostenvergoeding van de vader mee te nemen in zijn draagkrachtberekening, de reiskostenvergoeding van de moeder eveneens in haar draagkrachtberekening dient te worden meegenomen. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen heeft het hof bij de vader geen rekening gehouden met (onbelaste) reiskostenvergoedingen. Het hof zal bij de moeder ook geen rekening houden met (onbelaste) reiskostenvergoedingen.
Periode vanaf 1 juni 2020
7.12.1.2. Het hof gaat voor deze periode uit van de jaaropgaaf 2020 (productie 2 bij de brief van de advocaat van de moeder van 1 juli 2022) waaruit blijkt dat zij een bruto inkomen heeft van € 52.560,- per jaar.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen heeft het hof geen rekening gehouden met (onbelaste) reiskostenvergoedingen.
7.12.4.Rekening houdend met een bij dit inkomen behorend redelijk lastenpatroon en een draagkrachtloos inkomen van:
- in de perioden 27 maart 2019 tot 1 oktober 2019 en 1 oktober 2019 tot 1 juni 2020: € 1.902,- per maand;
- vanaf 1 juni 2020: € 2.055,- per maand;
stelt het hof de draagkracht ten behoeve van de betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, conform de aanbeveling van de Expertgroep Alimentatienormen en de formule in de bijbehorende draagkrachttabel 2019 en 2020, vast op:
- in de perioden 27 maart 2019 tot 1 oktober 2019 en 1 oktober 2019 tot 1 juni 2020: € 889,- per maand;
- vanaf 1 juni 2020: € 1.081,- per maand.
7.13.1.De behoefte van de kinderen bedraagt € 661,- per kind per maand in 2019 en € 677,52 per maand in 2020. De draagkracht van de vader en de moeder tezamen bezien ten opzichte van [jongmeerderjarige] en [minderjarige] waarvoor zij onderhoudsplichtig zijn, is voldoende om in de behoefte van beide kinderen te voorzien. Het hof verdeelt de draagkracht van de vader en de moeder naar rato van de behoefte van [jongmeerderjarige] en [minderjarige] .
Periode 27 maart 2019 - 1 oktober 2019
7.13.1.1. De draagkracht van de vader en de moeder vergeleken, dienen zij van hun draagkracht € 315,- per kind per maand respectievelijk € 346,- per kind per maand aan te wenden voor een bijdrage in het eigen aandeel van de kosten van kinderen van € 661,- per kind per maand.
Periode 1 oktober 2019 - 1 juni 2020
7.13.1.2. De draagkracht van de vader en de moeder vergeleken, dienen zij van hun draagkracht € 271,- per kind per maand respectievelijk € 390,- per kind per maand aan te wenden voor een bijdrage in het eigen aandeel van de kosten van kinderen van € 661,- per kind per maand.
Periode vanaf 1 juni 2020
7.13.1.3. De draagkracht van de vader en de moeder vergeleken, dienen zij van hun draagkracht € 282,- per kind per maand respectievelijk € 396,- per kind per maand aan te wenden voor een bijdrage in het eigen aandeel van de kosten van kinderen van € 677,52 per kind per maand.