Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De zaak in het kort
2.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/378723 / KG ZA 22-51)
3.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het exploot van anticipatie van de vrouw;
- het verzoek om spoedappel met bijlagen van de vrouw;
- de memorie van grieven met producties 1 t/m 4;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties 1 t/m 18;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties 6 t/m 15;
- de bij brief van 22 juni 2022 door de vrouw toegezonden producties 19 t/m 31;
- de bij H12-formulier van 1 juli 2022 door de man toegezonden producties 16 t/m 18 en inventarisatiestaat;
- de bij H12-formulier van 5 juli 2022 door de vrouw toegezonden producties 32 t/m 35;
- de mondelinge behandeling, waarbij mr. Onderdonck een pleitnota heeft overgelegd.
4.De beoordeling
vrouw(in conventie), samengevat:
manvordert in reconventie, voor zover van belang en samengevat, de vrouw te bevelen om de man:
- haar vorderingen onder V, VI, VIII en IX zoals in haar dagvaarding eerste aanleg geformuleerd, alsnog toe te wijzen;
- de man te veroordelen om een bedrag van € 613,08 aan de vrouw te voldoen;
- te gelasten dat de man maandelijks aan de Rabobank met ingang van de maand april 2022 dient te voldoen een bedrag van € 306,54 gelijk aan de helft van de maandelijks aan de bank verschuldigde hypotheekrente.
manstelt dat de voorzieningenrechter het verbod op partiële verdeling heeft genegeerd. Behalve de woning, dienen ook andere zaken te worden verdeeld, zoals de trouwgeschenken en de tijdens het huwelijk gemaakte foto’s.
vrouwheeft gemotiveerd verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt. In deze zaak is, anders dan de man betoogt, van een partiële verdeling geen sprake. Partijen hebben bij huwelijkse voorwaarden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten.
manstelt dat de voorzieningenrechter de grondslag van de vordering van de vrouw (om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de opdracht tot dienstverlening bij verkoop aan makelaarskantoor [[Y]] te ondertekenen) heeft verlaten.
vrouwheeft gemotiveerd verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt.
voorzieningenrechterheeft als volgt geoordeeld:
manis het hier niet mee eens. Hij voert aan dat het in strijd is met de wilsovereenstemming als hij wordt verplicht akkoord te gaan met een overeenkomst waarvan de voorwaarden onbekend zijn en waarbij in geval van niet ondertekening van de koopovereenkomst een veroordeling in de plaats treedt van de wilsverklaring. Daarbij worden de makelaar disproportionele bevoegdheden toegekend.
vrouwheeft gemotiveerd verweer gevoerd.
hofis van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht en op goede gronden, die het hof na zelfstandige beoordeling overneemt en tot de zijne maakt, de man heeft verplicht tot medewerking aan het ondertekenen van de koopovereenkomst en die verplichting op een juiste wijze heeft ingekaderd. Het hof ziet dit bevestigd in de handelwijze van de man na het bestreden vonnis, zoals blijkt uit rov. 4.3. De stelling van de man dat het oordeel van de voorzieningenrechter in strijd is met het beginsel van wilsovereenstemming, , berust gelet op het bepaalde in art. 3:300 BW (waar de vrouw een beroep op heeft gedaan) op een onjuiste rechtsopvatting en leidt daarom niet tot een ander oordeel. In het licht bezien van art. 3:300 BW heeft de voorzieningenrechter aan de makelaar geen disproportionele bevoegdheden toegekend. De grieven III en IV falen.
vrouw. Zij voert het volgende aan.
manheeft verweer gevoerd. Volgens hem is het juist de vrouw die structureel overleg weigert. Zo heeft zij onder meer de door hem gecontacteerde makelaar [[C]] , die beiden goed kennen, terzijde geschoven.
hofoverweegt als volgt. De man heeft bij de mondelinge behandeling desgevraagd bevestigd dat hij niet heeft gereageerd op de berichten van [[XX]] en verklaard dat hij niet weet of hij aan de levering van de woning zal meewerken. Het hof zal de vorderingen van de vrouw die strekken tot de medewerking van de man aan de levering van de woning (die in het kader van de verdeling daarvan dient te worden verkocht aan een derde, zie rov. 4.8.1. hiervóór) daarom toewijzen. Grief I van de vrouw slaagt.
voorzieningenrechterheeft de vordering van de vrouw om de man te veroordelen om, kort gezegd, aan haar zijn aandeel in de woonlasten van de woning te betalen met ingang van 1 januari 2022 tot de woning zal zijn verkocht en geleverd, afgewezen. De
vrouwvoert hiertegen het volgende aan.
manheeft het volgende verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt.
voorzieningenrechterheeft geoordeeld dat de vrouw in voldoende mate invulling heeft gegeven aan de informatieverplichting die bij beschikking van 3 augustus 2021 aan de vrouw is opgelegd. De
manvoert daartegen het volgende aan.
hofoverweegt als volgt.
manheeft verweer gevoerd. Met het kort geding streeft hij een gerechtvaardigd belang na, namelijk een hoge netto-opbrengst van de woning. Dit is ook in het belang van de vrouw.
hofziet in hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht geen grondde man te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.. Het staat de man ook vrij van een vonnis in kort geding in hoger beroep te komen en van misbruik van procesrecht, zo stelt het hof vast, is geen sprake..