In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 17 februari 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [adres], werd beschuldigd van een overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994. Dit gebeurde op 28 september 2020 te Herten, gemeente Roermond, waarbij de verdachte een alcoholpromillage van 590 microgram in zijn bloed had. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het vonnis van de Politierechter werd vernietigd.
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van 180 dagen ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft bepaald dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Tevens is bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd of ingehouden, in mindering zal worden gebracht op de duur van de bijkomende straf.
Deze uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof en is mondeling gewezen door mr. F.C.J.E. Meeuwis. De uitspraak is gedaan op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 23 maart 2022.