ECLI:NL:GHSHE:2022:2725

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
20-002299-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal door middel van valse sleutels met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van primair ten laste gelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor schuldwitwassen. In hoger beroep is de verdachte opnieuw aangeklaagd voor diefstal door middel van valse sleutels, gepleegd in de periode van 20 tot en met 22 oktober 2017 te Heesch, gemeente Bernheze. De verdachte heeft met een ontvreemde tankpas en bijbehorende pincode geldbedragen weggenomen die toebehoorden aan de benadeelde partij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de tankpas van diefstal afkomstig was. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 3.262,42 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002299-20
Uitspraak : 6 juli 2022
VERSTEK (dnip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 18 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-130556-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van hetgeen primair aan hem ten laste is gelegd. De politierechter heeft het subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘schuldwitwassen, meermalen gepleegd’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is door de politierechter integraal toegewezen tot het bedrag van € 3.262,42, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 te Heesch, gemeente Bernheze, althans in Nederland, (telkens) een of meerdere geldbedragen (met een totale waarde van ongeveer 3.947,53 euro), althans enig geldbedrag, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze/dit zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag/geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een (ontvreemde) tankpas met bijbehorende pincode, waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was,
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 te Heesch, gemeente Bernheze, althans in Nederland, (telkens) een of meer voorwerpen, te weten een tankpas (merk Shell, op naam van [benadeelde] ) en/of 3.307,41 liter brandstof, in elk geval een grote hoeveelheid brandstof, (telkens) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of heeft omgezet en/of (telkens) van een voorwerp, te weten een tankpas (merk Shell, op naam van [benadeelde] ) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 20 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 te Heesch, gemeente Bernheze, telkens geldbedragen met een totale waarde van 3.947,53 euro, die toebehoorden aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een tankpas met bijbehorende pincode, waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier volgt dat op 1 november 2017 namens [benadeelde] aangifte is gedaan van diefstal van een tankpas. Met deze tankpas is in de periode van 20 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 acht keer getankt bij een tankstation gelegen aan de Cereslaan te Heesch, voor een totaalbedrag van € 3.947,53 (dossierpagina’s 3-6).
Uit camerabeelden van een naast het tankstation gevestigd bedrijf is gebleken dat in de periode van 20 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 telkens dezelfde Ford Transit connect XL, wit van kleur, op 21 oktober 2017 met een aanhanger, bij het tankstation komt tanken, waarbij niet alleen de Ford Transit zelf, maar ook jerrycans en een kubvat werden gevuld met diesel (dossierpagina’s 15 e.v.). In totaal is in drie dagen tijd een hoeveelheid van ruim 3.300 liter diesel getankt (dossierpagina 7). Op de camerabeelden is de verdachte door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkend als zijnde één van de personen die op alle drie de dagen met de Ford Transit connect XL bij het tankstation heeft getankt (dossierpagina’s 11 en 18). De verdachte heeft verklaard dat hij naast de Ford Transit vaten heeft volgetankt die in de Ford Transit en de aanhanger stonden en daarbij één keer ook een aantal jerrycans voor hemzelf (dossierpagina’s 25-27).
Bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie heeft de verdachte verklaard dat hij door een man was gevraagd om een paar dagen voor hem te gaan tanken. Hij kende de man niet van naam. De man zette de Ford Transit enkele straten verderop klaar. De verdachte haalde de bus op, reed vervolgens naar het tankstation in Heesch om te tanken, en bracht de bus vervolgens weer terug. De man haalde de bus binnen een half uur weer op. Hij kreeg van de man een tankpas met bijbehorende code, en hij zou in ruil voor het tanken € 150,- krijgen Ter zake van de diesel die hij op 22 oktober 2017 in jerrycans had getankt, heeft verdachte toegegeven dat hij die gestolen had (dossierpagina 27).
Het hof is van oordeel dat op grond van voornoemde feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen, de verdachte tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gebruik van een valse sleutel, te weten de tankpas met bijbehorende pincode.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het waarheidsgehalte van de verklaring van de verdachte is voor het hof niet te controleren. Maar zelfs als het hof ervan uitgaat dat verdachtes verklaring klopt, geldt het volgende. De verdachte was gevraagd door een man wiens naam hij niet kende tegen betaling van € 150,- drie dagen achter elkaar met een door deze man aan hem gegeven tankpas met code enorme hoeveelheden diesel te gaan tanken in grote vaten die stonden in een Ford Transit, en één keer tevens in een achter deze Ford hangende aanhanger. Daarvoor moest hij de Ford Transit enkele straten verderop ophalen en daar weer terugbrengen, waar de man de bus binnen een half uur weer op kwam halen. Uit deze omslachtige, ongebruikelijke en heimelijke gang van zaken kan worden afgeleid dat de man zelf kennelijk buiten beeld wilde blijven. Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich bewust moet zijn (en dus is) geweest van tenminste de aanmerkelijke kans dat deze tankpas met pincode van diefstal afkomstig waren. Door desondanks geen verdere vragen te stellen en tegen betaling bij herhaling aan de vraag van de onbekende man uitvoering te geven, heeft hij deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van geldbedragen door middel van een valse sleutel, toebehorende aan [benadeelde] .
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een tankpas om grote hoeveelheden brandstof mee af te rekenen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de eigenaar van de tankpas behoorlijke schade berokkend. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 april 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder veelvuldig onherroepelijk voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw deze strafbare feiten te plegen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, het justitiële verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de beslissing over de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, ten aanzien van winkeldiefstal in georganiseerd verband. Deze oriëntatiepunten gaan in geval van recidive – zoals in deze zaak het geval is – uit van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het hof komt tot een hogere straf dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof – anders dan de politierechter en de
advocaat-generaal – tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde komt en het hof voorts van oordeel is dat de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Namens de benadeelde partij [benadeelde] is in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.262,42. De vordering is bij vonnis waarvan beroep door de politierechter toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het bedrag van € 3.262,42. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Beide kostenposten worden tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 3.262,42. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.262,42 (drieduizend tweehonderdtweeënzestig euro en tweeënveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2017 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.262,42 (drieduizend tweehonderdtweeënzestig euro en tweeënveertig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2017 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 42 (tweeënveertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven en mr. A.M.M.F. van de Ven, griffiers,
en op 6 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.