Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als de voortgezette handeling van ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen’ (feit 1), ‘medeplegen van poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd’ (feit 2) en ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming’ (feit 3), de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, waaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
De regering heeft ter bestrijding van de coronapandemie ingrijpende maatregelen moeten treffen om te trachten de oplopende besmettingen een halt toe te roepen en de ziekenhuizen te ontlasten. In dat kader is ook het ingrijpende middel van de avondklok aangewend, waardoor eenieder, behoudens bij wet geregelde uitzonderingsgevallen, zich vanaf 21:00 uur niet meer op straat mocht begeven. Naar aanleiding van de instelling van deze avondklok zijn in Nederland grootschalige rellen uitgebroken, die menig burger grote angst hebben ingeboezemd. Zo werd er op 24 januari 2021 in Eindhoven door een grote groep personen gereld, geplunderd en werden er allerhande zaken vernield. Mensen moesten machteloos toekijken hoe hun eigendommen en woonomgeving genadeloos werden vernield, terwijl veel burgers in deze tijden om uiteenlopende redenen al zwaar te lijden hadden onder de genomen maatregelen. Deze pure vernielzucht kent geen enkele rechtvaardiging.
Het hof acht bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de voortgezette handeling van openlijke geweldpleging, medeplegen van poging tot zware mishandelingen en diefstal. De verdachte heeft zich gemengd in een grote groep personen die zich had verzameld in het centrum van Eindhoven, ondanks dat een noodverordening en een gebiedsverbod van kracht was en door de politie verzocht was het centrum direct te verlaten. De verdachte heeft in dat kader onder andere bestrating losgetrokken en straatklinkers, stenen, flessen, fietsen en andere voorwerpen ter hand genomen, stenen en straatklinkers tegen de ruiten en deuren van het centraal station in Eindhoven gegooid, geschopt tegen de deuren van het centraal station, de [benadeelde partij 2] geplunderd en beroofd en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mishandeld door onder andere met kracht een fiets op hen te gooien. De verdachte heeft daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers, alsook inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en bij hen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof zal ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 186.299,59 (inclusief BTW) / € 168.542,63 (exclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet voornamelijk op vergoeding van schade aan het centraal station te Eindhoven, die is ontstaan als gevolg van de coronarellen op 24 januari 2021. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 59.362,50 (excl. BTW) aan schade NS reizigers als gevolg van opgeheven treinen;
€ 332,10 (excl. BTW) aan schade VVV kantoor;
€ 243,95 (excl. BTW) aan schade GWK Travelex;
€ 1.978,25 (excl. BTW) aan schade entree Coffeelab begane grond;
€ 63.875,56 (excl. BTW) aan schade Coffeelab 1e etage;
€ 330,05 (excl. BTW) aan schade kapper;
€ 13.125,66 (excl. BTW) aan schade deuren stationshal;
€ 818,98 (excl. BTW) aan schade rijwielstalling;
€ 4.174,08 (excl. BTW) aan assistentie, veiligstellen testen en herstellen;
€ 13.750 (incl. BTW) aan overige kosten NS station;
€ 5.000,00 (incl. BTW) aan schade NS reizigers als gevolg gestrande reizigers.
De rechtbank heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 15.677,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het procesdossier komt naar voren dat de verdachte op 24 januari 2021 in Eindhoven in vereniging openbaar geweld heeft gepleegd door stenen en straatklinkers tegen de ruiten en de deuren van het centraal station te gooien en te schoppen tegen de deuren van het centraal station. Door deze handelingen van de verdachte is onder andere flinke glasschade aan het station toegebracht. De glasschade is door [benadeelde partij 1] – onder de posten ii, iii, iv, v, vi, vii en viii – voldoende onderbouwd met facturen. Het hof stelt vast dat de verdediging de gevorderde schadeposten ii, iii, iv, vi en vii niet inhoudelijk heeft betwist. Nu die schadeposten naar het oordeel van het hof ook voldoende zijn onderbouwd, zal het hof de vordering in zoverre toewijzen voor de bedragen exclusief BTW.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 56, 60a, 63, 141, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.