ECLI:NL:GHSHE:2022:2803

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
20-002439-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door invoer van hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door een grote hoeveelheid hennep (12 kilogram) binnen het grondgebied van Nederland te brengen. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en het primair tenlastegelegde bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.

De zaak kwam aan het licht na een politieactie waarbij de verdachte op heterdaad werd aangehouden. De verdachte had op 29 mei 2020 samen met anderen hennep over de grens van België naar Nederland vervoerd. Het hof oordeelde dat er sprake was van voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat het medeplegen bevestigde. De verdachte had erkend betrokken te zijn bij het vervoer van de hennep en verklaarde dat hij financieel in de problemen zat en voor het transport een vergoeding zou ontvangen.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere strafblad. Ondanks deze omstandigheden vond het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, gezien de maatschappelijke impact van de drugshandel en de rol van de verdachte daarin.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002439-20
Uitspraak : 12 augustus 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Breda, van 26 oktober 2020, met parketnummer 02-143443-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. De politierechter heeft het subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2020 te [plaats 1] , gemeente Zundert, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 12 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2020 te [plaats 1] , gemeente Zundert, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 12 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 mei 2020 te [plaats 1] , gemeente Zundert, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 12 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district de Baronie, basisteam Weerijs, met registratienummer PL2000-2020136551, op ambtseed opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie, gesloten d.d. 31 mei 2020, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-57.
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2022, dossierpagina’s 9-13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik kreeg het verzoek om een onderzoek in te stellen naar twee Roemeense verdachten welke op 29 mei 2020 op heterdaad waren aangehouden met verdovende middelen in de auto. De aanhouding was onderdeel van operatie Overwatch, waarbij een onbemand vliegtuig voorzien van camera's de omgeving bij de grens (het hof begrijpt de grens tussen Nederland en België) afspeurt naar verdachte activiteiten. Ik heb de beelden uitgekeken welke zijn gemaakt door dit vliegtuig.
Op de camerabeelden heb ik het volgende waargenomen:
1:40:30 foto 1
Ik zie dat de camera een zwarte personenauto in het vizier krijgt. De camera zoomt in op deze auto terwijl deze nabij een woning aan de grens rijdt. Deze woning is herkenbaar aan de driehoekige vorm van het dak met daarachter een deels witgekleurd en een deel grijsgekleurd plat dak. De grens is duidelijk zichtbaar, omdat deze is afgezet met betonblokken en hekwerken als maatregel tegen de verspreiding van Covid-19. Mij is bekend dat de woning op Belgisch grondgebied ligt en dat de andere zijde, aan de andere kant dus, Nederlands grondgebied is.
1:41:17 foto 2
Ik zie dat er een witte bestelbus aan de Nederlandse zijde van de grens arriveert. Ik zie dat de bus stopt net voor de barricade. Ik zie dat er een blanke man uitstapt met een wit T-shirt, bruine/beige broek en zwarte slippers. Verder heeft de man een gezet postuur en donker haar. Ik zie dat de man om de bestelbus heen loopt en de deur aan de bijrijderszijde opent. Ik kan dan ook duidelijk in zwarte en blauwe letters het opschrift van de bus zien: “ [bedrijf] ”. Ik zie dat er een Nederlandse kentekenplaat op de bus zit, maar kan de letters en cijfers niet zien. Ik zie dat de man instapt aan de bijrijderszijde en korte tijd later zie ik de lampen van de bus aanspringen. Ik zie dat de man de bus draait zodat deze weer met de neus in de richting van Nederland staat. Hierna loopt de man te voet voorbij de blokkade.
1:43:55 foto 3
Ik zie dat de man het erf op loopt van de woning die ik eerder in dit proces-verbaal beschreef. Ik zie dat er op het erf van de woning inmiddels een grijze personenauto staat met een witte kentekenplaat en dat uit deze auto een blanke man stapt met een zwart jasje met witte strepen over de armen. Ik zie dat deze man een zwarte korte broek draagt en zwart schoeisel. Ik zie dat er nog twee mannen bij de auto staan. De eerste van deze mannen is herkenbaar aan een zwart T-shirt met witte opdruk, een korte zwarte broek en zwarte slippers. De tweede man is te herkennen aan een rood jasje, blauw petje, zwarte rugzak en een groene/bruine korte broek. Ik herken deze man aan zijn kleding als verdachte [verdachte] . Ik zie dat de auto van het erf van de woning afrijdt en richting de grens komt. Ik zie dat [verdachte] en de man met het witte T-shirt er achteraan lopen richting de grens. Ik zie dat de grijze auto voorbij de blokkade rijdt en voor de witte bestelbus van “ [bedrijf] ” gaat staan.
1:46:47 foto 4
Ik zie dat de man met het witte T-shirt in de bestelbus gaat zitten. Daarna rijden beide auto's de grens over, terwijl [verdachte] er achteraan loopt. Ik zie dat er nog 2 busjes van “ [bedrijf] ” bij de grens staan, een grijze bestelbus en nog een witte bestelbus.
1:48:10 foto 5
Ik zie dat de grijze auto en de bestelbus van “ [bedrijf] ” naast elkaar weg worden gezet net over de grens, aan de Nederlandse zijde. Ik zie dat door [verdachte] en de man met het zwarte jasje 2 grote zwarte tassen uit de kofferruimte van de grijze auto worden gehaald en achter in de witte bestelbus worden geplaatst. Vervolgens sluit de man met het witte T-shirt de kofferbak van de grijze auto.
1:48:45 foto 6
Ik zie dat [verdachte] plaatsneemt op de bestuurdersstoel van de witte bestelbus. De man met het zwarte jasje neemt plaats op de bestuurdersstoel van de grijze auto. Daarna rijden beide voertuigen weg richting het dorp [plaats 1] . Ik zie dat beide voertuigen op ruime afstand van elkaar het dorp binnen rijden.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2022, dossierpagina’s 5-6, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op vrijdag 29 mei was ik doende met een dienst genaamd Overwatch, welke betrekking had op de import en export van drugs bij de grens tussen Nederland en België. Ik reed in een onopvallend voertuig. Tijdens de dienst werden wij ondersteund door een onbemand vliegtuig met camera. Ik hoorde van de centrale post dat ze vanuit het onbemande vliegtuig zicht hadden op de grensovergang aan [plaats 1] . Ik hoorde dat er gezien werd dat er 2 grote, zwarte zakken werden overgeladen in een witte bus. Ook hoorde ik dat daar 2 personen in gingen zitten en ik hoorde dat ze hierna wegreden. Ze reden Nederland in. Beide verdachten zijn aangehouden. Nadat beide verdachten weggebracht waren, zag ik in de laadruimte van de witte bus 2 grote zwarte tassen. Ik rook meteen zeer sterk de voor mij ambtshalve bekende geur van hennep. Ik zag dat er meerdere grote gripzakken met hennep in de zwarte tassen zaten. De verdachte, [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] , is aangehouden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2022, dossierpagina’s 7-8, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op vrijdag 29 mei 2020 was ik, verbalisant [verbalisant 3] , belast met een actie welke gericht was op de in- en uitvoer van verdovende middelen tussen Nederland en België. Omstreeks 21:20 uur hoorde ik via de portofoon dat er een mogelijke overdracht te zien was ter hoogte van de grens Nederland en België op [plaats 1] . Ik hoorde dat er grote tassen van een voertuig in een bestelbus werden geladen. Ik hoorde dat het ging om een witte bestelbus. Ik hoorde dat collega [verbalisant 2] achter de witte bestelbus reed. Ik zag dat er een witte bestelbus mij tegemoet reed. Ik zag dat er een man als bestuurder in het voertuig zat.
Ik liep naar de achterkant van de bestelbus en opende de achterdeur. Toen ik de deur opende, rook ik gelijk een enorm sterke henneplucht. Ik zag dat er twee grote, zwarte tassen in het voertuig lagen. Ik herkende de tassen als zijnde tassen waarin hennep wordt vervoerd. Ik deed een van de tassen open en zag dat er meerdere doorzichtige plastic zakken met daarin henneptoppen zaten. Hierop hield ik samen met collega [verbalisant 2] beide personen aan in verband met het overtreden van de Opiumwet. De verdachte betrof [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] .
4.
De kennisgeving van inbeslagname, d.d. 29 mei 2020, dossierpagina 15-16, voor zover inhoudende:
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Goednummer : PL2000-2020136551-2199479
Categorie omschrijving : Bloem/plant/boom/struik
Object : Hennepplant (Henneptoppen)
Verpakking : Zak plastic
Totale hoeveelheid : 12 kg
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 30 mei 2020, dossierpagina’s 39-42, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking
V: Gisterenavond 29/5/2020 bent u aangehouden aan [plaats 2] . Waar kwam u vandaan?
A: Ja, jouw collega heeft mij gezien.
V: Ik weet dat u op [plaats 1] bent geweest, dit is op de grens tussen België en Nederland. Wat is daar gebeurd?
A: Ja, ik heb gewoon een transport proberen te doen. Ik zit financieel erg krap.
V: Ik weet dat daar de hennep is overgeladen in de bestelbus, klopt dat?
A: Ja, dat is daar geladen achterin de bus. De hennep was niet van mijzelf, ik heb alleen het transport gedaan.
6.
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, tweede meervoudige kamer voor strafzaken, van 29 juli 2022, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Ik erken betrokken te zijn geweest bij het vervoer van hennep op 29 mei 2020 in [plaats 1] , gemeente Zundert, bij de grens. Ik had een afspraak met een groep mensen bij de grens tussen Nederland en België. Toen ben ik de grens over gelopen naar België en heb daar gepraat. Een van de personen van die groep mensen heb ik ontmoet tijdens de coronapandemie. Ik had het in die periode financieel erg moeilijk en zou € 500,00 krijgen voor het vervoeren van de hennep naar Roosendaal. Ik was in België en heb toen gepraat met die groep mensen waarmee ik een afspraak had. Toen ben ik te voet de grens over gegaan richting Nederland en in Nederland ben ik in het witte busje gestapt. In Nederland ben ik later aangehouden en is de 12 kilo hennep aangetroffen in de bus waarin ik op dat moment reed.
Bewijsoverwegingen
Het hof is van oordeel dat de verdachte de hennep binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en niet enkel, zoals bewezen is verklaard door de politierechter, de hennep aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend betrokken te zijn geweest bij het vervoer van de hennep. De verdachte verklaarde dat hij een afspraak had met een aantal personen op de grens tussen Nederland en België en dat hij te voet de grens naar Nederland was overgestoken. Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat de verdachte achter een grijze auto en witte bus liep van België naar Nederland. Vervolgens heeft de verdachte, samen met een ander, uit de grijze auto twee zwarte zakken gehaald en die vervolgens in de witte bus gelegd. De verdachte is daarop in de witte bus gestapt en weggereden in de richting van [plaats 1] . De verdachte is uiteindelijk door de politie aangehouden en de 12 kilogram hennep is door de politie in de witte bus aangetroffen.
Het hof ziet zich, mede naar aanleiding van hetgeen bij pleidooi door de raadsman naar voren is gebracht, voor de vraag gesteld of de verdachte hiervoor alleen strafrechtelijk verantwoordelijk moet worden gehouden, of dat hij de feiten tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat verschillende personen, waaronder de verdachte, zich hadden verzameld op de grens tussen Nederland en België. Op het moment dat de verdachte in beeld kwam, stond hij bij een grijze auto tezamen met een andere persoon. De verdachte bevond zich op dat moment in België en stond bij een groep personen, met wie hij naar eigen zeggen een afspraak had. De grijze auto passeerde de grens tussen Nederland en België en ging naast de witte bestelbus staan. De verdachte en de andere persoon volgden de auto en passeerden eveneens de grensovergang naar Nederland. Er stonden op dat moment nog twee busjes van “ [bedrijf] ”, een grijze bestelbus en een witte bestelbus bij de grens. Vervolgens werden de grijze auto en de witte bestelbus naast elkaar gezet net over de grens aan de Nederlandse zijde. De verdachte en een andere man haalden twee zwarte tassen uit de grijze auto en plaatsten deze in de witte bestelbus. Vervolgens nam de verdachte plaats op de bestuurdersstoel van de witte bestelbus en reed weg. De man waarmee de verdachte de witte bestelbus had ingeladen, nam plaats in de grijze auto en reed vervolgens weg.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, waarbij het hof doorslaggevende betekenis toekent aan het feit dat er een vooraf gemaakte afspraak was met het kennelijke doel om de hennep vanuit België naar Nederland in te voeren. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod door een grote hoeveelheid (12 kilogram) hennep binnen het grondgebied van Nederland te brengen. De bijdrage van de verdachte aan de invoer van softdrugs houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten waarmee de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het psychische aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 mei 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte – zij het geruime tijd geleden – eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij vier kinderen heeft bij twee verschillende vrouwen, dat hij in Roemenië een uitzendbureau heeft dat zich voornamelijk richt op de inzet van Roemeense arbeidsmigranten in de Nederlandse land- en tuinbouwsector en daarnaast een klusonderneming drijft samen met zijn huidige vrouw. Daarnaast heeft de verdachte schulden, voornamelijk bij de Belastingdienst.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Oplegging van een taakstraf, waartoe door de verdediging is verzocht, doet in het licht van het voorgaande naar ’s hofs oordeel onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde feit, zodat het hof daartoe niet zal overgaan.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Overeenkomstig het imperatief bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 47 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en H. Smits, griffiers,
en op 12 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Muijen voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.