Uitspraak
Raadkamer
[verzoekster]
- de kosten voor de eigen bijdrage ter zake van de op toevoeging verleende rechtsbijstand;
- de kosten voor het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek werd ingediend door een verzoekster die niet verschenen was op de zitting, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat-generaal had in zijn schriftelijke conclusie van 27 januari 2022 al geadviseerd om het verzoek af te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoekster was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de eigen bijdrage voor rechtsbijstand op grond van artikel 44, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand niet verschuldigd was. Dit betekent dat de rechtsbijstandsverlener de eigen bijdrage aan verzoekster diende te restitueren.
Het hof heeft ook het verzoek om een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift afgewezen. Dit gebeurde omdat het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de kosten voor het indienen van het verzoekschrift als nodeloos werden beschouwd. Het hof oordeelde dat van een professioneel rechtsbijstandsverlener verwacht mag worden dat hij voorafgaand aan het indienen van een verzoekschrift beoordeelt of het verzoek enige kans van slagen heeft. Aangezien dit niet was gebeurd, waren er geen gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding van de kosten die met het verzoekschrift samenhangen.
De beslissing van het hof was dus om het verzoek af te wijzen, wat betekent dat verzoekster geen schadevergoeding ontving voor de kosten van de eigen bijdrage of voor het indienen van het verzoekschrift.