In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een huurder en verhuurder van een bedrijfsruimte. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.C.A. Reijnders, heeft het hoger beroep ingesteld tegen Stufco-Venlo B.V., vertegenwoordigd door mr. M. de Marco. De zaak betreft onder andere de gevolgen van de coronamaatregelen op de huurovereenkomst en de mogelijkheid tot huurprijsaanpassing op basis van onvoorziene omstandigheden.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet is ingegaan op de gelegenheid om zijn corona-verweer te onderbouwen, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd. De Hoge Raad had eerder in een arrest van 24 december 2021 (ECLI: NL:HR:2021:1974) duidelijkheid gegeven over de gevolgen van overheidsmaatregelen voor bedrijfsruimtes. Het hof oordeelt dat de appellant zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd, waardoor dit verweer wordt verworpen.
Daarnaast heeft het hof de vordering van Stufco tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en de ontbinding van de huurovereenkomst beoordeeld. Het hof concludeert dat de appellant in de loop der jaren huurachterstanden heeft laten ontstaan, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de kantonrechter van 14 oktober 2020, waarbij de appellant wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van verweren in huurgeschillen, vooral in het licht van de coronamaatregelen en de juridische kaders die daarbij komen kijken.