Er is niet voldaan aan het bewijsminimumvoorschrift van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van de (onbetrouwbare) verklaringen van aangever [slachtoffer] is geen enkel steunbewijs voorhanden in het dossier.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Betrokkenheid verdachte en medeverdachte [medeverdachte]
Tijdens zijn verhoren bij de politie, ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft medeverdachte [medeverdachte] telkens verklaard dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. In de kern komen zijn verklaringen ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep erop neer dat hij en de verdachte de Seat Ibiza hebben gehuurd en zij daar beiden gebruik van maakten, dat zij in de nacht van het incident omstreeks 01.00 uur of 01.30 uur een bestelling hebben geplaatst bij [bedrijf 3] , een dönerzaak, in Roosendaal, hun bestelling daar hebben opgehaald met voornoemde Seat Ibiza en dat de verdachte hem vervolgens heeft afgezet en de auto heeft meegenomen.
Ook de verdachte heeft verklaringen afgelegd omtrent het tenlastegelegde tijdens zijn verhoren bij de politie, ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep. In de kern komt de inhoud van zijn verklaringen erop neer dat hij en de medeverdachte [medeverdachte] gebruik maakten van de door hen gehuurde Seat Ibiza en dat hij en de verdachte de avond voor het tenlastegelegde bij [bedrijf 3] in Roosendaal zijn geweest. De verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij na het bezoek aan [bedrijf 3] medeverdachte [medeverdachte] heeft afgezet en dat hij vervolgens de Seat Ibiza onder bedreiging heeft moeten afstaan nabij de straat van zijn ouders, [straatnaam] De verdachte heeft verklaard dat dit zich omstreeks 22.00 uur à 23.00 uur heeft afgespeeld en dat hij vervolgens is gaan gamen op zijn laptop.
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat dit alternatief geschetste scenario door de verdachte ongeloofwaardig is. De door de verdachte afgelegde verklaringen bevatten op verschillende punten tegenstrijdigheden. Zo heeft hij bij de politie verklaard dat hij zijn auto heeft moeten afstaan aan één persoon, ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat het om twee personen ging en ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard zich niet te kunnen herinneren om hoeveel personen het gaat. Daarnaast heeft hij bij de politie een signalement gegeven van de persoon die de auto van hem heeft afgenomen, terwijl hij ter terechtzitting in hoger beroep geen beschrijving meer kon geven van deze persoon. Tevens heeft hij op 4 januari 2020 bij de politie verklaard dat hij zijn laptop bij zijn oma heeft opgehaald en vervolgens naar zijn ouders is gegaan om te gamen, terwijl hij later heeft verklaard dat hij direct na het afzetten van de verdachte naar zijn ouders is gegaan. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij die nacht koffie heeft gezet voor zijn moeder, terwijl uit de verklaring van de moeder van de verdachte, getuige [getuige 1] , volgt dat zij de verdachte die nacht niet heeft gezien. Tot slot heeft de verdachte bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij met niemand heeft besproken dat de auto hem was afgenomen, terwijl hij ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij contact heeft opgenomen met het verhuurbedrijf.
Voorts is het hof van oordeel dat ten aanzien van het alternatief geschetste scenario ieder begin van aannemelijkheid ontbreekt, nu hiertoe in het politiedossier geen enkele aanwijzing te vinden is. Niet is gebleken dat de verdachte enige actie heeft ondernomen om het gestelde afnemen van zijn auto te melden aan bijvoorbeeld het verhuurbedrijf of de politie. Daarnaast is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat hij bij de woning van zijn ouders is geweest, nu, zoals hiervoor al vermeld, zijn moeder heeft verklaard hem niet gezien te hebben en dit op grond van het onderzoek aan de laptop van de verdachte ook niet kan worden bevestigd. Uit dit onderzoek is enkel gebleken dat om 01.03 uur is ingelogd op deze laptop. Het hof is echter van oordeel dat het feitelijk onmogelijk is dat de verdachte degene is geweest die heeft ingelogd op de laptop, zoals hierna zal worden overwogen.
Op grond van een analyse van de historische telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte] kan worden vastgesteld dat hij in de nacht van 29 december 2019 heeft gebeld naar het bedrijf [bedrijf 3] , gevestigd aan de [adres 4] . Dit telefoongesprek heeft om 00.57 uur plaatsgevonden en heeft 55 seconden geduurd.
Op grond van de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en de historische telefoongegevens van [medeverdachte] concludeert het hof dat kan worden vastgesteld dat nadat de medeverdachte [medeverdachte] op 29 december 2019 om 00.57 uur telefonisch een bestelling had gedaan bij [bedrijf 3] , gevestigd aan de [adres 4] , zij hier samen in de Seat Ibiza, welke door de medeverdachte werd gehuurd, naartoe zijn gereden. Volgens de Routeplanner van ANWB, wat een algemeen toegankelijke bron betreft, bedraagt de afstand tussen de [adres 4] en [straatnaam] te Roosendaal, waar zich volgens de verdachte de laptop zou bevinden, 1,8 kilometer en is dit 6 minuten rijden. Hierbij merkt het hof op dat de verdachte en [medeverdachte] zich nog naar de [adres 4] moesten begeven op het moment dat door hen om 00.57 uur de bestelling werd geplaatst, dat zij vervolgens hun bestelling bij [bedrijf 3] moesten ophalen, dat de verdachte [medeverdachte] nog moest afzetten, om vervolgens naar [straatnaam] te rijden waar hij onder bedreiging de Seat Ibiza heeft moeten afstaan en vervolgens nog moest inloggen op zijn laptop. Gelet hierop is het hof van oordeel dat het feitelijk onmogelijk is dat de verdachte degene is geweest die om 01.03 uur ingelogd heeft op zijn laptop.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven.
Hoewel uit het dossier niet kan worden opgemaakt op welke locatie de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich bevonden ten tijde van het telefoongesprek om 00.57 uur, volgt uit hun verklaringen wel dat zij naar [bedrijf 3] aan de [adres 4] zijn gereden teneinde de door hen gemaakte bestelling op te halen. Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich minder dan één uur voor het schietincident, wat heeft plaatsgevonden omstreeks 01.55 uur, tezamen in de bij dit schietincident gebruikte Seat Ibiza bevonden, op een, volgens de Routeplanner van de ANWB, afstand van 2,9 kilometer.
Tussenconclusie
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] extra kritisch bekeken dient te worden, gelet op het langer lopend conflict tussen medeverdachte [medeverdachte] en [slachtoffer] . Echter, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, te weten de omstandigheid dat de verklaringen van [slachtoffer] door objectieve onderzoeksbevindingen wordt ondersteund, dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] geen alibi hebben en dat zij zich minder dan één uur voor het schietincident tezamen in de bij hen in gebruik zijnde en bij het schietincident gebruikte Seat Ibiza bevonden in de omgeving van het schietincident, ziet het hof geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de herkenning door [slachtoffer] van de verdachte en [medeverdachte] en worden de verklaringen van de verdachte en [medeverdachte] terzijde geschoven. Gelet op al de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich ten tijde van het schietincident en de daaropvolgende achtervolging in de Seat Ibiza hebben bevonden en derhalve de chauffeur en de schutter betreffen.
Uit het voorgaande volgt dat de verweren van de verdediging met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde, zoals hiervoor onder I en II weergegeven, geen verdere bespreking behoeven. Dit geldt ook voor het verweer van de verdediging, zoals hiervoor weergegeven onder V, dat aangever [slachtoffer] het schietincident in scene heeft gezet, nu het hof de verklaringen van [slachtoffer] geloofwaardig acht. Ten overvloede merkt het hof op dat ieder begin van aannemelijkheid ontbreekt met betrekking tot deze stelling van de verdediging.
Zoals hiervoor overwogen, is het hof van oordeel dat de verdachte geen alibi heeft en dat het feitelijk onmogelijk is dat hij degene is geweest die op 29 december 2019 om 01.03 heeft ingelogd op zijn laptop, waardoor het verweer van de verdediging, zoals hiervoor weergegeven onder VI, ook geen verdere bespreking behoeft. Daarbij overweegt het hof ten overvloede dat het hof geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de verklaring van de moeder van de verdachte, getuige [getuige 1] . Het verweer zoals hiervoor verwoord onder VIII behoeft ook geen verdere bespreking, nu uit het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat er wel degelijk steunbewijs is voor de verklaring van aangever [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging, zoals hiervoor weergegeven onder III, dat de omstandigheid dat in de Seat Ibiza één DNA-spoor van de verdachte is aangetroffen, niet tot het bewijs kan worden gebezigd, behoeft geen bespreking, nu het hof deze omstandigheid niet in de bewijsconstructie heeft opgenomen. Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat stoelt op de stelling dat de omstandigheid dat er geen DNA van de verdachte is aangetroffen op onder andere het stuur ontlastend is, overweegt het hof dat dit verweer geen hout snijdt, nu uit de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] volgt dat zij zich in die Seat Ibiza hebben bevonden en het hof vermag derhalve niet in te zien wat de relevantie is van het niet meer aantreffen van DNA van de verdachte. Tot slot overweegt het hof met betrekking tot de omstandigheid dat van de verdachte geen DNA op de hulzen is aangetroffen dat dit niet ontlastend is, nu de verdachte bijvoorbeeld ook handschoenen kan hebben gedragen ten tijde van het laden van het vuurwapen of dat medeverdachte [medeverdachte] het vuurwapen met handschoenen heeft geladen.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging, zoals hiervoor weergegeven onder IV, dat de verklaring van de verdachte steun vindt in het dossier overweegt het hof dat, zoals hiervoor overwogen, het hof de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde heeft geschoven. De omstandigheid dat in de Seat Ibiza ook DNA van een verder onbekend gebleven persoon is aangetroffen, maakt dit niet anders, nu de Seat Ibiza een huurauto betrof en hieraan naar het oordeel van het hof derhalve geen conclusies kunnen worden verbonden. Ook het aantreffen van een tracker/baken bij het takelbedrijf leidt, gelet op het vorenstaande, niet tot een ander oordeel.
Het standpunt van de verdediging, zoals hiervoor weergegeven onder VII, dat in de verklaringen van de getuige [getuige 2] geen steun kon worden gevonden voor de betrokkenheid van de verdachte, behoeft geen bespreking nu het hof deze verklaringen niet tot het bewijs heeft gebezigd.
Het hof verwerpt de verweren in al hun onderdelen.
Medeplegen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat als de verdachte niet als feitelijk pleger van het feit kan worden aangemerkt, de verdachte eveneens niet als medepleger van het feit kan worden beschouwd. Er is in het dossier geen bewijs voorhanden waaruit een samenwerking of een substantiële rol dan wel bijdrage van de verdachte aan het schietincident blijkt. Een nauwe en bewuste samenwerking of een bepaalde rol van de verdachte kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen geldt als uitgangspunt dat de uitleg van dit begrip vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeplegers. Dat vergt bij bewezenverklaring van medeplegen aan het tenlastegelegde delict dat er bij de verdachte sprake dient te zijn van een – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft het hof vastgesteld dat de verdachte de bestuurder van de Seat Ibiza is geweest en dat medeverdachte [medeverdachte] als bijrijder in deze auto zat. Beide verdachten hebben substantiële handelingen verricht in het hiervoor weergegeven feitencomplex. De verdachte heeft de Seat Ibiza naast de auto van de aangever gezet, waarna door [medeverdachte] op de auto van aangever [slachtoffer] is geschoten. Hierop is aangever [slachtoffer] met zijn auto gevlucht en is door de verdachte de achtervolging ingezet, waarbij hij de auto van de aangever meerdere keren heeft geramd, terwijl deze door de verdachte werd beschoten.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, om van medeplegen te kunnen spreken.
Het hof verwerpt het verweer.
Poging doodslag
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht er geen enkel bewijs voorhanden is dat er sprake was van opzet om raak te schieten en dat er sprake is van bedreiging ex artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen niet ten laste is gelegd.
Uit het voorgaande blijkt dat het hof van oordeel is dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich ten tijde van het schietincident en de daaropvolgende achtervolging in de Seat Ibiza hebben bevonden en derhalve de chauffeur en de schutter betreffen.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk de bedoeling – en daarmee vol opzet – hadden om [slachtoffer] van het leven te beroven. De medeverdachte [medeverdachte] heeft als bijrijder van dichtbij enkele keren in de richting van [slachtoffer] geschoten, terwijl hij zijn auto aan het inparkeren was. Hierbij zijn in het portier van de bestuurderszijde twee schotbeschadigingen aangetroffen, waarvan één beschadiging zich ongeveer in het midden van het portier bevond. Bovendien is ter hoogte van de verstelgrendel van de bestuurdersstoel in het zitkussen een ronde beschadiging aangetroffen, evenals aan de rechter voorzijde van het zitkussen, waarvan geconcludeerd kan worden dat het een doorschotbeschadiging betrof van de eerder genoemde schotbeschadiging ongeveer midden in het portier. Het met een vuurwapen meermalen op korte afstand gericht schieten op de bestuurderskant van de auto van [slachtoffer] , op de plek waar [slachtoffer] zich op dat moment bevond, is naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat dit niet anders kan worden geduid dan als een bewust handelen gericht op het doden van [slachtoffer] . Daar komt bij dat niet enkel op dat moment op de auto van [slachtoffer] schoten zijn gelost. Nadat [slachtoffer] is gevlucht in zijn auto, is tijdens de achtervolging, waarbij de Seat Ibiza voorts diverse keren de auto van [slachtoffer] heeft geramd, de auto van [slachtoffer] nog door tenminste één kogel geraakt. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het opzet van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] was gericht op de dood van [slachtoffer] .
Eindconclusie
Op grond van al het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 29 december 2019 te Roosendaal schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op aangever [slachtoffer] .
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt: