ECLI:NL:GHSHE:2022:2794

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
20-002641-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake valsheid in geschrifte en identiteitsfraude

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 oktober 2021. De verdachte, geboren in 1998 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep gekomen tegen het vonnis waarin zij was veroordeeld voor het gebruik van een vals rijbewijs en het voorhanden hebben van valse bankbiljetten. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van vier maanden. Het hof heeft het beroep van de verdachte gegrond verklaard en het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het subsidiair tenlastegelegde feit van het gebruik van een vals identiteitsbewijs en het voorhanden hebben van valse bankbiljetten. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van een vals rijbewijs en dat zij valse bankbiljetten in haar bezit had, waarvan zij wist dat deze vals waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002641-21
Uitspraak : 5 april 2022
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 oktober 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-266360-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit en ter zake van de onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft:
  • bepleit dat de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken;
  • zich met betrekking tot de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof;
  • met betrekking tot de strafoplegging bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur niet langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1. primair
zij op of omstreeks 2 oktober 2021 in de gemeente Roermond, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een rijbewijs (rijbewijsnr.: [rijbewijsnummer] , land: Groot-Brittannië), door voornoemd rijbewijs te tonen en/of te overhandigen aan [politieambtenaar] (Wachtmeester der le klasse der Koninklijke
Marechaussee);
subsidiair
zij op of omstreeks 2 oktober 2021 in de gemeente Roermond, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een rijbewijs (land: Groot-Brittannië) als ware het echt en onvervalst, door voornoemd rijbewijs te tonen en/of te overhandigen aan [politieambtenaar] (Wachtmeester der le klasse der Koninklijke Marechaussee)
2.
zij op of omstreeks 2 oktober 2021 in de gemeente Roermond, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een identiteitskaart (land: Frankrijk), waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
zij op of omstreeks 2 oktober 2021 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een (of meer) bankbiljet(-ten) van 50 euro, dat/die zij, verdachte, en/of haar mededader(s) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing haar/hen, toen zij deze ontving(en) bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft/hebben gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit en de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op 2 oktober 2021 in de gemeente Roermond opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een
vals geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een rijbewijs
(land: Groot-Brittannië) als ware het echt en onvervalst, door voornoemd rijbewijs te tonen
en te overhandigen aan [politieambtenaar] (Wachtmeester der le klasse der Koninklijke
Marechaussee);
2.
zij op 2 oktober 2021 in de gemeente Roermond een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een identiteitskaart (land:
Frankrijk), waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of
vervalst was, voorhanden heeft gehad;
3.
zij op 2 oktober 2021 in de gemeente Roermond opzettelijk bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid haar toen zij deze ontving bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde feit. Daartoe is aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat bij de verdachte geen wetenschap bestond van de valsheid van de onder haar aangetroffen bankbiljetten, noch dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat geld vals was, zodat zij (ook) geen oogmerk heeft gehad om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De in de tenlastelegging genoemde valse bankbiljetten zijn aangetroffen in de, voor verdachte toegankelijke, middenconsole van de door de verdachte bestuurde personenauto, in een envelop voorzien van een adressticker met daarop de naam van de verdachte en een adres in Parijs, waarvan zij ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard daar gewoond te hebben. In deze envelop bevond zich een getypt briefje met daarop de volgende tekst:
Dear Sir, Madam,
We hope you will be satisfied with tie item(s). If you like our products and service we would appreciate it very much if you leave a positive feedback. Please don't leave a bad review, if you experience any inconvenience you can send us an email or contact us on the message board. We will do our best to reach out to you within one day to help you.
We offer you a 10% discount on your next order please just send us a message that you would like the discount!
WICKR: [bedrijf]
Thank you and hopefully till next time
With kind regards
Q
Uit onderzoek van de Koninklijke Marechaussee op het internet is gebleken dat ‘WICKR’ een gecodeerde end-to-end berichten applicatie is, waarbij niemand anders dan de afzender en de ontvanger de uitgewisselde berichten te zien krijgen. Dit zorgt ervoor dat derden geen toegang hebben tot de gegevens terwijl deze van het ene apparaat naar het andere worden overgedragen.
Voorts is uit het onderzoek van de Koninklijke Marechaussee op internet gebleken dat de afzender van het briefje "WICKR [bedrijf] " in verband kan worden gebracht met een persoon die vals geld via internet verkoopt, welk geld kennelijk via ‘Whatsapp’ of e-mail bij diegene kan worden besteld.
Uit het vorenstaande kan redelijkerwijs worden afgeleid dat de valse bankbiljetten door de verdachte via internet zijn besteld en dat deze in de aangetroffen envelop naar haar zijn verstuurd op haar adres in Parijs.
De verdachte heeft voor voormelde omstandigheden die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd als redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan haar tenlastegelegde, gedurende de gehele strafprocedure geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. Dit, terwijl haar daartoe op meerdere momenten de gelegenheid is geboden. Zij heeft zich immers bij haar verhoor door de Koninklijke Marechaussee op 4 oktober 2021 op haar zwijgrecht beroepen en ter terechtzitting in eerste aanleg slechts ontkend van de aanwezigheid van de envelop met bankbiljetten op de hoogte te zijn geweest en gesuggereerd dat die envelop mogelijk door opsporingsambtenaren in de auto zou zijn gelegd.
De verklaring van de verdachte dat zij geen enkele wetenschap had van de aanwezigheid van de valse bankbiljetten in de door haar bestuurde auto, acht het hof op grond van het vorenstaande volstrekt ongeloofwaardig.
Het hof acht daarentegen op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk de onderhavige bankbiljetten, waarvan de valsheid haar toen zij deze ontving bekend was, in voorraad heeft gehad, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
II.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
III.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals is.
Het onder 3. bewezen verklaarde levert op:
Bankbiljetten waarvan de valsheid haar, toen zij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof sluit zich ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde aan bij de strafoverwegingen van de eerste rechter en legt die ten grondslag aan zijn beslissing, voor zover inhoudende (verbeterd gelezen):
De verdachte heeft een valse identiteitskaart voorhanden gehad en een vals rijbewijs gebruikt ter misleiding van de controlerende ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee. Ook zijn onder het handbereik van verdachte in de door haar bestuurde auto 29 valse biljetten van 50 euro aangetroffen, die kennelijk op bestelling door haar zijn aangeschaft.
Dit zijn feiten die het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigen, gelet op het grote belang dat gemoeid is met het vertrouwen dat de maatschappij en de (controlerende) instanties moeten kunnen hebben in identiteitsdocumenten en rijbewijzen en het vertrouwen dat men in het economische verkeer
moet kunnen hebben in betaalmiddelen. Met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van enige duur kan daarom niet worden volstaan.
De oriëntatiepunten van de strafrechtspraak nemen tot vertrekpunt voor de straftoemeting
2 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf per vals document. Dat zou bij de verdachte dus alleen al voor de feiten 1 en 2 leiden tot vier maanden gevangenisstraf. Daarnaast is in
beginsel het opleggen van extra onvoorwaardelijke gevangenisstraf gepast voor het voorhanden hebben van vals geld, zeker vanwege de combinatie van het aantreffen ervan
met het aantreffen van valse documenten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 januari 2022, waaruit blijkt dat zij in Nederland niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest;
  • haar overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegend zal het hof de eis van de advocaat-generaal volgen en volstaan met het opleggen van 4 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 209, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 5 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.