In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding. De vader, appellant, heeft in hoger beroep de beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant aangevochten, die op 7 februari 2022 aan de moeder, geïntimeerde, vervangende toestemming had verleend om hun minderjarige kind in te schrijven op een basisschool. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige, die sinds 21 april 2021 bij de moeder woont. De vader heeft verweer gevoerd tegen de schoolwisseling, waarbij hij aanvoert dat de minderjarige al lange tijd op zijn huidige school zit en dat een verandering schadelijk kan zijn voor zijn sociale en emotionele ontwikkeling. De moeder heeft echter betoogd dat de schoolwisseling in het belang van de minderjarige is, omdat hij dichter bij zijn nieuwe woonomgeving kan gaan leren en sociale contacten kan opbouwen. Het hof heeft overwogen dat de minderjarige al geruime tijd bij de moeder woont en dat hij sinds 7 maart 2022 naar de door de moeder gewenste basisschool gaat. Het hof heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om de huidige situatie te wijzigen en heeft het beroep van de vader afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen de ouders en de belangen van de minderjarige.