ECLI:NL:GHSHE:2022:2587

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
20-001565-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake drugshandel en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 25 april 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1961 en woonachtig in Schinveld, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor drugshandel en wapenbezit. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM.

De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen en verwerken van verdovende middelen, waaronder amfetamine en MDMA, en het voorhanden hebben van een wapen van categorie II. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd en de bewezenverklaring aangepast, maar heeft de verdachte niet in zijn verdediging geschaad geacht. De strafmaat is gematigd tot 36 maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd voor zover deze niet is vernietigd, en heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan in het openbaar, met de betrokkenheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001565-18
Uitspraak : 30 maart 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zitting houdende te Maastricht, van 25 april 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-702591-16 en 03-866310-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet (feit 1 in zaak met parketnummer 03-702591-16);
  • opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 2 in zaak met parketnummer 03-702591-16);
  • opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-702591-16);
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-866310-16);
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-866310-16),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
Voorts heeft de rechtbank het op de beslaglijst onder 10 genoemde inbeslaggenomen voorwerp onttrokken aan het verkeer en de op die beslaglijst onder 1 tot en met 9, 11 en 12 genoemde voorwerpen verbeurdverklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-702591-16 en het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-866310-16
gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte (rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM) ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof omtrent de in beslag genomen goederen een beslissing zal nemen conform de beslissing van de rechtbank.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte integraal zal vrijspreken van het onder 1, 2, 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-702591-16 en van het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-866310-16. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-866310-16 heeft verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de onder de verdachte in beslaggenomen voorwerpen heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust, met dien verstande dat het hof de tenlastelegging en de bewezenverklaring verbeterd zal lezen als hierna vermeld en met aanvulling en verbetering van de gronden, en met uitzondering van de opgelegde straf, en de motivering daarvan.
Verbeterde lezing van de tenlastelegging en de bewezenverklaring van het feit onder 1 in de zaak met parketnummer 03-702591-16
Het hof is van oordeel dat de steller van de tenlastelegging, mede gelet op de onder voornoemd feit opgenomen wetsartikelen, kennelijk abusievelijk het in artikel 10a, eerste lid aanhef en onder 3°, van de Opiumwet opgenomen bestandsdeel ‘
waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’niet heeft opgenomen in de tenlastelegging van het onder 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-702591-16.
Het hof leest het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03-702591-16 verbeterd, in dier voege dat na de zinsnede "
(…) met ongeveer 4 liter heldere vloeistof bevattende methanol,", wordt ingelezen:
"
waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) en/of stof(fen) bestemd was/waren tot het plegen van dat feit,”
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat vanwege de in de nadere omschrijving van de tenlastelegging d.d. 30 november 2016 vermelde wettelijke voorschriften waarbij het desbetreffende feit is strafbaar gesteld het ook zonder uitdrukkelijke vermelding van het ontbrekende bestanddeel duidelijk is dat dit bestanddeel niettemin deel uit maakt van het van de verdachte gemaakte verwijt.
Mede bezien tegen de inhoud van het procesdossier is het voor de verdachte steeds voldoende duidelijk geweest waarvan hij wordt beschuldigd en waartegen hij zich moest verdedigen. Dit oordeel vindt mede zijn bevestiging in de omstandigheid dat de verdediging zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep er blijk van heeft gegeven goed te hebben begrepen wat verdachte wordt verweten en waartegen hij zich
moest verweren. Bovendien neemt het hof hierbij in aanmerking dat de verdediging in eerste aanleg geen verweer heeft gevoerd op dit onderdeel en dat het ook na de bewezenverklaring en kwalificatie van de rechtbank, in hoger beroep geen onderwerp van debat is geweest.
Aangezien de aard en de ernst van de tenlastelegging en het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast door voornoemde misslagen, behoeft deze verbeterde lezing van de tenlastelegging en bewezenverklaring niet tot vernietiging van het vonnis te leiden. Door de verbeterde lezing is de verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
Verbeterd gelezen tenlastelegging onder 1 in de zaak met parketnummer 03-702591-16
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 18 april 2016 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(onder meer) voorhanden heeft/hebben gehad:
- een refluxopstelling bestaande uit (onder meer) een 10 liter Lhals rond-bodemkolf voorzien van een spiraalkoeler en gevuld met 2 liter zure rood bruine olieachtige vloeistof

bevattende BMK en een zeer lage concentratie APAAN, en/of

- een 200 liter klemdekselvat gevuld met 70 liter zure waterige vloeistof met drijfogen

bevattende BMK en verdund zwavelzuur, en/of

- een 20 liter jerrycan met etiket zwavelzuur 37% en gevuld met een zure waterige vloeistof

met gele drijfogen bevattende BMK in (verdund) zwavelzuur, en/of

- een 25 kilogram kartonnen ton met opschrift ‘medical talc powder’ inhoudende 4 1-liter
flessen (leeg) met opschrift zwavelzuur 37% en 2 zwarte vuilniszakken met resten geel
poeder bevattende waarschijnlijk APAAN, en/of
- een verzamelvat en/of emmer en/of maatbeker met resten zure rood bruine olieachtige

vloeistof bevattende BMK in water, en/of

- een 5 liter jerrycan, met 2,5 liter zure rood bruine olieachtige vloeistof bevattende BMK,

en/of

- nieuw en gebruikt laboratoriumglaswerk, en/of
- 2, althans een hoeveelheid, pH meters, en/of
- 2, althans een hoeveelheid, gebruikte en vervuilde verwarmingsdekens, en/of
- een elektrische vloeistofpomp merk LUTZ, en/of
- een 5 literjerrycan kleur wit met opschrift methanol gevuld met ongeveer 4 liter heldere
vloeistof bevattende methanol,
waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) en/of stof(fen) bestemd was/waren tot het plegen van dat feit,
en/of
zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat/die feit(en) heeft verschaft en/of trachten te verschaffen immers heeft hij, verdachte, in of omstreeks die periode opzettelijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, materialen, te weten een (vloeistof)pomp, aangeschaft en/of aangekocht ten behoeve van het omzettingslab zoals aangetroffen aan de [adres 2] te Schinveld, en/of diens schuur daartoe ter beschikking gesteld;
Verbeterd gelezen bewezenverklaring onder 1 in de zaak met parketnummer 03-702591-16
hij in de periode van 1 april 2016 tot en met 18 april 2016 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en/of verwerken van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en MDMA en tenamfetamine en N-ethyl MDA telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
(onder meer) voorhanden heeft gehad:
- een refluxopstelling bestaande uit (onder meer) een 10 liter Lhals rond-bodemkolf voorzien van een spiraalkoeler en gevuld met 2 liter zure rood bruine olieachtige vloeistof

bevattende BMK en een zeer lage concentratie APAAN, en

- een 200 liter klemdekselvat gevuld met 70 liter zure waterige vloeistof met drijfogen

bevattende BMK en verdund zwavelzuur, en

- een 20 liter jerrycan met etiket zwavelzuur 37% en gevuld met een zure waterige vloeistof

met gele drijfogen bevattende BMK in (verdund) zwavelzuur, en

- een 25 kilogram kartonnen ton met opschrift ‘medical talc powder’ inhoudende 4 1-liter
flessen (leeg) met opschrift zwavelzuur 37% en 2 zwarte vuilniszakken met resten geel
poeder bevattende waarschijnlijk APAAN, en
- een verzamelvat en emmer en maatbeker met resten zure rood bruine olieachtige

vloeistof bevattende BMK in water, en

- een 5 liter jerrycan, met 2,5 liter zure rood bruine olieachtige vloeistof bevattende BMK

en

- nieuw en gebruikt laboratoriumglaswerk, en
- 2 pH meters, en
- 2 gebruikte en vervuilde verwarmingsdekens, en
- een elektrische vloeistofpomp merk LUTZ, en
- een 5 literjerrycan kleur wit met opschrift methanol gevuld met ongeveer 4 liter heldere
vloeistof bevattende methanol,
waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat die voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het plegen van dat feit;

Verbetering en aanvulling van de bewijsoverweging:

Het hof verenigt zich met de bewijsoverwegingen van de rechtbank, zoals weergegeven op pagina’s 3 tot en met 12 van het vonnis waarvan beroep, met verbetering en aanvulling als hierna overwogen.
Waar in het vonnis op pagina 7, tweede alinea, het SIN AAEI5983NL wordt genoemd als zijnde onderzoeksmateriaal dat volgens het NFI BMK bevat, begrijpt het hof in samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming op dossierpagina 202 dat dit onderzoeksmateriaal een vloeistofmonster betreft uit een bij de doorzoeking inbeslaggenomen partij van twee keer een petfles, inhoudsmaat 1,5 liter, respectievelijk gevuld met 1 en 3/4e liter (totaal 1 3/4e liter) heldere vloeistof.
De tweede alinea van de bewijsoverwegingen, op pagina 11 van het vonnis, die begint met de woorden
“De rechtbank is voorts van oordeel (…)”en eindigt met de woorden
“(…) verdachte in ieder geval een 3445 gram hasjiesj aanwezig had.”wordt vervangen door de volgende overwegingen.
Het hof is voorts van oordeel dat op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte op 18 april 2016 te Schinveld in de gemeente Onderbanken opzettelijk in ieder geval 3445 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad. Het hof overweegt daarover het volgende.
Bij de doorzoeking aan de [adres 2] zijn verschillende goederen aangetroffen die verband houden met verdovende middelen. Uit het dossier volgt evenwel niet dat alle inbeslaggenomen middelen zijn getest.
Uit bijlage 013 (dossierpagina 166) volgt dat bij die doorzoeking onder meer in beslag is genomen een gele Jumbotas met 14 brokken hasjiesj/cannabis met een brutogewicht van 3445 gram goednummer 775443) en (bruto) 10 gram hennepresten (goednummer 775447). In het dossier bevinden zich achter deze bijlage 013 de bijlagen 013a (dossierpagina 168) en 013b (dossierpagina 169). Bijlage 013a (dossierpagina 168) is een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen. Uit dit proces-verbaal volgt dat op 19 april 2016 een kleine hoeveelheid op hasjiesj gelijkende stof is onderzocht met behulp van een MMC kleur-reactietest en dat bleek dat deze stof positief reageerde op de aanwezigheid van hasjiesj. Onderaan dit proces-verbaal wordt opgemerkt dat de geteste hasjiesj diverse geringe hoeveelheden betroffen afkomstig uit een grote partij hasjiesj die qua substantie, kleur, geur en vorm (zogenaamde broodjes) alle overeenkwamen. Bijlage 013b (dossierpagina 169) is een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen dat betrekking heeft op het testen van een kleine hoeveelheid qua kleur en samenstelling op hennep gelijkende stof. Bij de gehouden MMC kleur-reactietest, eveneens op 19 april 2018, bleek dat deze stof positief reageerde op de aanwezigheid van hennep.
Naar het oordeel van het hof zijn de bijlagen 013, 013a en 013b onlosmakelijk met elkaar verbonden in die zin dat de tests in de bijlagen 013a en 013b zien op respectievelijk de hasjiesj en hennepresten die bij de doorzoeking in de gele Jumbotas als bedoeld in bijlage 013 zijn aangetroffen. Dat betekent dat monsters van de 14 brokken met een totaalgewicht van 3445 gram positief zijn getest op hasjiesj. Het hof acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte die 3445 gram hasjiesj opzettelijk aanwezig had. Voor het meerdere dat onder feit 3 van parketnummer 03/702591-16 aan de verdachte is ten laste gelegd, zal het hof de verdachte vrijspreken nu daarvoor wettig bewijs ontbreekt.

Verbetering voetnoot

Ten slotte leest het hof voetnoot 27 (pagina 9 van het vonnis) verbeterd: in plaats van “pagina 138 en 140” leest het hof “pagina’s 138
tot en met142”.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met de volgende strafmatigende omstandigheden:
  • het betreffen oude feiten uit 2016;
  • het bij de verdachte aangetroffen laboratorium was van geringe omvang;
  • de verdachte is na 2016 niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen;
  • de verdachte en zijn partner staan onder bewind;
  • indien de verdachte gedetineerd raakt, valt de uitkering weg en kunnen de huurpenningen en de vaste lasten niet meer betaald worden;
  • de partner van de verdachte is hulpbehoevend;
  • voorts is sprake van overschrijding van de redelijke termijn hetgeen tot strafvermindering dient te leiden.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het schuurtje bij de woning van de verdachte is een productieplaats ten behoeve van de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs aangetroffen.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van harddrugs. Voornoemde handelingen bestonden uit het voorhanden hebben van laboratorium-benodigdheden en chemicaliën c.q. grondstoffen, die bestemd waren voor de productie van onder meer amfetamine en MDMA. Zowel het produceren van harddrugs als het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie daarvan zijn ernstige feiten. Deze feiten dragen immers bij aan allerlei vormen van ernstige criminaliteit en veroorzaken hierdoor veel maatschappelijke onrust. Harddrugs als amfetamine leveren bovendien, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers. Bovendien was de productieplaats gesitueerd in een woonwijk, hetgeen een gevaarlijke situatie met zich bracht voor de omwonenden. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij hieraan voorbij is gegaan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van ongeveer 5 liter van een materiaal bevattende amfetamine, 97 gram cocaïne, 2065 gram en 17 tabletten bevattende MDMA, ongeveer 3,4 kilo hasjiesj, een wapen van categorie II (een paralyser) en munitie (144 patronen).
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de hiervoor beschreven ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij heeft het hof tevens gelet op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, ten aanzien van het vervaardigen van harddrugs.
Het hof heeft met betrekking tot de persoon van verdachte acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2022 waaruit blijkt dat hij zich voorafgaand aan het bewezenverklaarde twee keer eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten, waarvoor de verdachte onherroepelijk is veroordeeld tot forse vrijheidsstraffen (in 1998 en 2010). Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Het hof rekent dit de verdachte ernstig aan.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest passend en geboden.
In hetgeen door de raadsman is aangevoerd ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen aanleiding tot strafmatiging.
Wel overweegt het hof met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende.
De verdachte heeft op 4 mei 2018 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 30 maart 2022 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep – arrest wijst. Weliswaar zijn op verzoek van de verdediging, gedaan bij appelschriftuur op 18 mei 2018, getuigen gehoord, maar de verhoren door de raadsheer-commissaris hebben eerst in december 2021 plaatsgevonden. Dat tijdsverloop is niet (geheel) aan de verdediging toe te rekenen. De redelijke termijn in hoger beroep is dan ook fors overschreden.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat de op te leggen gevangenisstraf zal worden gematigd met 6 maanden.
Tot slot overweegt het hof dat de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de eerste rechter opgelegde straf, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige, met inbegrip van de beslissingen op het beslag, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Hafti, griffier,
en op 30 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.