ECLI:NL:GHSHE:2022:284

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
20-002098-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling in meerdere strafzaken met betrekking tot diefstal, vernieling en belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1994, was in eerste aanleg vrijgesproken van mishandeling, maar werd wel veroordeeld voor meerdere andere feiten, waaronder diefstal, vernieling en belediging van een ambtenaar. De politierechter had een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft de verdachte in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het hoger beroep gericht was tegen de vrijspraak van de mishandeling. Het hof heeft de zaak vervolgens opnieuw beoordeeld en de opgelegde straffen herzien. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het justitieel verleden van de verdachte en de ernst van de feiten. Tevens is de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002098-20
Uitspraak : 2 februari 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 22 september 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-285993-19, 01-118487-20 en 01-124895-20, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 01-219736-19, tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-124895-20. De politierechter heeft het in de zaak met parketnummer 01-124895-20 onder feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde, het in de zaak met parketnummer 01-285993-19 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde, alsook het in de zaak met parketnummer 01-118487-20 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
- ‘ opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast’ (feit 2 in de zaak met parketnummer 01-124895-20),
- ‘diefstal’ (feit 3 in de zaak met parketnummer 01-124895-20),
- ‘wederspannigheid’ (feit 4 in de zaak met parketnummer 01-124895-20,
- ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming’ (feit 1 in de zaak met parketnummer 01-285993-19),
- ‘schuldheling’ (feit 2 in de zaak met parketnummer 01-285993-19),
- ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd' (feit 1 in de zaak met parketnummer 01-118487-20)'
- 'opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ (feit 2 in de zaak met parketnummer 01-118487-20),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis.
Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de politierechter, naast de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig mag maken aan enig strafbaar feit, bijzondere voorwaarden verbonden in de vorm van reclasseringstoezicht, een klinische behandeling van de problematiek van de verdachte in een zorginstelling (met de mogelijkheid tot een ambulante behandeling), waarbij aan de reclassering opdracht is gegeven toe te zien op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten slotte heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 01-219736-19 voor de duur van 1 week.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van de onder feit 1 tenlastegelegde mishandeling in de zaak met parketnummer 01-124895-20.
Tegen het vonnis is bij appelakte van 2 oktober 2020 namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Ingevolge artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen het vonnis voor zover hij van het tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van de mishandeling, zoals onder feit 1 in de zaak met parketnummer 01-124895-20 aan hem ten laste is gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf (het hof begrijpt: onder parketnummer 01-219736-19) voor de duur van 1 week.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof het vonnis waarvan beroep dient te bevestigen voor wat betreft de bewezenverklaring. Daarnaast heeft de raadsvrouw van de verdachte over de op te leggen straf enkele opmerkingen gemaakt. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging is bepleit dat deze wordt toegewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en met de gronden waarop dit berust, behalve wat betreft de bewijsvoering en met uitzondering van de opgelegde straffen. Bijgevolg zal het hof de strafmotivering van de politierechter en de bewijsvoering telkens vervangen op de wijze als hierna vermeld.
Voor het overige verenigt het hof zich met het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop dit berust, ook voor wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage; de bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw van de verdachte heeft – bij pleidooi – het hof primair verzocht de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. Zij heeft het hof verzocht aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de raadsvrouw van de verdachte bepleit dat deze wordt toegewezen.
Bij dupliek heeft zij zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte, naast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf dient te worden opgelegd conform de beslissing van de politierechter. Mocht het hof overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, dan is een dergelijke straf te kort om daadwerkelijk een kentering in het leven van de verdachte teweeg te brengen. Een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf is alsdan aangewezen, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal door middel van inklimming, schuldheling, vernieling en diefstal. De verdachte heeft door aldus te handelen de eigendomsrechten van een ander niet gerespecteerd. Dergelijke feiten zorgen voor de nodige hinder en overlast. Voorts is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte zich verzet bij zijn aanhouding en heeft hij opzettelijk geen gevolg gegeven aan de vordering van een verbalisant om mee te werken aan een onderzoek naar uitgeademde lucht. Dit gedrag van de verdachte getuigt telkens van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag in het algemeen en voor de politie in het bijzonder. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals telkens bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 november 2021, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Voorts blijkt uit voormeld uittreksel dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsvrouw van de verdachte naar voren gebracht dat de verdachte thans geen drugs meer gebruikt, doch dat hij afhankelijk is van alcohol en een Wajong-uitkering ontvangt.
Het hof heeft tevens kennis genomen van het door Novadic-Kentron opgemaakte reclasseringsadvies van 29 juni 2020. In voormeld rapport komt als conclusie naar voren dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde problemen had op diverse leefgebieden. Een ambulante behandeling door de [verslavingszorg] is als onvoldoende beschouwd om tot reductie van middelengebruik te komen. Ondanks een intensieve inzet van de reclassering tijdens meldplichten, een alcoholband en ambulante behandeling zijn behandeleffecten uitgebleven. De verdachte is impulsief en overziet de consequenties van zijn gedrag niet op voorhand. De reclassering heeft geadviseerd om aan een (voorwaardelijk) strafdeel onder meer een meldplicht en een opname in een zorginstelling te verbinden.
De reclassering heeft in een aanvullend schrijven d.d. 16 september 2020 van [naam], toezichthouder [verslavingszorg], gesteld dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden die zien op begeleid wonen en een klinische opname. De verdachte is teruggevallen in middelengebruik. De reclassering ziet geen mogelijkheden om de recidiverisico’s terug te dringen, waarbij is opgemerkt dat de verdachte – ondanks intensieve inspanningen van zijn ambulant begeleider, forensische begeleider en toezichthouder – niet gemotiveerd is voor klinische behandeling en begeleid wonen.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het justitieel verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met oplegging van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hoewel de advocaat-generaal zulks eveneens heeft onderkend met de door hem gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, zal het hof naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf voor na te melden duur opleggen. Het hof ziet aldus geen aanleiding om het straftoemetingspleidooi van de raadsvrouw te volgen. De door de raadsvrouw naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht om in dit verband tot een andersluidend oordeel te komen.
Alles afwegende acht het hof in deze zaak oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de inbeslaggenomen goederen toebehoren aan de verdachte. Nu er geen strafvorderlijk belang meer is bij handhaving van het beslag, zal het hof de teruggave gelasten van de hierna in het dictum te noemen in beslag genomen en nog niet teruggeven goederen aan de verdachte, als zijnde redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-124895-20 onder feit 1 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: schoenen (goednummer PL2100-2019112464-1515238);
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P.T.G. van den Uithoorn en mr. N. van Abeelen, griffiers,
en op 2 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Henzen, mr. Van der Bijl en griffier mr. Van Abeelen voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.