ECLI:NL:GHSHE:2022:2584

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
20-000424-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de Politierechter in de rechtbank Limburg inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 17 februari 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [adres], werd beschuldigd van een overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994. Dit gebeurde op 28 september 2020 te Herten, gemeente Roermond, waarbij de verdachte een alcoholpromillage van 590 microgram in zijn bloed had. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het vonnis van de Politierechter werd vernietigd.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van 180 dagen ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft bepaald dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Tevens is bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd of ingehouden, in mindering zal worden gebracht op de duur van de bijkomende straf.

Deze uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof en is mondeling gewezen door mr. F.C.J.E. Meeuwis. De uitspraak is gedaan op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 23 maart 2022.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000424-21

Uitspraak : 23 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, gewezen op het beroep, ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter in de rechtbank Limburg, zittingslocatie Roermond, van 17 februari 2021, in de strafzaak onder parketnummer 96-254942-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres] .
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (590 microgram).
Gepleegd op 28 september 2020 te Herten, gemeente Roermond.
Toegepaste wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetesmag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
162 (honderdtweeënzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is mondeling gewezen door mr. F.C.J.E. Meeuwis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 maart 2022.