ECLI:NL:GHSHE:2022:2597

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
20-001670-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake overtreding van de Wet milieubeheer en Vuurwerkbesluit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit. De verdachte is ter zake van deze overtreding veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd het vonnis te bevestigen. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair verweer gevoerd met betrekking tot de straf. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat de bewijsvoering, mede gezien de argumenten in hoger beroep, verbetering behoeft. Het hof heeft de eigen waarneming van de rechtbank geschrapt en in plaats daarvan de bewezenverklaring gebaseerd op de verklaring van de verdachte en andere bewijsstukken.

Het hof heeft de opgelegde straf van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de overwegingen omtrent de overschrijding van de redelijke termijn en de strafmotivering. Het hof is van oordeel dat de opgelegde straf recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, totdat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001670-21
Uitspraak : 20 mei 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 28 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-995006-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde – overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer [jo. artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit], opzettelijk begaan, meermalen gepleegd – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Van de zijde van de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit en is subsidiair een verweer met betrekking tot de straf gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop het berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering.
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is
gekomen, verbetering.
Het hof schrapt de door de rechtbank tot het bewijs gebezigde eigen waarneming, zoals opgenomen op pagina 12 van het vonnis. In plaats daarvan komt de bewezenverklaring mede te berusten op:
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 mei 2022, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, toont mij een foto links onderaan op pagina 1127 van het politiedossier, met het onderschrift ‘Foto [bedrijf] 04 december 2017’. Ik zie wel dat ik dat ben. Ik ben op 4 december 2017 bij hengelsportzaak [bedrijf] te Heerlen geweest.
De verdediging heeft – grotendeels op dezelfde gronden als ter terechtzitting in eerste aanleg – vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. De verdediging heeft in hoger beroep nog aangevoerd dat de omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] bij hem in gebruik was nog geen (sluitend) bewijs is voor de stelling dat hij de telefoongesprekken heeft gevoerd. Uit het dossier blijkt niet dat sprake was van stemherkenning. Het Openbaar Ministerie dient te bewijzen dat het de verdachte was die deelnam aan de getapte gesprekken, bij gebreke waarvan de inhoud van die gesprekken niet gebezigd kan worden voor het bewijs.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is het hof van oordeel dat uit de inhoud van de voor het bewijs gebezigde gesprekken blijkt dat de verdachte daaraan heeft deelgenomen.
Het hof overweegt dat in het telefoongesprek d.d. 5 december 2017 te 13:54 uur de persoon die is aangeduid als ‘Man 2’ zegt:
‘nou, en hij stuurde het pak-, de pallet naar mijn huis, naar [adres 1] . (...) [adres 1] .’De persoon die is aangeduid als ‘Man 1’ zegt:
‘wel, er was er eentje voor [naam vrouw verdachte] ’en noemt ‘Man 2’
‘ [verdachte] ’(politiedossier, pg. 1022-1023).
In het gesprek wordt verder gesproken over
‘Tal(d)strasse’en
‘rotjes’.
In het telefoongesprek d.d. 12 december 2017 te 14:44 uur zegt ‘Man 2’:
‘nou, de dweil heeft mij verklikt. (...) Nou, hmmm, ze kwamen gewoon naar mij toe naar de hal, ik was net bezig alle pakketten te beplakken die twee pallets he. (...) Ze kwamen naar me toe, namen alle pakketten weg. (...) Zeggen dat ze van Nederlandse politie een seintje hadden gekregen, dus. (...) Ik werd niet aangehouden, ze zeiden dat ze alles gingen meenemen. (...) Ze kwamen bij mij thuis – thuis gingen ze even rondkijken, [naam vrouw verdachte] had alles voor elkaar, uit huis’. ‘Man 1’ zegt:
‘nou goed, goed, dus nu, [verdachte] ’.‘Man 2’ zegt later in het gesprek:
‘(...) maar nu krijg ik een klacht [mogelijk: aanklacht] wegens materiaalontploffingen, he?’(politiedossier, pg. 1022-1023).
Uit de voorhanden zijnde stukken volgt dat de Duitse autoriteiten op 12 december 2017 een doorzoeking hebben verricht in een dubbele garage aan [adres 2] . In deze garage werden onder andere 98 pakketten met daarin verboden vuurwerk aangetroffen en inbeslaggenomen. Tevens werd in deze garage de verdachte [verdachte] aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij nog steeds woonachtig is op het adres [adres 1] . De verdachte heeft verder verklaard dat zijn vrouw Poolse is en dat zij [naam vrouw verdachte] is genaamd. De voornaam van de verdachte is [verdachte] .
Het hof verwerpt het verweer.
Aanvullende overweging ten aanzien van de opgelegde straf
Het hof verenigt zich met de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf en de strafmotivering, met inbegrip van de overwegingen ten aanzien van overschrijding van de redelijke termijn en de vermindering van de straf. Naar het oordeel van het hof zijn de factoren die voor de strafoplegging van belang zijn, in het vonnis waarvan beroep voldoende gemotiveerd. In hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht, ziet het hof geen aanleiding om een lagere of andersoortige straf op te leggen. Het hof is van oordeel dat met het opleggen van een lager onvoorwaardelijk strafdeel met (desgewenst) een langere proeftijd en/of een hoge taakstraf, zoals door de verdediging bepleit, onvoldoende recht zou worden gedaan aan de aard, ernst en omvang van het bewezenverklaarde feit.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. B.F.M. Klappe, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 20 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.R. Hartmann is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.