ECLI:NL:GHSHE:2022:2777

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
000029-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding ex artikel 530 Wetboek van Strafvordering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek werd ingediend door een verzoekster die niet verschenen was op de zitting, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat-generaal had in zijn schriftelijke conclusie van 27 januari 2022 al geadviseerd om het verzoek af te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoekster was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de eigen bijdrage voor rechtsbijstand op grond van artikel 44, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand niet verschuldigd was. Dit betekent dat de rechtsbijstandsverlener de eigen bijdrage aan verzoekster diende te restitueren.

Het hof heeft ook het verzoek om een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift afgewezen. Dit gebeurde omdat het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de kosten voor het indienen van het verzoekschrift als nodeloos werden beschouwd. Het hof oordeelde dat van een professioneel rechtsbijstandsverlener verwacht mag worden dat hij voorafgaand aan het indienen van een verzoekschrift beoordeelt of het verzoek enige kans van slagen heeft. Aangezien dit niet was gebeurd, waren er geen gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding van de kosten die met het verzoekschrift samenhangen.

De beslissing van het hof was dus om het verzoek af te wijzen, wat betekent dat verzoekster geen schadevergoeding ontving voor de kosten van de eigen bijdrage of voor het indienen van het verzoekschrift.

Uitspraak

Raadkamer

Bijzondere zaak, nummer: 000029-22
Parketnummer: [parketnummer]
Beschikking op verzoek schadevergoeding ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing van de voorzitter van de raadkamer van het gerechtshof op het op 4 januari 2022 ter griffie van dit hof ingekomen verzoek van:

[verzoekster]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van:
[raadsman] , [vestigingsadres] .
Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding uit 's Rijks kas ter zake van:
  • de kosten voor de eigen bijdrage ter zake van de op toevoeging verleende rechtsbijstand;
  • de kosten voor het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift.

Het onderzoek van de zaak

Het verzoekschrift is op 9 juni 2022 door de raadkamer van dit hof in het openbaar behandeld.
Het hof heeft kennisgenomen van de schriftelijke conclusie van de advocaat-generaal van 27 januari 2022.
Verzoekster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De raadsman van verzoekster is evenmin ter zitting verschenen.
De schriftelijke conclusie van de advocaat-generaal strekt tot afwijzing van het verzoek. In raadkamer heeft de advocaat-generaal voornoemd standpunt gehandhaafd.

De beoordeling

Het verzoek is tijdig ingediend.
Uit de gedingstukken, waaronder begrepen de stukken van de strafzaak, blijkt dat de strafzaak tegen verzoekster onder bovengenoemd parketnummer het laatst voor dit hof werd
vervolgd en is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de voorwaarden waaronder op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering aan verzoekster, als gewezen verdachte, een schadevergoeding kan worden toegekend, is derhalve voldaan.
Kosten rechtsbijstand
Uit de aard van de strafzaak vloeit de wenselijkheid voor de gewezen verdachte voort om zich van rechtsbijstand te voorzien.
Toekenning van een vergoeding heeft plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoekster verzoekt een schadevergoeding van € 145,00 en € 148,00 voor de eigen bijdrage ter zake van de op toevoeging verleende rechtsbijstand.
Het hof is, met de advocaat-generaal, van oordeel dat ingevolge artikel 44, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, de eigen bijdrage echter niet verschuldigd is, indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, dan wel zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtsbijstandverlener restitueert de eigen bijdrage dan aan de rechtzoekende, tenzij deze de eigen bijdrage nog niet heeft voldaan.
Derhalve heeft verzoekster geen schade geleden ter zake deze kosten en wordt dit verzoek afgewezen.
Kosten opstellen en indienen verzoekschrift
Voor het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift kent het hof, overeenkomstig de conclusie van de advocaat-generaal, geen vergoeding toe, nu de in het verzoek gevorderde schade wordt afgewezen.
Daarnaast heeft verzoekster, bijgestaan door een raadsman, het verzoek nodeloos ingediend. Van een professioneel rechtsbijstandsverlener mag worden verwacht dat voor het indienen van een verzoekschrift minimaal summier wordt beoordeeld of het verzoekschrift enige kans van slagen heeft. Derhalve acht het hof evenmin gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering van de kosten die met het verzoekschrift samenhangen.

BESLISSING

Het hof:
Wijst het verzoek af.
Aldus beslist door mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
in tegenwoordigheid van mw. M.J.M. van de Pol, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van dit gerechtshof van 21 juli 2022.