ECLI:NL:GHSHE:2022:2613

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
20-000353-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg inzake wapenbezit en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1982 en momenteel gedetineerd in PI Limburg Zuid, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en voor mishandeling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de mishandeling en heeft aangevoerd dat het bewijs onrechtmatig verkregen was. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en aan mishandeling. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit van de tenlastelegging, maar heeft de gevangenisstraf van 9 maanden bevestigd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000353-21
Uitspraak : 25 juli 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 1 februari 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-207879-20 en 03-007419-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Limburg Zuid – Gevangenis De Geerhorst te Sittard.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte in de zaak met parketnummer 03-207879-20 ter zake van ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III’ (feit 1) en ‘handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (feit 2) en in de gevoegde zaak met parketnummer 03-007419-21 ter zake van ‘mishandeling’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 2 tenlastegelegde, zal bewezenverklaren het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 1 tenlastegelegde alsmede het in de zaak met parketnummer 03-007419-21 tenlastegelegde en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van de tenlastegelegde mishandeling in de zaak met parketnummer 03-007419-21 primair bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-207879-20 heeft de raadsman primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-207879-20:
1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2020 te Stevensweert, gemeente Maasgouw, een wapen van categorie III, onder 1°, van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool van het merk Kimber, kaliber .45 ACP, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 14 augustus 2020 te Stevensweert, gemeente Maasgouw, een wapen van categorie I, onder 7°, van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukwapen, welke door vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een IMI, type Desert Eagle, kaliber .50 AE, voorhanden heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03-007419-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
hij op of omstreeks 10 januari 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen te slaan en/of schoppen en/of hem hardhandig bij de keel vast te pakken en/of deze keel dicht te knijpen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 2 tenlastegelegde
Het hof ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een gasdrukwapen, zoals ten laste is gelegd in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 2.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van dit feit bepleit. Daartoe is primair aangevoerd dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, nu de MMA-melding een ander adres opgaf, te weten: [adres 1] , dan het adres waar de verdachte stond ingeschreven: [adres 2] . Die fout maakt de MMA-melding onbetrouwbaar. Het onderzoek waardoor de politie het inschrijvingsadres van de verdachte in [plaats 1] heeft achterhaald, ontbreekt in het dossier. Gelet op die omstandigheden was er geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld en daarom had de politie geen doorzoeking mogen doen in de woning van de verdachte. Het bewijs is daarmee onrechtmatig verkregen en daarom dient bewijsuitsluiting te volgen. Subsidiair is door de raadsman gesteld dat niet kon worden gezegd dat de verdachte moest weten dat het wapen in het keukenkastje lag, omwikkeld in een doek, daar meerdere mensen in de woning verbleven.
Met betrekking tot het primaire verweer overweegt het hof als volgt.
Uit het proces-verbaal van politie blijkt dat naar aanleiding van een binnengekomen MMA-melding, inhoudende: " [verdachte] , ingeschreven op het adres [adres 1] is in het bezit van een pistool. Hoogstwaarschijnlijk draagt hij dit pistool altijd bij zich. [verdachte] rijdt rond in een Citroen C3 en een Peugeot cabrio", de politie nader onderzoek heeft gedaan. Uit dat onderzoek bleek dat met [verdachte] de verdachte - [verdachte] , genoemd ‘ [verdachte] ’ - wordt bedoeld en dat hij op dat moment ingeschreven stond op het adres [adres 2] , doch eerder wel verbleven heeft op het adres [adres 1] . De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het adres in [plaats 2] het adres van zijn vader betrof. Wanneer de politie naar het inschrijvingsadres van de verdachte in [plaats 1] gaat, treffen zij daar de verdachte ter plaatse aan evenals zijn Peugeot cabrio.
Het hof stelt vast dat op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming doorzoeking kunnen doen. De vraag is of op de plaats waar de doorzoeking plaatsvond redelijkerwijs kon worden vermoed dat een wapen aanwezig was. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Immers, ondanks dat het adres in de MMA-melding niet het inschrijvingsadres van de verdachte bleek te zijn, maar dat van zijn vader, staat niet ter discussie dat met de in de MMA-melding opgegeven persoon de verdachte werd bedoeld. En hoewel het nader onderzoek dat is verricht naar aanleiding van de MMA-melding door de politie niet uitgebreid is beschreven, staat voorts vast dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor overtreding van de Wet wapens en munitie, waaronder een veroordeling voor vuurwapenbezit, en dat de verdachte die bewuste dag van de doorzoeking op zijn inschrijvingsadres in [plaats 1] samen met zijn auto werd aangetroffen. Gelet hierop is voldaan aan het vereiste van de Wet wapens en munitie en kon ter inbeslagneming worden doorzocht. Derhalve is de doorzoeking van de woning rechtmatig geweest. Het primaire verweer van de verdediging slaagt niet.
Met betrekking tot het subsidiaire verweer van de verdediging stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De politie vond die dag een gasdrukwapen, dat gelijkenis vertoont met een vuurwapen (een IMI, type Desert Eagle, kaliber .50 AE), in de woning, gelegen aan de [adres 2] , in een keukenkastje onder het aanrecht. Het gasdrukwapen lag gewikkeld in een dichtgeknoopte handdoek achter een mandje met etenswaar.
In het verhoor bij de politie op 15 augustus 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij in de woning aan de [adres 2] woont samen met zijn moeder en zijn zusje. Ook zijn neefje zou vaak in de woning verblijven. De verdachte heeft daarnaast in dat verhoor verklaard dat de achterste zijdeur van de woning altijd open zou zijn.
Voor het voorhanden hebben van een wapen is volgens bestendige jurisprudentie vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de verklaring van de verdachte dat hij niet de enige bewoner was van de woning alwaar het wapen is aangetroffen, onjuist is. Datzelfde geldt voor zijn verklaring dat aldaar de zijdeur altijd open stond. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat het wapen is aangetroffen in een keukenkastje van de keuken, waartoe aldus meerdere bewoners – en mogelijk zelfs eventuele derden – toegang hadden. Van enige (overige) relatie tussen de verdachte en dit wapen is uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken. Hoewel de verdachte aldus feitelijk over dit wapen heeft kunnen beschikken gelet op de plek waar dit is aangetroffen, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat hij het wapen ook bewust aanwezig heeft gehad.
Het hof acht, met de advocaat-generaal en de raadsman, derhalve niet bewezen dat de verdachte het gasdrukwapen voorhanden heeft gehad, zodat hij van het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. In zoverre slaagt het subsidiaire verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 1 en het in de zaak met parketnummer 03-007419-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-207879-20:
1.
hij op 14 augustus 2020 te Stevensweert, gemeente Maasgouw, een wapen van categorie III, onder 1°, van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool van het merk Kimber, kaliber .45 ACP, voorhanden heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03-007419-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
hij op 10 januari 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen te slaan en schoppen en hem hardhandig bij de keel vast te pakken en deze keel dicht te knijpen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 1 tenlastegelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is primair eenzelfde verweer gevoerd als hiervoor besproken ten aanzien van het gasdrukwapen dat in de woning werd aangetroffen. Ook ten aanzien van het vuurwapen dat in de Peugeot cabrio van de verdachte is aangetroffen, heeft de raadsman op dezelfde gronden bepleit dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs en daarom bewijsuitsluiting dient te volgen.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte eveneens dient te worden vrijgesproken, nu de verdachte een alternatieve verklaring heeft voor het aantreffen van zijn DNA op het pistool. Het DNA van de verdachte zou op een andere wijze (‘secundary transfer’) op het pistool zijn gekomen. De verdachte brengt als alternatief scenario naar voren dat zijn auto niet goed op slot gaat, zijn - door de verdachte gedragen - T-shirt in de auto heeft gelegen, een derde zijn T-shirt uit zijn auto heeft gehaald, een pistool in het T-shirt heeft gewikkeld en vervolgens het pistool in het gewikkelde T-shirt in het motorcompartiment van zijn auto heeft gestopt. Het DNA van de verdachte dat zich op zijn T-shirt moet hebben bevonden, is op die manier op het pistool terechtgekomen. Daarnaast is op het pistool ook DNA aangetroffen van andere onbekende personen, waaronder het DNA van een vrouw. Het DNA van de verdachte is niet het hoofdprofiel. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad.
Met betrekking tot het primaire verweer van de verdediging verwijst het hof naar de eerdere overwegingen ten aanzien van ditzelfde verweer die ook hier opgaan.
Ook voor wat betreft de doorzoeking van de Peugeot cabrio van de verdachte is het hof van oordeel dat deze omwille van dezelfde overwegingen als voormeld ter inbeslagneming kon worden doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie, zodat ook de doorzoeking van de Peugeot cabrio van de verdachte rechtmatig is geweest. Het primaire verweer van de verdediging slaagt hier evenmin.
Met betrekking tot het subsidiaire verweer van de verdediging overweegt het hof als volgt.
Uit het rapport DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut is komen vast te staan dat het DNA van de verdachte op het wapen is aangetroffen ongeveer 1,5 cm van de binnenzijde van de loop, op de ruwe delen van het vuurwapen en in de gaten en vulopening van het patroonmagazijn. Het hof acht het zeer onwaarschijnlijk dat het DNA van de verdachte op al die onderdelen van het vuurwapen – met name op de binnenzijde van de loop en in de gaten en de vulopening van het patroonmagazijn – middels ‘secundary transfer’ is terechtgekomen via contact tussen het vuurwapen en zijn T-shirt. Het hof acht het alternatieve scenario van de verdachte dan ook niet aannemelijk geworden en schuift dit terzijde. Integendeel, gelet op de inhoud van de MMA-melding dat de verdachte een pistool bij zich draagt en hij onder meer rijdt in een Peugeot cabrio, het vervolgens aantreffen van het pistool in de Peugeot cabrio van de verdachte en het aantreffen van verdachtes DNA op alle bemonsterde onderdelen van het pistool, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat het de verdachte is geweest die het pistool (in zijn auto) voorhanden heeft gehad. Het gegeven dat er ook DNA van (een) andere perso(o)n(en) is aangetroffen doet hier niet aan af. Ook het subsidiaire verweer van de verdediging slaagt aldus niet.
Het hof verwerpt mitsdien ook dit tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het in de zaak met parketnummer 03-007419-21 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de tenlastegelegde mishandeling in de zaak met parketnummer 03-007419-21 bepleit dat het hof de verdachte in geval van bewezenverklaring zal ontslaan van alle rechtsvervolging, nu hij heeft gehandeld uit putatief noodweer. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat aangever [slachtoffer] , het neefje van de verdachte, met gebalde vuisten voor de verdachte stond. In de cultuur van verdachte is het niet gepast dat een neefje die houding aanneemt tegenover zijn oom. De verdachte zou daarom gedwaald hebben dat hij zich moest verdedigen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat bij een beroep op putatief noodweer dient te worden onderzocht of sprake was van verontschuldigbare dwaling aan de kant van de verdachte, bijvoorbeeld omdat hij niet alleen kon, maar redelijkerwijs ook mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
Naar het oordeel van het hof is geen sprake geweest van een situatie die de verdachte redelijkerwijs aanleiding kon geven te veronderstellen dat hij dreigde te worden aangevallen door de aangever. Er zijn verscheidene getuigen die gezien hebben dat de verdachte aangever uit bed heeft getrokken, tegen hem heeft gezegd dat hij naar buiten moest gaan, hem naar buiten heeft getrokken en eenmaal buiten, aangever heeft mishandeld door hem onder andere te slaan, te schoppen en over een muurtje te gooien. De verklaring van de verdachte dat hij meende te worden aangevallen waartegen hij zich meende te moeten verdedigen, omdat aangever met gebalde vuisten voor de verdachte stond, vindt geen bevestiging in de getuigenverklaringen, noch in de overige stukken in het dossier of het verhandelde ter terechtzitting. Het is derhalve de verdachte en niet de aangever geweest die een dreigende en intimiderende houding heeft aangenomen. Dat de verdachte verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar zou hebben ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd zou hebben beoordeeld is dan ook niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt het tot ontslag van alle rechtsvervolging strekkende verweer van de verdediging.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor al het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 03-207879-20 bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool. Dit vuurwapen lag onder de motorkap van de auto van de verdachte. Het wapen en de patroonhouder bevatten weliswaar geen munitie, maar het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor anderen. Een dergelijk vuurwapen kan gebruikt worden voor allerlei (levens)bedreigende activiteiten. Het voorhanden hebben daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
In de zaak met parketnummer 03-007419-21 is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn neef door hem meermalen te slaan en te schoppen, hem hardhandig bij de keel vast te pakken en de keel dicht te knijpen. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte pijn ondervonden en letsel bekomen.
Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich onder meer diverse veroordelingen voor overtreding van de Wet wapens en Munitie en mishandelingen, die dateren van vóór het bewezenverklaarde. Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij op 18 maart 2022 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis, maar bevindt zich in die zaak nog in voorarrest. Verder deed de verdachte voordat hij gedetineerd raakte wat klusjes om geld te verdienen, woonde hij samen met zijn moeder en zus, heeft hij een relatie en heeft hij drie kinderen die hij al een aantal jaren niet heeft gezien.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof tilt met name zwaar aan het voorhanden hebben van het vuurwapen. Gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, geldt voor het type wapen dat onder de verdachte is aangetroffen in de openbare ruimte – te weten in zijn auto – als uitgangspunt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Mede gelet op de eveneens bewezenverklaarde mishandeling en het feit dat de verdachte meermalen onherroepelijk voor overtreding van de Wet wapens en munitie is veroordeeld, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 1 en het in de zaak met parketnummer 03-007419-21 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-207879-20 onder feit 1 en in de zaak met parketnummer 03-007419-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 25 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Schiffers en Nieuwenhuizen voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.