ECLI:NL:GHSHE:2022:2710

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
200.279.899_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schuldeisersverzuim en eigenmachtige ontruiming door verhuurder

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van [persoon A] tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 28 november 2019. De zaak is complex en betreft onder andere schuldeisersverzuim en een eigenmachtige ontruiming door de verhuurder. De partijen zijn [persoon A], wonende te [woonplaats], en [persoon B], wonende te [woonplaats] in België. Beide partijen hebben advocaten ingeschakeld, respectievelijk mr. D.M. Lamers en mr. B. Poort, beiden uit Eindhoven.

De procedure is voortgekomen uit eerdere arresten van het hof, waaronder een tussenarrest van 5 april 2022 en een arrest van 15 december 2020. In het tussenarrest van 5 april 2022 heeft het hof partijen verzocht om uitsluitsel te geven over welke stukken na het eerdere tussenarrest zijn ingediend. Dit leidde tot een briefwisseling tussen de partijen, waarin zij hun standpunten en de ingediende stukken uiteenzetten.

Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de ingediende stukken en dat de memories die zijn ingediend in het hoger beroep niet altijd betrekking hebben op de juiste vonnissen. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de juistheid van de conclusies die het hof heeft getrokken. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [persoon A].

De uitspraak van het hof op 2 augustus 2022 houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor verdere beoordeling, waarbij het hof de partijen de gelegenheid biedt om hun standpunten verder toe te lichten. De rol van de partijen en de ingediende stukken zal cruciaal zijn voor de uiteindelijke beslissing in deze zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummers 200.279.891/01 en 200.279.899/01
arrest van 2 augustus 2022
in de gevoegde zaken van
zaaknummer 200.279.891/01
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
advocaat: mr. D.M. Lamers te Eindhoven,
tegen:
[persoon B],
wonende te [woonplaats] (België),
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
advocaat: mr. B. Poort te Eindhoven,
als vervolg op het arrest in het incident van dit hof van 15 december 2020 en het tussenarrest van 5 april 2022 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer/rolnummer 6983523 CV EXPL 18-4557 tussen partijen gewezen vonnis van 26 maart 2020.
zaaknummer 200.279.899/01
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
advocaat: mr. D.M. Lamers te Eindhoven,
tegen:
[persoon B],
wonende te [woonplaats] (België),
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
advocaat: mr. B. Poort te Eindhoven,
als vervolg op het arrest in het incident van dit hof van 15 december 2020 en het tussenarrest van 5 april 2022 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer/rolnummer 6983523 CV EXPL 18-4557 tussen partijen gewezen vonnis van 28 november 2019.
8. Het verdere verloop van de procedures
zaaknummers 200.279.891/01 en 200.279.899/01
Het verdere verloop van de procedures blijkt uit:
  • het tussenarrest van 5 april 2022;
  • de akte van [persoon B] van 3 mei 2022 met producties;
  • de brief van [persoon A] van 23 mei 2022.
Partijen hebben arrest gevraagd.

9.De verdere beoordeling

zaaknummers 200.279.891/01 en 200.279.899/01
9.1
Bij tussenarrest van 5 april 2022 heeft het hof overwogen dat partijen uitsluitsel dienen te geven over de vraag welke stukken in de zaak met zaaknummer 200.279.899/01 na het tussenarrest van 15 december 2020 zijn genomen. Het hof heeft de zaak daartoe naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [persoon B] die van deze gelegenheid [persoon B] gebruik zou kunnen maken om een ontbrekende productie (productie 3 bij dagvaarding in eerste aanleg) aan het dossier toe te voegen.
9.2
Naar aanleiding hiervan heeft [persoon B] bij brief van 7 april 2022 (op de rol aangemerkt als akte) laten weten dat in beide procedures op 12 april 2021 alle stukken van na 3 november 2020, de eerdere fourneerdatum, zijn gefourneerd. Tevens heeft [persoon B] hierbij de ontbrekende productie bijgevoegd. Bij brief van 23 mei 2022 heeft [persoon A] zich hierbij aangesloten. Bij brief van 8 juni 2022 heeft [persoon A] om misverstanden te voorkomen het procesdossier in hoger beroep en het bijbehorende H-formulier toegezonden.
9.3
Het hof gaat ervan uit dat inmiddels alle stukken van de eerste aanleg en van het hoger beroep in elk van beide zaken, zoals door beide partijen gefourneerd, aan het hof zijn overgelegd. Daarmee is de door het hof gesignaleerde onduidelijkheid evenwel niet opgelost. In het tussenarrest van 5 april 2022 heeft het hof dat in rechtsoverweging 6.4 als volgt omschreven:
In de zaak met zaaknummer 200.279.899/01 zijn in het procesdossier na het tussenarrest van 15 december 2020 memories opgenomen die gelijkluidend zijn aan de memories die in de andere zaak zijn genomen, waarbij op die stukken alleen het zaaknummer is gewijzigd. Die memories betreffen niet het deelvonnis van 28 november 2019 en niet de memorie van grieven over dat vonnis.
Over deze kwestie hebben partijen vooralsnog geen uitsluitsel gegeven. Het hof zal dit op basis van de stukken die thans voorhanden zijn als volgt nader toelichten.
9.4
De zaak met zaaknummer 200.279.899/01 betreft het hoger beroep van [persoon A] tegen het vonnis van 28 november 2019. Volgens de opgave van [persoon B] waar [persoon A] zich bij heeft aangesloten zijn in die zaak na het tussenarrest van 15 december 2020 de volgende stukken genomen:
memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel d.d. 23 februari 2021 met producties 1 tot en met 15;
de memorie van antwoord in het incidenteel appel d.d. 6 april 2021 met producties 44 en 45.
9.5
Stuk a) draagt het zaaknummer 200.279.899/01 en begint alinea 2 van deze memorie aldus: “ [persoon B] heeft kennis genomen van de memorie van grieven van [persoon A] inzake het eindvonnis van 20 maart 2020.” Vervolgens bespreekt [persoon B] de tien grieven van [persoon A] tegen het eindvonnis van 20 maart 2020, vermeldt geen reactie op de twee grieven van [persoon A] tegen het vonnis van 28 november 2019, stelt incidenteel appel in tegen het eindvonnis van 26 maart 2020 (geen grieven tegen het vonnis van 28 november 2019) en concludeert tot het bekrachtigen en gedeeltelijk vernietigen van het vonnis van 28 november 2019.
9.6
Stuk b) draagt het zaaknummer 200.279.899/01 en houdt het antwoord van [persoon A] in op de grief van [persoon B] tegen het eindvonnis van 26 maart 2020 in het in rechtsoverweging 9.5 vermelde incidenteel appel. [persoon A] concludeert tot bekrachtiging van het eindvonnis van 26 maart 2020 voor zover daarbij vorderingen van [persoon B] zijn afgewezen. In punt 31 van deze memorie vermeldt [persoon A] dat [persoon B] tegen het vonnis van 28 november 2019
geenhoger beroep heeft ingesteld.
9.7
Het voorgaande leidt tot de volgende conclusies:
Partijen hebben in het hoger beroep van [persoon A] tegen het vonnis van 28 november 2019 weliswaar memories genomen die door de vermelding van het zaaknummer 200.279.899/01 zijn aangeduid als memories in het hoger beroep tegen dat vonnis en ook als zodanig op de rolkaart zijn geregistreerd, maar daar in werkelijkheid geen betrekking op hebben.
Partij [persoon B] heeft in het hoger beroep tegen het vonnis van 28 november 2019 geen memorie van antwoord genomen die betrekking heeft op de memorie van grieven van [persoon A] in dat hoger beroep.
Partij [persoon B] heeft geen memorie van grieven in het incidenteel appel tegen het vonnis van 28 november 2019 genomen.
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich
bij akteuit te laten over de juistheid van deze conclusies. Het hof zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van [persoon A] . [persoon B] zal hierop bij antwoordakte kunnen reageren. Deze aktewisseling is niet voor enig ander doel bestemd.
9.8
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

10.De uitspraak

Het hof:
zaaknummers 200.279.891/01 en 200.279.899/01
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 30 augustus 2022 voor akte aan de zijde van [persoon A] met het hiervoor onder 9.7 vermelde doel, waarna antwoordakte;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, P.S. Kamminga en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 augustus 2022.
griffier rolraadsh