6.6.De grieven slagen niet. Het hof zal dat hierna per factuur nader toelichten.
[Factuur 1] d.d. 14 februari 2017 ad € 2.452,91
6.7.1.THT stelt dat met deze factuur niet een maandelijkse vaste termijn van € 1.600,00 in rekening wordt gebracht, terwijl de met deze factuur in rekening gebrachte werkzaamheden wel zien op werkzaamheden die zijn begrepen in het termijnbedrag voor de vaste werkzaamheden. Dat blijkt uit de omschrijving van de werkzaamheden, zo stelt THT, die betrekking hebben op de salarisadministratie en de verloning van personeel.
6.7.2.Dat opdracht is gegeven voor de werkzaamheden die met deze factuur in rekening zijn gebracht, heeft THT in hoger beroep niet (meer) betwist. Met de enkele stelling dat “klip en klaar” is dat dit werkzaamheden zijn die onder de vaste werkzaamheden vallen heeft THT haar grief niet voorzien van een toereikende feitelijke onderbouwing, mede in het licht van hetgeen [geïntimeerde] daar tegenover heeft gesteld. De grief faalt.
[Factuur 2] d.d. 15 mei 2017 ad € 2.351,94
6.8.1.Ten aanzien van deze factuur heeft THT aangevoerd dat de post
“Bezwaar WHK 2017 conform afspraak”ten bedrage van € 415,93 ten onrechte in rekening is gebracht, omdat deze werkzaamheden zijn begrepen in de vaste werkzaamheden. Er is weliswaar afgesproken dat bezwaar zou worden gemaakt tegen deze beschikking, maar niet dat daarvoor een aanvullend bedrag in rekening zou worden gebracht, aldus THT.
6.8.2.Al bij conclusie van repliek in conventie (randnummer 16) heeft [geïntimeerde] deze post toegelicht onder verwijzing naar de bij akte van 9 mei 2019 als productie 34 in het geding gebrachte e-mailcorrespondentie van 13 maart 2017. Daaruit blijkt dat [geïntimeerde] een prijsopgave voor deze werkzaamheden heeft gegeven en dat THT daarop haar akkoord heeft gegeven. In de conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie, heeft THT erkend dat voor deze post opdracht is gegeven en dat deze post in aanvulling op de vaste maandbedragen is verschuldigd (randnummer 16). In het licht daarvan had het op de weg van THT gelegen om haar andersluidende standpunt in hoger beroep van een meer concrete en feitelijke onderbouwing te voorzien, hetgeen zij heeft nagelaten. De grief slaagt niet.
[Factuur 3] d.d. 16 oktober 2017 ad € 3.811,50
6.9.1.Bij deze factuur zijn werkzaamheden dubbel doorbelast, terwijl THT daar nimmer mee heeft ingestemd. Van deze factuur is een bedrag van € 1.936,00 inclusief btw daarom ten onrechte toegewezen, zo stelt THT.
6.9.2.[geïntimeerde] heeft toegelicht dat met deze factuur geen aanvullende werkzaamheden in rekening zijn gebracht, maar twee vaste maandbedragen van € 1.600,00, te weten de termijnen 8 en 9 van het boekjaar 2017. [geïntimeerde] heeft dat standpunt onderbouwd door alle facturen waarmee de vaste termijnen voor de administratie van 2017 en de jaarrekening van 2016 zijn gefactureerd in het geding te brengen. THT heeft dat standpunt niet weersproken, zodat het voor vaststaand zal worden aangenomen. De grief slaagt niet.
Factuur 9726291 d.d. 17 januari 2018 ad € 3.847,80
6.10.1.THT heeft ten aanzien van deze factuur aangevoerd dat een bedrag van € 1.851,30 inclusief btw ten onrechte is toegewezen. De kantonrechter had [geïntimeerde] op grond van de betwisting door THT moeten toelaten tot het leveren van bewijs van de stellingen dat THT opdracht heeft gegeven voor deze werkzaamheden en voorts van de stelling dat deze buiten de oorspronkelijke opdracht vielen.
6.10.2.De kantonrechter heeft het verweer tegen deze factuur verworpen om de reden dat THT tegenover de concrete feitelijke toelichting daarop door [geïntimeerde] onvoldoende heeft gesteld, zodat de stellingen van [geïntimeerde] als onvoldoende gemotiveerd betwist voor vaststaand zijn aangenomen. Om die reden kwam de kantonrechter niet aan bewijslevering toe. Het hof onderschrijft dat oordeel. Ook in dit hoger beroep heeft THT geen enkele nadere feitelijke onderbouwing van het verweer aangedragen, hetgeen gezien het voorgaande wel op haar weg had gelegen. De grief faalt.
[Factuur 4] d.d. 12 maart 2018 ad € 3.216,34
6.11.1.THT voert aan dat [geïntimeerde] ten onrechte een bedrag van € 1.129,94 inclusief btw inzake het indienen van een suppletieaangifte in rekening heeft gebracht. Het indienen van fiscale aangiftes was begrepen in de werkzaamheden waarvoor het vaste maandbedrag in rekening werd gebracht, aldus THT.
6.11.2.Al bij de conclusie van repliek (randnummers 24 tot en met 26) heeft [geïntimeerde] feitelijk toegelicht waar deze werkzaamheden betrekking op hebben en dat daar opdracht voor is gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [geïntimeerde] nog eens bevestigd dat een suppletieaangifte geen reguliere aangifte betreft, reden waarom die kosten buiten de vaste overeengekomen maandelijkse kosten vallen. In het licht daarvan heeft THT haar stellingen niet toereikend gemotiveerd. De grief slaagt niet.