ECLI:NL:GHSHE:2022:2805

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
20-002100-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van airco's

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van diefstal van airco's, die toebehoorden aan een bedrijf. De politierechter had de verdachte schuldig verklaard zonder strafoplegging, maar de benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, maar niet in zijn geheel, en heeft de beslissing van de politierechter op dat punt vernietigd. Het hof heeft ook de wettelijke voorschriften aangevuld die van toepassing zijn op de zaak. De verdachte had eerder al een strafblad en het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en het justitiële verleden van de verdachte. De totale procesduur is minder dan vier jaar geweest, en het hof heeft geen consequenties verbonden aan de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. Het hof heeft de teruggave gelast van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002100-21
Uitspraak : 12 augustus 2022
VERSTEK (onip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende ’s-Hertogenbosch, van 18 augustus 2021 met parketnummer 01-048446-19 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem schuldig verklaard zonder oplegging van een straf. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 4.391,10, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering benadeelde partij, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van het voorarrest. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat deze zal worden toegewezen tot een bedrag van € 9.553,60, bestaande uit € 4.785,00 betreffende de weggenomen airco’s en toebehoren en € 5.162,50 voor het inhuren van een zelfstandige zonder personeel, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot hetzelfde bedrag.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Bijgevolg komt de strafoverweging van de politierechter te vervallen en zal deze worden vervangen door hetgeen hierna zal worden overwogen.
Bij de stukken in het dossier bevindt zich een beslaglijst. Het vonnis van de politierechter bevat geen beslissing op het inbeslaggenomen geldbedrag zoals op de beslaglijst is vermeld. Het hof zal mitsdien alsnog doen wat de politierechter had behoren te doen en een beslissing nemen op het beslag.
Het hof acht het voorts aangewezen om de door de politierechter aangehaalde toepasselijke wettelijke voorschriften aan te vullen als hierna vermeld.
Het hof ziet ten slotte – nu deze meervoudige strafkamer van het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering – aanleiding om de bewijsmiddelen, waarop de beslissing van de politierechter is gegrond dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, te vervangen door de hierna genoemde bewijsmiddelen. De bewezenverklaring komt aldus te berusten op de hierna opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd.
Anders dan de advocaat-generaal, maar evenals de politierechter, zal het hof niet overgaan tot toewijzing van de door de benadeelde partij gevorderde schadepost ad € 5.162,50 betreffende het inhuren van een zelfstandige zonder personeel om zijn werkzaamheden binnen zijn eenmanszaak te continueren. Dergelijke kosten kunnen naar het oordeel van het hof immers niet op de voet van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering in een strafprocedure als de onderhavige voor toewijzing in aanmerking komen, waarbij ten overvloede zij opgemerkt dat deze kosten evenmin kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2018159314, gesloten d.d. 30 augustus 2018, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-104.
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 augustus 2018, dossierpagina’s 8-26, met als bijlage een overzicht van goederen, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
Ik huur een loods aan [adres 2] . Deze loods maakt deel uit van een gezamenlijke loods die in vier units is verdeeld. Deze loods gebruik ik als opslag voor mijn bedrijf genaamd “ [bedrijf 1] ”. Ik doe namelijk de verkoop en montage van airconditioning en warmtepompen. Ik heb ook een webwinkel. Ik ben namens het slachtoffer “ [bedrijf 1] ” gerechtigd tot het doen van aangifte.
Op 10 augustus 2018 heb ik een bestelling binnengekregen van airco’s en toebehoren. Het is gebruikelijk dat ik mijn bestellingen laat afleveren op het adres van mijn moeder aan [adres 3] . Mijn zwager heeft toen de airco’s met toebehoren vervoerd vanaf het adres van mijn moeder naar de gehuurde loods aan [adres 2] . Dit heeft hij gedaan met mijn bedrijfsauto met kenteken [kenteken 1] . Hiervoor had ik mijn zwager de sleutels van mijn bedrijfsauto en de sleutel van de deur (het hof begrijpt: de deur van de loods aan [adres 2] ) gegeven. Omstreeks 16.30 uur waren alle airco's en toebehoren geplaatst in de loods en werd door mijn zwager alles slotvast afgesloten.
Toen ik vanmorgen, op zaterdag 06.30 uur (het hof begrijpt: op 11 augustus 2018) bij de loods aankwam, zag ik dat de deur die toegang geeft tot de centrale hal openstond. Ik zag geen sporen van braak. Ik zag dat de houten, grote schuifdeur die toegang geeft tot mijn loods was geforceerd, dat het hangslot ontbrak en dat er een gedeelte van een slijpschijf op de grond lag. Ik zag dat mijn nieuwe geleverde airco's met toebehoren waren ontvreemd. De weggenomen goederen zijn vermeld op de bijlage goederen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal verhoor aangever d.d. 20 augustus 2018, dossierpagina’s 27-40, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
Ik ben op 11 augustus 2018 naar het autobedrijf van [getuige 3] gegaan op [adres 4] . Ik vertelde [getuige 3] dat er bij mij een diefstal is gepleegd. Hij vertelde mij dat hij op 10 augustus 2018 in de avonduren een auto heeft gehoord. Hij is toen gaan kijken en heeft dus een Nissan Venetta zien rijden. Ik heb toen bij hem de camerabeelden bekeken en heb toen met mijn telefoon foto's gemaakt.
Ik ben op 11 augustus 2018 ook naar het bedrijf “ [bedrijf 2] ” gegaan. Dat bedrijf zit tegenover mijn bedrijf op [adres 5] . Ik heb ook daar gevraagd of zij camerabeelden hebben waarop mogelijk iets te zien was van de diefstal van mijn airco's.
Bij hen op beeld is te zien dat de bus de weg inrijdt richting mijn loods. Ik zag de bus meermaals heen en weer rijden. Dit is dezelfde bus die ik op beeld heb gezien bij [getuige 3] . Je ziet elke keer dat de bus leeg arriveert en vol wegrijdt. Je ziet dat de bus telkens anders ingeladen is. Op een gegeven moment zag ik echt duidelijk dat er dozen in stonden. Ik zag dat dit mijn aircodozen zijn. Dat zie ik aan het piepschuim dat erin zit, aan de binnen-units en aan de vorm.
Met deze informatie heb ik toen een bericht op Facebook geplaatst. Kort daarna reageerde [getuige 1] dat hij de auto had zien staan bij hem in de straat.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 augustus 2018, dossierpagina’s 41-42, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik zag op 13 augustus 2018 op Facebook een bericht voorbij komen van diefstal van airco's in Helmond. Ik zag daarbij foto's van een bus en een filmpje. Ik herkende de bus op die foto's. Deze bus staat namelijk bij mij in de straat. Ik woon op [adres 6] . Het opvallende aan deze bus is dat er links aan de voorkant en boven het wiel een blauwe kap zit. De rest van de bus is grijs. Ik weet dat de bestuurder van de bus [verdachte] heet.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2018, dossierpagina’s 52-56, met fotobijlage, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op woensdag 22 augustus 2018 omstreeks 14.35 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , belast met een insluitingsfouillering van verdachte [verdachte] . Ik, verbalisant [verbalisant 3] , vroeg aan verdachte [verdachte] om zijn zakken leeg te maken. Wij zagen dat [verdachte] zijn zakken leeg maakte waarbij hij uit zijn linker broekzak een uitgescheurd briefje haalde met daarop een cijfer/letter combinatie en onder andere het woord “Refrigerant”. Het was ons bekend dat verdachte [verdachte] was aangehouden ter zake van diefstal van airco's. Door het onderzoeksteam werd ons een lijst gegeven met diverse gestolen airco's met daarbij het typenummer en de serienummers van de airco's. Wij zagen op deze lijst dat één van de typenummers van deze airco’s overeen kwam met het nummer dat wij op het uitgescheurde briefje zagen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2018, dossierpagina 57-63, met fotobijlagen, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op dinsdag 21 augustus 2018 heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , beelden ontvangen van aangever [benadeelde] . De beelden zijn afkomstig van het bedrijf genaamd “ [bedrijf 2] ” gelegen aan [adres 5] .
Ik zie bij camera 5 staan: zijkant achter.
21.09.33 uur ik zie dat er een grijze bus met een blauwe kap boven het wiel aan de rechtervoorkant voorbij rijdt. Ik herken de bus als zijnde de bus van het merk Nissan, type Vanette, welke in gebruik is bij verdachte [verdachte] . Ik zie dat de bus via de 2e Tussendijk in de richting van de Vlierdensedijk rijdt. Ik heb dan zicht op de linkerzijde en de achterzijde van de bus. Ik zie dat er een witte rechthoek bij de achter ruit van de bus zit. Zie bijgevoegde foto 1 en foto 2. Deze vorm en kleur komen overeen met de dozen gemaakt van piepschuim van de airco's. Zie bijgevoegde foto 3.
21.31.56 uur zie ik dat de betreffende bus arriveert. Ik heb zicht op de voorzijde en de rechterzijde van de bus. Zie bijgevoegde foto 4.
21.42.51 uur zie ik dat de bus wegrijdt in de richting van de Vlierdensedijk. Ik heb zicht op de linkerzijde en de achterzijde van de bus. Ik zie bij de achterruit van de bus een groot lichtbruin vlak. Zie foto 5. De kleur komt overeen met de kleur van de airco dozen. Zie bijgevoegde foto 3.
Ik zie bij camera 4 staan: zijkant voor.
20.37.19 uur zie ik dat de bus wegrijdt in de richting van de Vlierdensedijk. Ik zie dan de voorzijde van de bus.
20.43.30 uur zie ik dat de bus arriveert. Ik heb dan zicht op de achterzijde van de bus en ik zie bij de achterruit geen goederen.
Het hof neemt aan de hand van de datuminstelling en tijdinstelling van de camerabeelden waar dat de beelden dateren van 10 augustus 2018.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2018, dossierpagina’s 63-67, met fotobijlagen, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op vrijdag 24 augustus 2018 was ik, verbalisant [verbalisant 4] , belast met het onderzoek naar de in beslag genomen Samsung mobiele telefoon van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats] . Tijdens dit onderzoek zag ik in de Google Maps onder de applicatie foto's een foto staan met de afbeelding van een tweetal dozen van airco's van het merk Maxicool en Tosot.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 augustus 2018, pagina’s 82-88, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord verdachte
V: Wie is de eigenaar van de bestelbus Nissan Vanette voorzien van het kenteken: [kenteken 2] ?
A: Dat weet ik zo niet.
V: Hoe komt het dat je zijn naam niet weet?
A: Ik weet zo even niet hoe hij heet. Hij woont op de [plaats] in Eindhoven. Ik heb de auto van een kennis van een kennis. Dit was een vriendendienst. Ik heb hem nu een maand of drie, vier te leen.
V: Wie maken er allemaal gebruik van deze bestelauto de afgelopen 3 maanden?
A: Ik hoofdzakelijk. Ik leen hem af en toe uit, maar dit doe ik heel weinig. Ik heb hem de laatste 2 maanden niet uitgeleend.
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 augustus 2018, pagina’s 89-94 voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking verbalisanten
V: Heb jij ooit een andere loods gehuurd op [adres 2] ?
A: Ja. Dit was ongeveer twee jaar geleden.
V: Heb jij nog sleutels van de oude loodsen?
A: Ik heb nog wel een sleutel van de poort en een sleutel van de grote houten poort om bij de kleine loods te komen.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 augustus 2018, pagina’s 45-51, met fotobijlagen, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Op 20 augustus 2018 zat ik in de avond op de bank in mijn woonkamer. Ik heb dan zicht op de straat en een gedeelte van het park naast mijn woning. Tussen 19.00 uur en 20.00 uur zag ik mijn buurman [verdachte] bij de parkeerplaats met een man praten. De man was blank, stevig van postuur, net zo lang als [verdachte] en hij was normaal gekleed.
Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] naar zijn bus liep. [verdachte] maakte de achterklep van zijn bus open en ik zag dat hij er iets uit pakte, maar ik kon niet zien wat. De man liep met [verdachte] mee naar zijn bus. Daarna liep de man naar zijn combo wagen en de achterklep van diens auto stond ook open. Ik zag dat er iets overgeheveld werd, maar nogmaals ik kon niet zien wat. [verdachte] liep terug naar zijn bus en de man liep mee. [verdachte] opende weer de achterklep van zijn auto en pakte er iets uit. Hij deed de achterklep weer dicht en toen zag ik dat [verdachte] iets droeg. [verdachte] en de man liepen samen naar het parkje naast mijn huis. Ik zag dat ze beide naar de plek toe liepen.
Ik zag dat [verdachte] iets in de prullenbak aldaar gooide. De volgende ochtend ben ik direct gaan kijken, want ik was heel nieuwsgierig. Toen zag ik dus die doos in drie stukken liggen. Ik zag er het woord “airco” op staan. Ik wist dat er onlangs een diefstal van airco's is geweest en dat dit op Facebook heeft gestaan. Mijn dochter heeft toen via Facebook de eigenaar van de airco's benaderd en die man is vervolgens hier geweest. Hij heeft het serienummer op de doos gecontroleerd bij een leverancier en die vertelde dat deze doos bij hem hoorde. De man heeft vervolgens de politie gebeld. De dozen heb ik bewaard en geef ik nu aan u.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door airco’s toebehorende aan “ [bedrijf 1] ” weg te nemen. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte het eigendomsrecht van het slachtoffer geschonden. Dergelijk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast en ergernis. De verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer. De gestolen airco’s vertegenwoordigden een grote handelswaarde.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 mei 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van diefstal. Daarnaast is het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht veelvuldig van toepassing.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het justitiële verleden van de verdachte en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, niet kan worden volstaan met de oplegging van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Mede gelet op de brutaliteit waarmee de verdachte de diefstal heeft begaan en hetgeen in soortgelijke strafzaken zou zijn opgelegd, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
De omstandigheid dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt, maakt dat niet anders. Deze bepaling schrijft immers geen strafmatigende werking voor. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht schrijft de strafrechter niet meer voor dan de verplichting om het toepasselijke strafmaximum in acht te nemen dat aan de orde zou zijn geweest indien de betreffende zaken tegelijkertijd en gevoegd zouden zijn behandeld.
De strafoplegging in deze zaak overschrijdt het ingevolge artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in deze zaak geldende strafmaximum niet, terwijl voorts in het recht geen steun is te vinden voor de stelling dat voormeld artikel dwingt tot oplegging van een lagere straf dan zou zijn opgelegd indien die bepaling niet van toepassing was.
Het hof heeft zich ten slotte rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Deze termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 22 augustus 2018, de dag waarop de verdachte voor het eerst is gehoord. Daaraan kon de verdachte in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem door het Openbaar Ministerie (mogelijk) strafvervolging zou worden ingesteld. Hoewel de zaak aanvankelijk was geseponeerd, is bij beschikking van dit hof van 26 november 2019 de vervolging van de verdachte bevolen. De politierechter heeft vervolgens op 18 augustus 2021 vonnis gewezen. De behandeling in eerste aanleg is dan ook niet met een eindvonnis afgerond binnen twee jaar na de aanvang van de hiervoor genoemde termijn. De redelijke termijn is in eerste aanleg met een periode van bijna 1 jaar overschreden. Namens de verdachte is op 1 september 2021 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst het onderhavige arrest heden op 12 augustus 2022. Gelet op de voortvarende behandeling van de onderhavige zaak in hoger beroep is het hof van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg daarmee is gecompenseerd. De totale procesduur bedraagt voorts minder dan 4 jaren. Het hof zal gelet op het vorenoverwogene geen consequenties verbinden aan de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat tijdens het vooronderzoek een bedrag van € 882,05 onder de verdachte in beslag is genomen en aan hem toebehoort. Het hof merkt dienaangaande nog op dat de valse bankbiljetten die onder de verdachte zijn aangetroffen reeds in bewaring zijn gegeven aan De Nederlandsche Bank N.V.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer is bij handhaving van het beslag, zal het hof de teruggave gelasten van voormeld geldbedrag aan de verdachte, als zijnde de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof vult het door de politierechter aangehaalde artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan met de artikelen 10, 27, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. Op deze artikelen is zowel het deel van het bevestigde dictum van de politierechter als de hierna te geven beslissing gegrond.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf, en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 882,05;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. H. Smits, griffiers,
en op 12 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Muijen voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.