ECLI:NL:GHSHE:2022:2829

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
200.286.903_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en corona-verweer in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een huurder en verhuurder van een bedrijfsruimte. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.C.A. Reijnders, heeft het hoger beroep ingesteld tegen Stufco-Venlo B.V., vertegenwoordigd door mr. M. de Marco. De zaak betreft onder andere de gevolgen van de coronamaatregelen op de huurovereenkomst en de mogelijkheid tot huurprijsaanpassing op basis van onvoorziene omstandigheden.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet is ingegaan op de gelegenheid om zijn corona-verweer te onderbouwen, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd. De Hoge Raad had eerder in een arrest van 24 december 2021 (ECLI: NL:HR:2021:1974) duidelijkheid gegeven over de gevolgen van overheidsmaatregelen voor bedrijfsruimtes. Het hof oordeelt dat de appellant zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd, waardoor dit verweer wordt verworpen.

Daarnaast heeft het hof de vordering van Stufco tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en de ontbinding van de huurovereenkomst beoordeeld. Het hof concludeert dat de appellant in de loop der jaren huurachterstanden heeft laten ontstaan, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de kantonrechter van 14 oktober 2020, waarbij de appellant wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van verweren in huurgeschillen, vooral in het licht van de coronamaatregelen en de juridische kaders die daarbij komen kijken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.286.903/01
arrest van 16 augustus 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
verder: [appellant],
advocaat: mr. B.C.A. Reijnders te Venlo,
tegen:
Stufco-Venlo B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
verder: Stufco,
advocaat: mr. M. de Marco te ’s-Hertogenbosch,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 16 februari 2021 en 5 juli 2022 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer/rolnummer 8244128 \ CV EXPL 19-9399 tussen partijen gewezen vonnis van 14 oktober 2020.

8.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 5 juli 2022 waarbij de zaak naar de rol van 2 augustus 2022 is verwezen;
  • het H-formulier van mr. B.C.A. Reijnders van 1 augustus 2022 met een verzoek om uitstel;
  • het H-formulier van mr. M. de Marco van 1 augustus 2022 met bezwaar tegen uitstel;
  • de afwijzing van het verzoek om uitstel op de rol van 2 augustus 2022.
Vervolgens heeft het hof uitspraak bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1
Bij tussenarrest van 5 juli 2022 heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld in te gaan op de consequenties van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI: NL:HR:2021:1974) voor het corona-verweer van [appellant] en de bestrijding daarvan door Stufco (waaronder ook de TVL-compensatie), en de zaak daartoe naar de rol van 2 augustus 2022 verwezen voor akte aan de zijde van [appellant], waarna antwoordakte.
9.2
[appellant] heeft geen akte genomen. Zijn advocaat heeft laten weten geen contact met zijn cliënt te hebben en daarom uitstel te vragen. Stufco heeft hier gemotiveerd bezwaar tegen gemaakt, waarop het verzoek om uitstel is afgewezen. Dit betekent dat [appellant], hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet is ingegaan op de consequenties van genoemd arrest. Stufco heeft zich ook niet uitgelaten over het arrest van de Hoge Raad. Het hof zal de zaak nu verder behandelen met inachtneming van het arrest.
9.3
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 december 2021 antwoorden gegeven op prejudiciële vragen over de consequenties van de overheidsmaatregelen voor bedrijfsruimtes als in dit geval aan de orde. Geoordeeld is, heel kort gezegd, dat daarin geen gebrek in de zin van artikel 7:204 BW is gelegen, dat op grond van artikel 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden) aanpassing van de huurprijs kan plaatsvinden, terwijl een model is aangereikt voor de berekening ervan, met verdiscontering van TVL-compensatie.
9.4
[appellant] heeft nagelaten zijn corona-verweer te onderbouwen met juridische argumenten en feitelijke omstandigheden die in overeenstemming te brengen zijn met de maatstaf die voortvloeit uit het arrest van de Hoge Raad. De onderbouwing die [appellant] met de door hem overgelegde producties heeft gegeven is daarvoor niet toereikend. Dit betekent dat dit verweer van [appellant] als onvoldoende gemotiveerd verworpen dient te worden, zodat grief 4 die daarop betrekking heeft, faalt.
9.5
Grief 5 betreft de toewijzing van het bedrag van € 1.083,07 aan buitengerechtelijke incassokosten. [appellant] betwist dat dergelijke kosten zijn gemaakt en betwist subsidiair de hoogte ervan. Stufco heeft hiertegen aangevoerd dat artikel 17.1 van de Algemene bepalingen aan haar het recht geeft de daadwerkelijk gemaakte incassokosten in rekening te brengen, maar dat zij ervoor heeft gekozen de hoogte ervan te beperken tot de staffel als opgenomen in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (BIK). Al sinds 2013 heeft de beheerder NMG (voorheen ACM) aanmaningen en sommaties verzonden en getracht tot regelingen te komen, waarna de deurwaarder is ingeschakeld, die verdere incassowerkzaamheden heeft verricht.
9.6
Naar het oordeel van het hof heeft Stufco haar vordering inzake buitengerechtelijke incassokosten bij dagvaarding in eerste aanleg voldoende onderbouwd, zowel wat betreft de grondslag ervoor in de Algemene bepalingen en de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden als wat betreft de toepassing van de BIK-staffel. De enkele betwisting daarvan door [appellant] dient te worden aangemerkt als een onvoldoende gemotiveerde betwisting zodat de vordering van Stufco toewijsbaar is en grief 5 wordt verworpen.
9.7
Grief 6 richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Ter toelichting op deze grief verwijst [appellant] naar hetgeen hij eerder naar voren heeft gebracht.
9.8
Stufco heeft deze grief bestreden. Zij voert hiertoe aan dat [appellant] al sinds 2013 niet tijdig en volledig de huur heeft betaald en dat Stufco uit coulance een deel van de huurachterstanden heeft kwijtgescholden. Alles bij elkaar is het betalingsgedrag van [appellant] zodanig geweest dat een ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, aldus Stufco.
9.9
Stufco heeft gelijk. [appellant] heeft in de loop van de tijd huurachterstanden laten ontstaan die na de aanvang van de procedure verder zijn opgelopen. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, zodat grief 6 wordt verworpen.
9.1
Met grief 7, ten slotte, komt [appellant] op tegen de onverkorte toewijzing van de vordering tot betaling van de huurprijs vanaf 1 januari 2020. Ter toelichting op deze grief verwijst [appellant] naar hetgeen hij eerder naar voren heeft gebracht. Deze grief wordt verworpen aangezien uit het voorgaande blijkt dat het verweer van [appellant] geen stand houdt. De kantonrechter heeft dit onderdeel van de vorderingen van Stufco terecht en op goede gronden toegewezen.
Conclusie
9.11
Nu alle grieven zijn verworpen, zal het vonnis van 14 oktober 2020 worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep, met nakosten en wettelijke rente als in het dictum vermeld.

10.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van 14 oktober 2020 waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stufco begroot op € 2.071,- aan griffierecht, op € 2.228,- aan salaris advocaat en wat betreft de nakosten op € 163,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,- vermeerderd met de explootkosten indien betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit arrest tot aan de voldoening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, P.S. Kamminga en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 augustus 2022.
griffier rolraadsheer