3.1De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 3.1 is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt, met een letteraanduiding:
a. Op 14 februari 2021 is tussen [geïntimeerde] en [appellante ] een zogenaamde “adoptieovereenkomst” gesloten met betrekking tot de 17-jarige ruin [het paard] (hierna te noemen het paard). In deze overeenkomst waarin [geïntimeerde] als adoptienemer is aangeduid en [appellante ] als eigenaar, zijn zij het navolgende overeengekomen:
“ [het paard] wordt ter adoptie afgestaan door de eigenaar aan de adoptienemer voor het leven. [het paard] wordt overgenomen inclusief zijn zadel. De adoptienemer vraagt hiervoor overnamekosten voor een bedrag van: € 2.500,-. Deze worden contant voldaan. Kosten voor de verzorging, een paardenarts, een osteopaat of andere kosten voor hulp zijn voor rekening van de adoptienemer. De adoptienemer verklaart op de hoogte te zijn van de artrose en schouder van [het paard] . [het paard] komt eerst twee weken een maand op proef. De adoptienemer zal zich na de proefperiode volledig ontfermen over de zorg, het welzijn en de gezondheid van [het paard] . Als [het paard] het onverhoopt niet naar zijn zin zou hebben of op zijn plek zou zijn, dan zal de adoptienemer contact opnemen met de eigenaar en neemt de eigenaar hem weer terug. Mocht de adoptienemer ooit om welke reden dan ook niet meer voor het paard kunnen zorgen of afstand van het paard willen doen is zij verplicht het paard als eerste terug aan te bieden aan de eigenaar onder dezelfde voorwaarden als hierboven beschreven. [het paard] zal niet meer uitgebracht worden op wedstrijden. De eigenaar kan [het paard] ten alle tijden komen bezoeken.”
Na de overdracht van het paard in februari 2021 aan [geïntimeerde] is het paard eerst een maand bij haar op proef geweest. Nadat de proefperiode is verstreken, is het paard bij haar gebleven. [geïntimeerde] heeft het paard gestald bij [[XX]] te [plaats] .
Tussen partijen is een conflict ontstaan met betrekking tot de frequentie van de (onaangekondigde) bezoeken van [appellante ] aan het paard en haar opmerkingen over de wijze waarop het paard door [geïntimeerde] wordt verzorgd.
Dit heeft ertoe geleid dat [geïntimeerde] [appellante ] bij emailbericht van 21 september 2021 heeft toegezegd dat zij een afspraak met de dierenarts zal maken om een keuringsrapport te laten opstellen en dat zij [appellante ] heeft verzocht om niet meer onuitgenodigd op de stal langs te komen, haar niet lastig te vallen met whatsappjes en geen smaad en laster te verspreiden.
Bij e-mail van 24 september 2021 deelt [appellante ] aan [geïntimeerde] mede dat zij uiterlijk 25 september 2021 een rapport wil met alle bevindingen van de dierenarts. Zij geeft daarbij aan dat zij wil dat het paard terugkomt bij haar.
[geïntimeerde] heeft het paard op 1 oktober 2021 door Dierenartsenpraktijk [[Y]] laten onderzoeken. Die komt tot de diagnose:
“gezond paard, waarschijnlijk wat gewicht verloren door de stress rondom de verhuizing en de nieuwe kudde. Plan: de eigenaresse was a1 begonnen met het bijvoeren van [het paard] . Daar mag zij mee doorgaan tot hij weer mooi op gewicht is.”
Op 4 oktober 2021 heeft [appellante ] het paard zonder instemming en medeweten van [geïntimeerde] meegenomen uit de stal.
Op dezelfde dag heeft [appellante ] om 20.06 uur aan [geïntimeerde] geschreven dat ze haar niet kan bereiken, dat ze geen rapport van de dierenarts heeft ontvangen en dat ze wil weten hoe het met het paard gesteld is. Ze deelt mede dat ze met het paard bij de dierenarts is om hem na te laten kijken. [geïntimeerde] bericht hierop dat het paard door een dierenarts gezond is verklaard en dat het paard op 5 oktober om 09.00 uur terug dient te zijn. [appellante ] heeft het paard op 5 oktober 2021 niet terug gebracht.
[geïntimeerde] heeft [appellante ] bij brief (van haar advocaat) van 5 oktober 2021 bericht dat zij het paard onrechtmatig heeft vervreemd. Zij is gesommeerd het paard uiterlijk 6 oktober 2021 om 09.00 uur terug te brengen. [appellante ] heeft niet aan de sommatie voldaan.
(De advocaat van) [appellante ] heeft bij brief van 6 oktober 2021 aan [geïntimeerde] te kennen gegeven dat [appellante ] als eigenaar het paard heeft teruggevorderd omdat haar was gebleken dat [geïntimeerde] haar verplichtingen jegens haar niet is nagekomen en de conditie van het paard door ernstige verwaarlozing dermate achteruit is gegaan dat veterinair ingrijpen noodzakelijk is. Het paard heeft een ernstige maagzweer en heeft intensieve behandeling nodig. De overeenkomst van opdracht is opgezegd en voor zoveel nodig wordt deze met onmiddellijke ingang opgezegd.
De procedure in eerste aanleg