ECLI:NL:GHSHE:2022:2683

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
200.230.946_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering van een eerder arrest in civiele procedure tussen een appellante en de Gemeente Deurne

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot verbetering van een eerder arrest van 31 mei 2022. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.R.A.G. Goorts, verzocht het hof om het arrest te verbeteren op grond van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellante stelde dat er sprake was van een kennelijke fout in het arrest, met betrekking tot de ingangsdatum van de wettelijke rente. Volgens haar was het verzuim ingetreden op 18 oktober 2012, terwijl het hof in het eerdere arrest had vastgesteld dat het verzuim op 3 juli 2016 was. De gemeente, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.W.J. de Groot, verweerde zich tegen het verzoek en stelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout.

Het hof overwoog dat het verzoek tot verbetering moest worden afgewezen. Het hof concludeerde dat er geen kennelijke fout was die zich leende voor eenvoudig herstel. De ingangsdatum van de wettelijke rente was het resultaat van een inhoudelijke afweging van de standpunten van beide partijen. Het hof oordeelde dat het niet eens zijn met de beslissing van het hof niet betekende dat er sprake was van een kennelijke fout. Het verzoek tot verbetering werd dan ook afgewezen, en het hof bevestigde de eerdere beslissing over de ingangsdatum van de wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.230.946/01
arrest van 2 augustus 2022 op het verzoek tot verbetering in de zin van artikel 31 Rv van het arrest van 31 mei 2022
in de zaak van

[appellante],

wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante],
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Helmond,
tegen

Gemeente Deurne,

gevestigd te Deurne,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de gemeente,
advocaat: mr. E.W.J. de Groot te Breda.

Het verzoek van [appellante]

Bij brief van 7 juli 2022 heeft mr. Goorts namens [appellante] het hof verzocht om met toepassing van artikel 31 Rv het tussen partijen gewezen arrest van 31 mei 2022 te verbeteren.
is van mening dat er in dit geval sprake is van een kennelijke fout die zich leent voor
eenvoudig herstel. In rechtsoverwegingen 6.13 en in het dictum wordt immers door het hof
vastgesteld dat het hof de wettelijke rente zal toewijzen vanaf de datum van verzuim en dat de Gemeente door het niet betalen na de ingebrekestelling in verzuim is komen te verkeren.
Over het moment van de ingebrekestelling bestaat tussen partijen geen discussie, nu aan partijen volstrekt duidelijk is dat de brief van 3 oktober 2012 een ingebrekestelling inhield. Derhalve blijkt uit de overwegingen van het hof ook voor partijen volstrekt duidelijk dat verzuim is ingetreden op 18 oktober 2012 en niet op 3 juli 2016. Herstel van de fout om in het arrest uit te gaan van een ingebrekestelling op 23 juni 2016 en verzuim op 3 juli 2016, is dus niet nadelig voor één van beide partijen.

Het verweer van de gemeente

De gemeente stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. In rov. 6.13 van het eindarrest overweegt het hof dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is vanaf 3 juli 2016. Het hof motiveert deze beslissing ook: voor verzuim was in dit geval vereist dat [appellante] een ingebrekestelling stuurde; de brief van 23 juni 2016 dient als een ingebrekestelling te worden gekwalificeerd, aldus het hof, en daarom wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf het verstrijken van de in die brief opgenomen termijn.
Het hof volgt hierbij dus het in de procedure ingenomen inhoudelijke standpunt van de gemeente. In rov. 6.13 ligt volgens de gemeente dan ook besloten dat het hof de gevorderde wettelijke rente niet toewijsbaar acht vanaf 17 oktober 2012. Anders dan [appellante] stelt, is het hof dus niet voorbijgegaan aan deze stelling van [appellante]. Los daarvan zou dat ook geen grondslag zijn om op grond van art. 31 Rv te verzoeken om verbetering. Van een kennelijke fout is eenvoudigweg geen sprake, aldus de gemeente.

Het oordeel van het hof

Het verzoek tot verbetering van het arrest zal worden afgewezen. Er is geen sprake van een kennelijke fout van het hof die zich voor eenvoudig herstel leent. Het in rov. 6.13 van het arrest weergegeven oordeel van het hof over de ingangsdatum van de wettelijke rente is het resultaat van de inhoudelijke afweging en beoordeling van de standpunten van beide partijen. Dat [appellante] het met dit oordeel niet eens is moge zo zijn, maar dat maakt nog niet dat er bij die overweging over de ingangsdatum van de wettelijke rente sprake is van een kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel als bedoeld in artikel 31 Rv.

De uitspraak

Het hof:
wijst het verzoek tot verbetering van het tussen partijen gewezen arrest van 31 mei 2022 af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.I.M.W. Bartelds, A.L. Bervoets en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 augustus 2022.
griffier rolraadsheer