ECLI:NL:GHSHE:2022:2672

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
20-000337-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling van een reclasseringsmedewerker

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 24 januari 2020 werd veroordeeld voor mishandeling. De politierechter legde een gevangenisstraf op van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg, met uitzondering van de beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak en afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging.

Het hof heeft het beroep beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van een reclasseringsmedewerker. De verdachte heeft tijdens een taakstraf, toen hij werd aangesproken op zijn telefoongebruik, geweld gebruikt door voorwerpen naar de werkmeester te gooien en hem in het gezicht te slaan. Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft besloten de gevangenisstraf te bevestigen, maar heeft de beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf herzien.

De beslissing van het hof is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de gevangenisstraf van 1 maand opgelegd en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gelast. De uitspraak is gedaan op 5 januari 2022.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000337-20
Uitspraak : 5 januari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 24 januari 2020, parketnummer 01-250085-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, parketnummers 20-001592-16 en
01-213362-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken onder parketnummer 01-213362-15 en is de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 20-001592-16 met één jaar verlengd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de beslissing ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 20-001592-16. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof deze vordering zal afwijzen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde en dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen onder de parketnummers 20-001592-16 en 01-213362-15 worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit om deze voorwaardelijke straffen om te zetten in taakstraffen. Tevens is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de strafoplegging en de beslissing ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 20-001592-16. Gelet hierop zal het hof de toepasselijke wetsartikelen opnieuw opnemen.
Het hof ziet tevens aanleiding om de bewijsmiddelen aan te vullen op de wijze zoals hierna is vermeld.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
Aan de bewijsmiddelen die de door de politierechter zijn gebezigd ter zake van het bewezenverklaarde, welke het hof overneemt, wordt onderstaand bewijsmiddel toegevoegd.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [getuige 1] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 31 mei 2021, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] voornoemd:
U vraagt mij of ik werkmeester was bij de Reclassering Nederland te Eindhoven. Ja, dat klopt. U houdt mij voor dat er een incident plaatsvond op 6 mei 2019, ik zou zijn mishandeld door meneer [verdachte] . (…) Hij begon in een keer te gooien met van alles. Ik ben naar buiten gelopen. Hij gooide met messen en andere voorwerpen, alles wat hij tegenkwam. Toen liep ik naar buiten toe en vloog hij achter mij aan. Hij was iets sneller dan ik. Ik had niet verwacht dat hij achter mij aan zou gaan. Ik kreeg toen klappen en toen viel ik op de grond.
Ik heb een aantal klappen op mijn hoofd gehad. Hij heeft mij echt vol geslagen. Wat ik mij
herinner, was dat met de vuist. Het ging vrij snel achter elkaar 2, 3, 4 keer ongeveer.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een reclasserings-medewerker in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Tijdens het uitvoeren van een aan hem opgelegde taakstraf heeft de verdachte, toen hij door de werkmeester werd aangesproken op zijn telefoongebruik, diverse voorwerpen naar die werkmeester gegooid en hem vervolgens in het gezicht geslagen. De werkmeester heeft hierbij een snee op zijn hoofd en een gezwollen lip opgelopen. Naar het oordeel van het hof is het onacceptabel dat er jegens personen met een publieke taak, tijdens de uitoefening daarvan, geweld wordt gepleegd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 oktober 2021, is de verdachte reeds meermalen onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 1 maand met zich brengt.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 15 juni 2018 onder parketnummer
20-001592-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 20-001592-16 en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 juni 2018, parketnummer 20-001592-16, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 5 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.