In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 12 november 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van eenvoudige belediging van een ambtenaar, gepleegd op 13 augustus 2021 te Eindhoven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaring van de belediging, die werd aangedaan aan een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De relevante wetsartikelen die zijn toegepast zijn artikelen 36f, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van twee benadeelde partijen toegewezen, elk ter hoogte van € 250,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is verplicht om deze bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers. De duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal vijf dagen, en de aanvangsdatum van de wettelijke rente is bepaald op 13 augustus 2021. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, maar de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerdere taakstraf is afgewezen. Dit arrest is mondeling gewezen door mr. F.C.J.E. Meeuwis en uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof.