In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind, dat onder toezicht is gesteld. De vader heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 maart 2022 te vernietigen, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De vader wenst een uitbreiding van de contactmomenten met zijn kind, dat geboren is op [geboortedatum] 2021, en momenteel in een pleeggezin verblijft. De rechtbank had eerder een voorlopige regeling vastgesteld, maar deze is in de bestreden beschikking gewijzigd naar één keer per week contact voor één uur.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De vader en de moeder hebben een problematische relatie, met zorgen over huiselijk geweld en drugsgebruik. De minderjarige is bij de geboorte positief getest op cannabis en is sindsdien onder toezicht gesteld. De GI heeft aangegeven dat de huidige omgangsregeling van één uur per week al aan de hoge kant is voor de minderjarige, gezien zijn leeftijd en de onveilige situatie tussen de ouders.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn standpunt toegelicht, waarbij hij benadrukt dat hij meer contact met zijn kind wil om een ouder-kindrelatie op te bouwen. De moeder steunt dit verzoek. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben echter aangegeven dat uitbreiding van de omgangsregeling niet in het belang van de minderjarige is, gezien de huidige zorgen en de onveilige situatie.
Het hof heeft uiteindelijk besloten de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De vader en de minderjarige hebben recht op contact eens per twee weken voor de duur van twee uur, onder begeleiding van de GI. Het hof heeft benadrukt dat de contactregeling regelmatig geëvalueerd moet worden en waar mogelijk uitgebreid.